MAANDAG 20 FEBRUARI 1939. 55 Gemcentebcgrooling Algemeene beschouwingen, (van Welzen e.a.) betreffende het verhuren van gemeentegebouwen en -zalen (No. 6) o.m. gezegd, dat in de Sovjet-Unie het recht van vergaderen niet meer bestaat. De Voorzitter verzoekt den heer van Weizen niet te diep op de binnenlandsche toestanden van Rusland in te gaan. De heer van Weizen zou geen aanleiding hebben gevonden, hierover te spreken, indien de heer van Bek deze opmerking niet had gemaakt. In de Sovjet-Unie heerschen andere verhoudingen dan in welk ander, kapitalistisch geregeerd land ook. Men kan moeilijk volhouden, dat in de Sovjet-Unie geen democratie bestaat; het daar bestaande stelsel van parlementaire ver tegenwoordiging kan in vergelijking met dat in de kapitalis tische landen beschouwd worden als een van de hoogste vormen. In de Sovjet-Unie bestaat niet alleen een socialistisch systeem van voortbrenging, maar het socialisme is er reeds zoo ver voortgeschreden, dat de klassen zijn opgeheven, waardoor de behoefte aan verschillende politieke partijen niet meer bestaat. Men moet dit groote fundamenteele onderscheid niet uit het oog verliezen bij het maken van opmerkingen over het recht van vergaderen. Wat betreft de motie-van Eek (No. 6) om bij het verhuren van gemeentegebouwen en -zalen geen onderscheid te maken tusschen de ingezetenen van verschillende richting, heeft de heer Beekenkamp zich be roepen op een passage uit een resolutie van het bestuur der Communistische Partij, waarin uiteengezet wordt, waarom naar communistische opvatting aan de nationaal-socialisten en fascisten de gelegenheid moet worden onthouden, gebruik te maken van de rechten, die in Nederland aan alle politieke partijen worden toegekend. De Nationaal-Socialistische Be weging is in haar organisatie een zoo getrouwe afspiegeling van de Duitsche fascistische organisatie, dat zij zeer zeker niet op dezelfde basis en volgens dezelfde normen beoordeeld kan worden als welke andere politieke partij in Nederland ook. Dat de werkzaamheid van deze organisatie uitsluitend is gebaseerd op hetgeen in het direct belang van Duitscliland is, wordt volkomen bewezen door de gebeurtenissen in Duitschland zelf. De Voorzitter verzoekt den heer van Weizen niet over de binnenlandsche politiek van vreemde mogendheden te spreken. De heer van Welzen zegt, dat de heer Beekenkamp zich zeer nieuwsgierig getoond heeft, of spreker al of niet met de motie-van Eek (No. 6) zou kunnen meegaan, dan wel of spreker daarop een amendement zou indienen. Spreker meent den heer Beekenkamp te kunnen geruststellen door de mede- deeling, dat hij te dezer zake zelfstandig een motie zal voor stellen. Wanneer het College niet bereid is sprekers motie in over weging te nemen, zal spreker zijn stem geven aan de motie van Eek. Met het overgroote deel van de ingediende voorstellen en motiën en in het bijzonder met het voorstel van den heer Schüller betreffende de opruiming van krotten (No. 9), kan spreker zich vereenigen. Wanneer spreker tegenover elkaar stelt, datgene, wat door den heer Schüller als vertegenwoordiger van de sociaal democratie in den gemeenteraad en de sociaal-democraten in het algemeen op dit gebied is gedaan, en de activiteit, welke ten opzichte hiervan door de vertegenwoordigers van de andere partijen is ontwikkeld, meent hij te mogen con- stateeren, dat de heer Schüller en de zijnen stimuleerend hebben gewerkt, gelijk te verwachten is van de vertegen woordigers een er partij, die steunt op de arbeidersklasse. De heer van Eek deed een beroep op de Roomsch-Katho- lieke Staatspartij en de Protestantsch-Christelijke partijen om mede te werken bij de pogingen, die gedaan worden om tot meer eenheid tusschen de verschillende bevolkingsgroepen te komen, maar verzuimde daarbij uiteen te zetten, dat deze oproep de grootst mogelijke kans van slagen zou hebben, wanneer in de eerste plaats de eenheid in de rijen van de arbeidersklasse werd hersteld, dat met name de eenheid tusschen sociaal-democraten en communisten daarbij een onontbeerlijke voorwaarde is. Het gaat hierbij niet om een parlementaire combinatie van S.D.A.P., R.K. Staatspartij en de Protestantsch-Christelijke partijen. Hier gaat het om het tot stand brengen van de samenwerking der volksmassa's zelf, waaruit geboren kan worden de hoogere kracht, die het mogelijk maakt om voor die groepen der bevolking, die zich op het oogenblik nog georganiseerd hebben in de christelijke partijen, de dwingende maatregelen te treffen, waardoor het peil van de volkswelvaart inderdaad kan worden verhoogd. Gemeentebegrooting Algemcene beschouwingen (van Welzen e.a.) Dit heeft de heer van Eek niet voldoende en niet