MAANDAG 20 FEBRUARI" 1939.
45
Gemeentebegröoting Algcmeenc beschouwingen,
(van Eek.)
over de bezwaren wenscht heen te stappen, al deelt spreker
dit standpunt niet. Liever zag spreker, dat men met de uit
voering van werken in werkverschaffing ophield en het werk,
dat er nog is, gebruikte om niet alleen de arbeiders een be
hoorlijk loon te laten verdienen, maar ook een verbetering
van den algemeenen economischen toestand te verkrijgen.
Bovendien worden dikwijls arbeiders aan het werk gezet,
die daarvoor volslagen ongeschikt zijn. In het Weekblad
voor Gemeentebelangen van 11 November 1938 schrijft de
directie van de Bedrijfsvereeniging voor Ziekengeldver
zekering van Nederlandsche Gemeenten het volgende:
,,Het komt voor, dat door gemeenten werklooze personen
in de werkverschaffing worden geplaatst, die daarvoor
lichamelijk ongeschikt zijn. Zij zijn al ziek, als zij het werk
in de werkverschaffing beginnen (en in zoo'n geval kan de
Raad van Arbeid of de bedrijfsvereeniging uitkeering van
ziekengeld weigeren op grond van art. 53, la. der Ziektewet)
of zij gaan gezond naar de werkverschaffing, maar beginnen
daar al spoedig te sukkelen, omdat hun constitutie zich niet
tot zwaren physieken arbeid leent. Hun vroegere werkkring
bracht nu eenmaal heel ander werk mee. Een kellner, een
kantoorbediende, een sigarenmaker, een kapper, wiens
krachten misschien nog bovendien tengevolge van een periode
van werkloosheid geleden hebben, moet welhaast ziek worden,
als men hem aan graafwerk zet."
En dan worden 15 gevallen genoemd, waarin menschen
schade hebben geleden aan hun gezondheid, doordat zij ver
plicht waren in de werkverschaffing te gaan. Men moet zich
dus zooveel mogelijk verzetten tegen het verrichten van werk
in werkverschaffing. Wanneer het een werk betreft, dat
totaal in het belang van de werklooze arbeiders ter hand
genomen wordt, en de arbeiders krijgen behoorlijke loonen
en behoorlijke rechten, dan wil spreker wel over zijn bezwaren
heenstappen, maar waar het in Nederland een systeem is
geworden, waar feitelijk de vakarbeiders van werk verstoken
zijn doordat hun dat werk door de werkverschaffing uit de
hand genomen en ontnomen wordt, is spreker daarvan een
tegenstander, om gewoon werk in werkverschaffing te doen
uitvoeren.
Bestrijding der werkloosheid is ook het beste middel ter
verdediging tegen het fascisme. Wiïk, vroeger secretaris van
de sociaal-democratische partij in Finland, heeft in de Ar
beiderspers aangaande Finland het volgende verklaard:
„Wij hebben geen werkloosheid meer. En wij hebben dus
ook weinig fascisten meer, die vroeger in Finland een groote
macht vertegenwoordigden."
Niet alleen dus ter bevordering van de welvaart, maar ook
ter bestrijding van het fascisme en van de geweldsleer, moet
men trachten zooveel mogelijk menschen, tegen behoorlijke
loonen, aan het werk te krijgen.
Voorts zal men moeten ijveren voor het behoud van de
grondwettelijke rechten van vereeniging en vergadering, ge-
dachtenuiting en verzekering van gelijke rechten voor alle
geestesrichtingen. Die grondrechten beschouwen niet alleen
de sociaal-democraten, maar alle Nederlanders in het alge
meen als natuurlijke rechtenelke inbreuk op die grondrechten
acht men in Nederland in het algemeen zeer onrechtvaardig.
Die rechten ontbreken echter in dictatuurstaten, niet alleen
in fascistische staten, maar zelfs in een land als Rusland.
De vruchtbaarheid van den parlementairen arbeid, waarop
de wapens van het fascisme zich dikwijls richten, zal door het
werken van de contact-commissies worden vergroot.
Thans gaat spreker niet verder op dit punt in, omdat de
zaak van de contact-commissies in behandeling is bij een
commissie, waarvan spreker deel uitmaakt.
Men moet bij het verhuren van zalen, het toesta'an van
betoogingen en optochten, het doen van benoemingen geen
onderscheid maken tusschen de verschillendegeestesrichtingen.
Spreker is geen voorstander van het houden van optochten
op eiken Zondag, want hij is voorstander van Zondagsrust.
Het houden van optochten op Zondag moet zooveel mogelijk
worden beperkt, maar spreker komt er tegenop, dat men niet
gelijke rechten toekent aan de ingezetenen van verschillende
richtingen. De Grondwet (artikel 176) neemt, een vrij ruim
standpunt in, dat waardeering verdient, maar de tijden zijn
na de totstandkoming der Grondwet veranderd. Behalve de
belijders der onderscheidene godsdienstige godsdiensten zijn
er nog reeksen van andere ingezetenen. Bij de laatstgehouden
volkstelling is gebleken, dat 1 millioen ingezetenen niet be
lmoren tot een kerkgenootschap; hebben zij geen recht en
gelijke aanspraak op het bekleeden van waardigheden, ambten
en bedieningen? Sedert de totstandkoming van de Grondwet
zijn de omstandigheden veranderd en het gaat niet aan, dat
een deel van de bevolking feitelijk den geheelen Zondag voor
zich opeischt door te willen, dat de geheele bevolking den
Zondag besteedt op de wijze, die dit deel gewenscht acht; dit
Gemecntebegrooting Algemeene beschouwingen,
(van Eek e.a.)
grijpt te sterk in in de persoonlijke vrijheid. Het houden van
optochten op de Zondagvoormiddagen kan den kerkgangers
last veroorzaken. Het voorstel is echter zeer tegemoetkomend,
waar het zich bepaalt tot de Zondagnamiddagen. Een be
langrijk deel van de Katholieke bevolking van het land houdt
ook een deel van zijn optochten op Zondag.
