MAANDAG 20 FEBRUARI 1939. 69 Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Snel.) overleg te plegen inzake deze materie, waardoor dan de ge vreesde moeilijkheden allicht hadden kunnen worden voor komen? Burgemeester en Wethouders willen nu met het uit brengen van praeadvies op sprekers motie wachten totdat het ontwerp van de Wet Autovervoer Personen zal zijn verschenen, waarin deze materie duidelijker is omschreven, spreker erkent dit, dan in het R.A.P. Spreker neemt daar mede genoegen, maar dringt er sterk op aan dat, indien mogelijk, binnen den kortst mogelijken tijd werkgevers en werknemers door het gemeentebestuur worden bijeengeroepen, ter bespreking en zoo mogelijk vaststelling van de loonen en arbeidsvoorwaarden. Deze weg is in verschillende gemeen ten gevolgd, veelal niet zonder succes. Vele werkgevers en werknemers en ook anderen, die bij het taxibedrijf betrokken zijn, zijn overtuigd dat de tegenwoordige toestand onhoud baar is, zoowel voor baas als knecht. Spreker uit dan ook de verwachting, dat het College aan zijn verzoek om partijen bijeen te roepen zal voldoen zoodat, wanneer de Wet Auto vervoer Personen, waarin zeer stellig de materie van loonen en arbeidsvoorwaarden wel is geregeld, in werking treedt, deze zaak des te spoediger haar beslag zal kunnen krijgen. Men mag sinds 1937 rekening houden met een kentering in de opvattingen der ondernemers. Ook de overheid zal wel langzamerhand tot de overtuiging zijn gekomen, dat dit bedrijf het niet zonder bindende bepalingen kan stellen. Gemeentebestuur, werkgevers en werknemers dienen in ge zamenlijk overleg maatregelen vast te stellen, die het mogelijk maken tot meer reëele verhoudingen te komen. In de sectievergadering heeft spreker geklaagd over het stroeve werken van den Dienst van Sociale Zaken, die wel volgens de letter, maar niet naar den geest van de steun regeling werkt, waardoor Maatschappelijk Hulpbetoon on- noodig steun moet verleenen. De gesteunden, die voor crisissteun in aanmerking kwamen en door bijzondere omstandigheden denigen tijd door den dienst van Maatschappelijk Hulpbetoon moesten worden gesteund, werden door dezen dienst niet voldoende gecontroleerd en ont vingen daardoor van dezen dienst langer steun dan noodig was. De onvoldoende samenwerking tusschen beide diensten heeft dubbele steunverleening ten gevolge gehad, doordat arbeiders, na ziek te zijn geweest, weer crisissteun ontvingen en de Dienst van Sociale Zaken dit niet mededeelde aan den Diénst van Maatschappelijk Hulpbetoon, die déze arbeiders eveneens steunde. Wel is waar behielden deze arbeiders niet den dubbelen steun, maar dit gemis aan samenwerking had niet mogen voorkomen. Spreker dringt er dan ook bij het College op aan maat regelen te nemen, waardoor de steunregeling bij den Dienst van Sociale Zaken niet alleen volgens de letter, maar ook naar den geest zal worden uitgevoerd en tusschen beide diensten een goede geest van samenwerking zal worden ge schapen, wat tot vermindering van de uitgaven van Maat schappelijk Hulpbetoon zal kunnen leiden. Spreker betreurt het, dat op verlangen van den Minister de maatregel van het tweemaal per dag stempelen voor de losse transportarbeiders moet worden gehandhaafd. Reeds eerder heeft spreker betoogd, dat er geen enkele reden is om deze groep arbeiders in die slechte uitzonderingspositie te plaatsen. Gelden misschien voor Leiden andere maatstaven dan voor Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Haarlem en vele andere plaatsen? Het gaat om de vraag, of het College er van overtuigd is, dat het noodig is dezen maatregel voor deze groep arbeiders te handhaven. Verscheidene van deze menschen hebben reeds jarenlang niet gewerkt, niet alleen ten gevolge van de sterke vermindering van de werkgelegen heid, maar ook doordat andere groepen arbeiders zich op dit werk hebben geworpen. Bouwvakarbeiders, fabrieksarbeiders en metaalbewerkers, al deze groepen arbeiders grasduinen op het terrein van de losse transportarbeiders en nemen het werk weg, waardoor de werkgelegenheid voor de losse trans portarbeiders verminderd is. Deze groepen moeten zich echter eenmaal per dag melden, omdat hun kasreglement dit toe staat, maar dit geldt dan ook alleen maar voor de uitkeering uit de werkloozenkassen. Ten aanzien van de steunverleening staat de zaak anders; de uitvoering daarvan is overgelaten aan Burgemeester en Wethouders, zoodat met eenigen goeden wil (daarom gaat het alleen) ook deze groep arbeiders met eenmaal stempelen kan volstaan. Indien Burgemeester en Wethouders aan den Minister van Sociale Zaken mededeelen, dat het naar hun meening niet noodig is, dat de losse trans portarbeiders tweemaal per dag zich melden, dit in verband met de geringe werkgelegenheid, dan staat voor spreker vast, dat de Minister daartegen geen bezwaar zal hebben, omdat in vele andere plaatsen hetzelfde geschiedt. Het gaat er dus om of het College dit wil doen; gaarne zou spreker op deze vraag een duidelijk antwoord willen hebben. Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Bergers.) De heer Bergers zegt, dat uit het beleid van het College gedurende de laatste periode van vier jaren toch wel ge bleken is dat, nu er twee sociaal-democratische Wethouders in het College zitting hebben, zij toch ook niet hebben kunnen voldoen aan hetgeen zij vroeger den kiezers hebben voor gehouden. Ook zij hebben geen kans gezien van een gulden een rijksdaalder te maken. Men kan veel beloven, maar men moet toch ook trachten hetgeen men belooft eenigszins uit te voeren. Spreker weet wel, dat het een zeer groot verschil maakt, aan welken kant van de tafel men zitde economische toestand heeft daarop ook grooten invloed gehad. Over het algemeen kan men dus over het beleid van het College wel tevreden zijn. Het College heeft niet meer kunnen doen dan het gedaan heeft, hoofdzakelijk omdat de gelden daartoe ontbraken. Het doet spreker genoegen, dat de heer van Eek, blijkens zijn rede van hedenmiddag, zeer veel voor den middenstand gevoelt, maar dan raadt spreker hem aan om ook veel propa ganda te maken om bij den middenstand te koopen en door den middenstand te laten werken; dan werkt hij daaraan daadwerkelijk mede, en niet alleen door woorden. Vroeger stond de middenstand niet zoo gunstig aangeschreven; de tijden veranderen echter en dan moet men de bakens ver zetten. Spreker verheugt zich dus, dat de heer van Eek zooveel voor den middenstand gevoelt; spreker hoopt, dat in de toekomst de daden niet zullen uitblijven. Wat betreft het samengaan van Roomsch-Katholieken en sociaal-democraten, er zal nog heel wat moeten gebeuren en veranderen in de S.D.A.P., wil de nu bestaande klove over brugd kunnen worden, zoodat beide partijen kunnen samengaan. Nu zegt de heer Snel: „we gaan altijd samen naar huis". Spreker weet personen van zaken te scheiden. Helaas kan niet iedereen dit en daarom is het vooral voor zakenmen- schen heel moeilijk zitting in den Raad te nemen. Prin- cipieele tegenstanders behoeven nog niet als mensch vijandig tegenover elkaar te staan. Men moet vooral ook niet de concurrentiezucht in het leven roepen en trachten elkaar te benadeelen. Over de motie van den heer van Eek in zake het houden van optochten met muziek en banieren op Zondagnamiddag (No. 5) behoeft spreker niet veel te zeggen, omdat hij den heer van Eek alle jaren op dit punt van antwoord heeft gediend. Het houden van optochten kan niet bevorderlijk zijn voor de Zondagsrust, waarvan de heer van Eek naar diens verklaring een voorstander is. Men kan te dezen aanzien geen vergelijkingen maken met wat in het Zuiden des lands gebeurt; indien de leden van de Katholieke Raadsfractie daar woonden, zouden zij misschien ook aan optochten op Zondagnamiddag deelnemen. Onder de gemengde bevolking van Leiden zullen ook wel vele geestverwanten van den heer van Eek zijn, die tegen het houden van optochten op den Zondag bezwaar hebben, want de menschen werken zes dagen van de week en willen des Zondags wel een andere ontspanning hebben dan te vinden is in het loopen achter een vaandel. Bovendien moet de politie in touw zijn. Indien men geen optochten op Zondag houdt, is het beter voor de Zondagsviering en rustiger. Wat de exploitatie van het Slachthuis betreft, heeft spreker berekend, dat voor de 105.643 K.G. ingevoerd varkensvleesch 3.169.29 aan invoerkeurloon wordt ontvangen, terwijl voor het slachten van de 26.141 varkens, waarvan dit vleesch afkomstig' is, 13.205.aan slachtkeurloon zou betaald moeten zijn. Er is dus nog een groot verschil. Wanneer spreker niet al te optimistisch is en den invoer op de helft stelt ineens krijgt men dien invoer toch niet weg dan zou voor een invoer van 52.821 K.G. ingevoerd varkensvleesch aan invoerkeurloon worden ontvangen 1.584.63, terwijl voor het slachten van de helft van dit aantal varkens 6.602.50 aan slachtkeurloon betaald zou moeten worden. Wanneer nu het slachttarief per varken gesteld werd op 2.50, zou dit beteekenen een opbrengst van 3.301.Niettegenstaande een vermindering van het tarief met de helft zou de opbrengst dus stijgen met 3.301.1.584.— 1.717.Zelfs wanneer men dit bedrag van 1.717.ook nog uitschakelt, zou de opbrengst van het slachttarief niet minder zijn dan thans de opbrengst van het invoerkeurloon. Daartegenover staat, dat de Leidsche veemarkt, die ook wel een klein duwtje noodig heeft, be vorderd zou worden door grooteren aanvoer, hetgeen weer meer werk zou meebrengen voor vrachtrijders, expediteurs en slagers en ook voor het Slachthuis. Laat de Wethouder dit nu eens overwegen met den Directeur van het Slachthuis men moet nu eens laten varen het oude systeem van: het Slachthuis brengt niets meer op, het moet meer opbrengen; laat men nu eens beginnen, met die tarieven met de helft

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 19