duidelijk genoeg uiteengezet; juist met het oog op de gevaren, die het Nederlandsche volk bedreigen, dringt spreker in de allereerste plaats aan op het samengaan van sociaal-democraten en communisten; de communisten zijn bereid, niet alleen om de voorstellen van de sociaal-democraten te dien opzichte in overweging te nemen, maar zelfs om verder te gaan. Spreker hoopt, dat, met het oog juist op deze gevaren, het oogenblik spoedig moge komen dat de bezwaren, die thans een be lemmering vormen voor het samengaan van deze groepen uit de arbeidersbeweging, uit den weg zullen worden geruimd, omdat dan de grondslag is gelegd voor het trekken van de Roomsch-Katholieke en Christelijke arbeidersbevolking naar het leger van de geheele arbeidersklasse, teneinde gezamenlijk de kracht te vormen, die het mogelijk zal maken de politiek te voeren, die in staat is de volkswelvaart in het algemeen te bevorderen en den strijd met succes te voeren. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een motie van den heer van Welzen, luidende: „1. De Raad nodigt het College van Burgemeester en Wethouders uit de Stadsgehoorzaal voor het houden van concerten, culturele bijeenkomsten, tentoonstellingen, open bare vergaderingen enz. te doen verpachten. 2. In de pachtvoorwaarden geen uitzonderingsbepalingen te doen opnemen tegen de Communistische Partij Neder land." De oorzitter zegt, dat door den heer van Welzen tegen de orde gezondigd is, doordat hij in het begin van zijn rede voering gesproken heeft over de bestrating van de Reitz- straat en de Julianastraat en over het voorstel-Jongeleen No. 1 betreffende verbetering van het zwemwater in de zweminrichting De Zijl. Spreker verzoekt den Raadsleden niet in dezelfde fout te vervallen, daar deze zaken bij de desbetreffende volgnummers aan de orde komen. De heer Keij acht het begrijpelijk, dat liet de allergrootste moeite heeft gekost de begrooting voor 1939 sluitend te maken, nu de economische omstandigheden nog even slecht zijn gebleven, de opbrengst van de belastingen op een laag peil moet worden geraamd, terwijl de werkloosheid schrik barend groot blijft. Dat belastingverhooging daarbij niet kon worden voorkomen, is te betreuren, maar is niet zoo'n onoverkomelijk bezwaar als sommige Raadsleden zoowel bij de behandeling van het desbetreffende voorstel als bij de besprekingen in de secties hebben te kennen gegeven. Deze belastingverhooging is een veel beter middel dan de ver hooging van de electriciteitstarieven, die verleden jaar is ingevoerd om het tekort op de begrooting voor 1938 te dekken en waartegen spreker dan ook bedenkingen heeft geopperd. Ondanks de aangenomen belastingverhooging blijft voor spreker de wanverhouding, die tusschen directe en indirecte belastingen bestaat, nog steeds een doorn in bet oog. De totale opbrengst van alle directe belastingen, die aan de gemeentekas ten goede komen, is kleiner dan de winst van de Stedelijke Lichtfabrieken. Dit is een zeer slechte toestand, want hoe men ook over de slechte economische omstandigheden denkt, welke theorieën daarvoor ook zijn opgebouwd, welke plannen men ter verbetering heeft bedacht en heeft willen uitvoeren, een der belangrijkste factoren is de onderconsumptie, welke het natuurlijke achterland van Nederland noodgedrongen is opgelegd en in Nederland onder consumptie ten gevolge heeft gehad en al is het gemeente bestuur in vele opzichten machteloos om verbetering te brengen in de economische omstandigheden, aan vermin dering van den factor van onder consumptie kan het wel degelijk medewerken. De groote schare van kleine verbruikers van gas en electriciteit, welke het grootste deel der burgerij vormt en in den vorm van abnormale winst der Stedelijke Lichtfabrieken belasting aan de gemeente betaalt, zonder dat ook maar eenigermate met haar draagkracht rekening wordt gehouden, is door de hooge tarieven der Stedelijke Lichtfabrieken gedwongen haar overige uitgaven te beperken en onderconsumptie is er het gevolg van. Een drastische verlaging dezer tarieven blijft voor spreker in de tegenwoordige omstandigheden een belangrijk middel, dat de gemeente kan toepassen om deze groote menigte van consumenten gelegenheid te geven haar levensstandaard eenigermate op te voeren, aldus de consumptie te vergrooten, waarop zeker een vermindering der werkloosheid op den langen duur moet volgen. Van ganscher harte hoopt spreker, dat de nieuwe regeling, welke door de Regeering ten aanzien van de gemeentelijke belastingen wordt overwogen, aan het gemeentebestuur gelegenheid zal geven in deze richting werkzaam te zijn en het principe belasting naar draag-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 15