Men beroepe zich in dezen niet op de Zondagswet, want
zij wordt nergens gehandhaafd. Er is geen gemeente, waar
men voor het verrichten van openbaren arbeid toestemming
moet vragen, maar overal licht men de hand met deze be
paling. Men dient niet een wet op zijde te zetten, omdat zij
moeilijk te handhaven is, maar met een wet, die niet gehand
haafd wordt, kan men overal de hand lichten, hetgeen ook
gebeurt. Spreker is er echter wel voorstander van, dat allen
gelijke rechten hebben, ook bij benoeming in de verschillende
commissies. Er was vroeger een tijd, dat alleen liberalen ge
schikt werden geoordeeld om deel uit te maken van de com
missies; voor anderen was het toen zeer moeilijk om toegang
te verkrijgen. Dit is nu anders; de rechten der sociaal-demo
craten in dit opzicht zijn erkend, al hebben zij daarvoor wel
strijd moeten voeren. De sociaal-democraten worden bij be
noemingen niet geweerd, maar toch wil spreker even vermelden
hetgeen bij de laatste benoeming van leden van de commissie
voor het middelbaar onderwijs is gebeurd, toen er verschil
lende vacatures moesten worden vervuld. Een van de leden
van de anti-revolutionnaire partij heeft spreker toen gevraagd,
of hij het niet gewenscht achtte, dat die commissie wordt
samengesteld uit personen van verschillende geestesrichtingen.
Spreker heeft dat goedgekeurd; de fracties hebben toen haar
candidaten aangewezen; de Raad heeft daartegen geen be
zwaren gemaakt; zonder slag of stoot zijn die personen ge
kozen. Daarmede was bij die benoeming vastgesteld, dat die
commissie moest worden samengesteld naar de verschillende
geestesrichtingen; de Raad heeft dat goedgekeurd.
De Voorzitter vraagt of daaromtrent ooit een voorstel is
gedaan.
De heer van Eek zegt, dat de Raad zonder één woord die
benoeming goedgekeurd heeft. Wanneer er eenig bezwaar
tegen was geweest, dan zou men daartegen wel opgekomen
zijn; men vond het echter natuurüjk.
De Voorzitter zegt, dat volgens den heer van Eek zelf er een
praatje gehouden is tusschen een ander lid en hemzelf; de
Raad wist er niets van.
De heer van Eek zegt, dat dit toch niet geschied zal zijn
zonder overleg met de anti-revolutionnaire fractie. Maar de
Raad heeft tegen een dergelijke samenstelling van deze
commissie geen enkel bezwaar gemaakt, en deze aanvaard.
De Voorzitter zegt, dat de Raad personen heeft gekozen,
en niet beginselen heeft vastgesteld.
De heer van Eek wijst vervolgens op het feit, dat in het
College van Curatoren voor het Gymnasium geen sociaal
democraat zitting heeft. Naar aanleiding van de voorlaatste
benoeming van een Curator hebben de sociaal-democraten
aan Curatoren medegedeeld, dat naar hun meening ook tot.
Curator zou moeten worden benoemd iemand van socialis
tische richting. Curatoren hebben daarvan wel nota genomen,
maar geantwoord, dat dat. alleen mogelijk was, wanneer
daarvoor een theoloog beschikbaar was; zij hebben toen een
aanbeveling ingediend, waarop geen sociaal-democraat voor
kwam. Bij de discussie over deze benoeming is er op gewezen,
dat dit, was het brengen van politiek in de benoemingen. Het
is eigenaardig, dat in dit politiek lichaam de politiek altijd
minderwaardig wordt genoemd. Onder politiek verstaat
spreker: met publieke maatregelen dienen het algemeen
belang. Niets minderwaardigs dus, maar hier verstaat men
onder politiek altijd kuiperijen e.d. Dit is echter niet gebeurd
bij de commissie voor het middelbaar onderwijs. Ook toen
werd niet de vraag gesteld, of de candidaat wel geschikt
was; de Raad heeft overgenomen den candidaat, die door
verschillende richtingen gesteld was.
Men heeft dit vanzelf goedgevonden.
Bij dit meten met twee maten wenschen de sociaal-demo
craten zich niet neer te leggen. Hojjelijk zal sprekers fractie
bij een volgende gelegenheid een anderen candidaat kunnen
aanbevelen, maar zij handhaaft den eisch van vertegen
woordiging der sociaal-democratische richting in het College
van Curatoren van het Stedelijk Gymnasium. Een reden te
meer hiervoor is, dat het Gymnasium op het oogenblik bij na
uitsluitend door personen uit de gegoede klasse wordt bezocht,
en in zekeren zin onwillens een klasse-instelling is. De sociaal-