60
MAANDAG 20 FEBRUARI 1939.
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Berg crs c.a.)
te verminderen. Men moet het tarief niet verlagen met b.v.
0.50; dat zet geen zoden aan den dijk; daar wordt de con
sument niet heter van. Door een verlaging van het tarief
met de helft zou de werkgelegenheid vergroot worden; de
markt zou er beter van worden en er zouden ook meer be
drijvigheid en ook inkomsten voor het Slachthuis zijn.
Spreker vraagt den sociaal-democraten om, wanneer een
dergelijk voorstel hier komt, daarvoor te stemmen; immers,
zij zeggen toch altijd, dat men moet trachten de prijzen van
de consumptie-artikelen zooveel mogelijk te verlagen.
Spreker vond de opmerking, die Dr. Horst heeft gemaakt
over de schoolkindervoeding, welke uitlating door den heer
van Weizen besproken is, niet vleiend voor de bestuursleden
van de Vereeniging voor Schoolkindervoeding en -kleeding;
deze bestuursleden doen dit werk geheel belangeloos; zij
verrichten daarvoor veel werk en dan is het niet aangenaam,
een opmerking van Dr. Horst te krijgen, die kant noch wal
raakt. Spreker begrijpt niet waarmede Dr. Horst zich in
dit geval bemoeit; spreker vermoedt dat het zit in het feit,
dat Dr. Horst indertijd voor den Geneeskundigen en Gezond
heidsdienst bij de schoolkindervoeding ingeschakeld is geweest.
Vermoedelijk is deze kleine veete eenigszins de oorzaak
er van. Een dergelijke opmerking vindt spreker voor de
Commissie niet vleiend, terwijl hij had vermoed, dat de
Directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen- en
Gezondheidsdienst wel respect voor bet werk dezer Com
missie zou hebben.
Mevrouw Braggaar wist, dat de melkverstrekking, zij het
niet op alle scholen en niet aan alle kinderen, reeds plaats
vond, maar wilde gaarne vernemen, hoeveel scholen er op
liet oogenblik bij betrokken zijn. Bovendien acht spreekster
het van belang, dat de melk niet alleen aan de kinderen van
gesteunden, maar aan alle kinderen uit gezinnen, waar gebrek
aan voeding bestaat, wordt verstrekt en daarom hoopt zij,
dat de Wethouder thans een ander antwoord kan geven dan
zij in de Memorie van Antwoord op haar vragen heeft gekregen
en hij zich bereid wil verklaren om zooveel mogelijk er toe
mede te werken, dat de maatregel ingang vindt.
Het heeft spreekster voldoening geschonken, dat in het
sectie-verslag niet tot uitdrukking is gekomen de gedachte,
door den heer Knibbe bij de behandeling van het voorstel
tot verlenging van de proef met den schoeiseldienst in den
Raad uitgesproken, dat de steunverleening de vaders en
kinderen van groote gezinnen werkschuw maakt. Dat van
werkschuwheid geen sprake is, kan blijken uit een ingezonden
stukje, dat in een der dagbladen is verschenen korten tijd,
nadat de heer Knibbe zijn opmerking in den Raad had ge
maakt, en waarin wordt gezegd, dat tallooze werkloozen zich
na den zwaren sneeuwval bij de groote inrichtingen als de
coöperatie „Vooruit", de melkinrichting „De Landbouw" en
de Leidsche Broodfabriek hebben aangemeld voor het ver
richten van sleeperswerk. Voor dit werk ontvingen deze
menschen 0.50 per uur, wraarvan 2/3 van het steunbedrag
wordt afgetrokken, zoodat practisch voor dit zware werk aan
deze dikwijls onvoldoende gevoede menschen 0.17 per uur
betaald wordt. Spreekster hoopt, dat de heer Knibbe hierdoor
tot het inzicht zal komen, dat hij door dit te zeggen vele
menschen verkeerd heeft beoordeeld.
In het Algemeen Verslag wordt ook bezorgdheid uitge
sproken over dezen tijd. Geldt die bezorgdheid uitsluitend
de financiën van de gemeente of geldt ze ook den nood en
het lot van de werkloozen1? Zoowel voor de Overheid als voor
de werkloozen is het een moeilijke tijd; hoe langer de werk
loosheid duurt, des te moeilijker wordt het voor de Overheid,
maar des te slechter wordt ook de toestand van de werk
loozen, die reeds jarenlang soms met werkloosheid te kampen
hebben.
Ook is in het Algemeen Verslag de opmerking gemaakt,
dat toch ook de sociaal-democratische Wethouders, nu zij
vier jaren zitting hebben gehad in het College van Burge
meester en Wethouders, geen kans hebben gezien van een
gulden een rijksdaalder te maken. Het is spreekster ten
eenen male onbekend, waarop deze opmerking berust, want
noch door de sociaal-democratische fractie, noch ook door
de sociaal-democratische Wethouders is ooit gezegd, dat zij
wèl van een gulden een rijksdaalder konden maken. Tegen
dit naïeve gezegde komt spreekster dus op. De sociaal
democratische Wethouders kunnen, niettegenstaande den
door de Regeering uitgeoefenden drang, toch met voldoening
op deze vierjarige periode terugzien. De heer Wilmer erkende,
dat de sociaal-democratische Wethouders ijverig gewerkt
hebben, maar toch was er volgens hem niet zooveel verschil
met vorige Colleges. Gm dit te kunnen beoordeelen, zou men
eigenlijk de notulen van de Gemeentelijke Commissie voor
Maatschappelijk Hulpbetoon van eenige jaren terug moeten
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Braggaar.)
vergelijken met de notulen, zoo als die tegenwoordig zijn;
dan zou men eigenlijk pas goed het verschil kunnen zien.
De geest bij Maatschappelijk Hulpbetoon is zeker heel wat
veranderd. Hoewel de Wethouder van Sociale Zaken niet
vrij is te doen hetgeen hij nog noodig en gewenscht zou achten,
heeft hij er toch kans toe gezien het overwerk bij den Dienst
van Maatschappelijk Hulpbetoon, dat zeer groote afmetingen
had aangenomen, te beëindigen. Het is toch de sociaal
democratische Wethouder van Sociale Zaken geweest, die de
stuwende kracht is geweest om er voor te zorgen, dat de
werkloozen en hun kinderen gelegenheid kregen tot het nemen
van baden.
Ook de Schoeiseldienst is onder het beleid van een sociaal
democraat tot stand gekomen. Wie zich herinnert, wat inder
tijd over de Werkinrichting voor Blinden is gezegd en nu
kennis neemt van wat door de Gemeentelijke Commissie voor
Blindenzorg wordt gedaan, kan ook op dit punt een groote
verbetering constateeren.
De uitgaven van den Dienst voor Sociale Zaken en van
Maatschappelijk Hulpbetoon zijn inderdaad hoog. Dit bewijst,
dat de sociaal-democratische Wethouders doen wat mogelijk
is. Desondanks moet er nog veel verbeterd worden. Er was
dus wel een groote leemte.
In de sectievergaderingen heeft men de opmerking ge
maakt, dat het veelal dezelfde personen zijn, die steeds weer
om kleeding, schoeisel enz. komen vragen, terwijl zeer vele
anderen dit nimmer doen. Dengene, die deze opmerking
plaatste, zou het bekend moeten zijn, dat in de meeste ge
vallen de leden van groote gezinnen om kleeding en schoeisel
vragen en dat aan hun verzoek in verband met de sterke
rantsoeneering niet altijd wordt voldaan, al hebben zij het
gevraagde dikwijls ook hoog noodig. Wie zal zeggen, of zij,
die nimmer kleeding en schoeisel vragen, niet langs een an
deren weg in staat gesteld worden, zich van het noodige
te voorzien?
Gelet op den omvang van den dienst van Maatschappelijk
Hulpbetoon is de steunfraude niet van dien aard, dat daar
over in den Raad behoeft te worden gesproken. Ook in ver
gelijking met wat in andere gemeenten gebeurt, is de fraude
in Leiden niet bijzonder groot. In geval van fraude is de
schuld dikwijls ook te zoeken bij de werkgevers, die misbruik
maken van de steunverleening door te veel werk voor te
weinig geld te laten verrichten.
In den regel wordt een gesteunde van den dienst van
Sociale Zaken naar den dienst van Maatschappelijk Hulp
betoon overgebracht, als hij iets misdreven heeft, zoodat de
overbrenging als strafmaatregel is te beschouwen. Bij de
overheveling van de 65-jarige werkloozen en de zieke werk
loozen is het eenige misdrijf van deze personen, dat zij den
leeftijd van 65 jaar hebben bereikt of ziek geworden zijn.
Het is toch wel heel erg voor deze menschen, dat zij dan op
Maatschappelijk Hulpbetoon terugvallen. Dan moeten deze
menschen het met minder doen, maar hun leven is toch op
dezen steun gebaseerd. Niettegenstaande hun eenige fout is,
dat zij oud zijn, gaat hun steun naar beneden. Dit behoeft
dringend verbetering.
Bij ziekte wordt weliswaar de steunuitkeering nog eenigen
tijd doorbetaald, maar er ontstaat dan toch een tekort, door
dat dan de zelfstandige steun aan inwonende kinderen achter
wege blijft. Dit kan tot gevolg hebben, dat iemand, die ziek
is, langer op de been blijft of eerder opstaat dan wenschelijk
is, waarvan weer groote ellende voor het gezin het gevolg
kan zijn.
Er is nog gesproken over degenen, die den hoogsten steun
krijgen; die zouden het minst werk krijgen. Dit zou de ge
dachte kunnen wekken, dat dezen het minst hard zouden
loopen om werk te krijgen. Dit is echter ook onjuist. Zij,
die den laagsten steun krijgen, zijn in dienst geweest bij de
patroons, die het laagst betalen. Het ligt dus niet aan de
gesteunden, maar aan de patroons, die te weinig loon betalen.
Spreekster is het volkomen eens met het standpunt, dat
het College zooveel mogelijk moet tegengaan het vervullen
van nevenbetrekkingen, het werken door gepensionneerden
waar de werkloosheid hier zoo buitengewoon groot is, moet
het toch wel tegen de borst stuiten wanneer men ziet, dat
menschen, die een voldoende pensioen hebben, daarnaast
toch nog een of andere betrekking krijgen. Spreekster erkent:
het zijn meestal wel geen volledige betrekkingen, maar ook
in dit geval geldt: vele kleintjes maken een groote. Het
College moet ook in dit geval het voorbeeld geven en, als
er werk is, dit allereerst geven aan hen, die geen werk hebben
en er toch naar snakken.
Men heeft zijn verwondering uitgesproken, dat de Wet
houder van Sociale Zaken nog niet gekomen is met een spaar
regeling voor de door Maatschappelijk Hulpbetoon gesteun
den. Toen de spaarregeling van Minister Romme in dezen