34
MAANDAG 13 FEBRUARI 1939.
Arbeidsovereenkomstenreglement.
(Tepe e.a.)
Spreker zou er geen bezwaar tegen hebben gehad in dit
voorstel letterlijk de redactie van het Rijksarbeidsovereen-
komstenbesluit te volgen, indien niet vóór de indiening van
het ontwerp besprekingen en de behandeling van een amen
dement van den heer Schüller hadden plaats gevonden,
waarbij bleek, dat men de mogelijkheid om het plaatselijk
loonpeil als maatstaf te kiezen, wenschte uit te schakelen.
Het is niet sprekers bedoeling om het, door het in de ver
ordening opgenomen te houden, onder alle omstandigheden
toe te passen, maar spreker wenscht daardoor alleen de
mogelijkheid geopend te houden om het te doen, wanneer
het redelijk is, geen nadeel berokkent en niet onrechtvaardig
wordt tegenover degenen, die op arbeidscontract worden
in dienst genomen. Juist door de voorgeschiedenis van dit
artikel is spreker er toe gekomen in de verordening deze
bepaling te handhaven.
Naar het oordeel van den heer Oostveen kan de bepaling
van artikel 11, lid 1, sub e, worden geschrapt, omdat deze
bepaling ook valt onder artikel 11, lid 1, sub d (lid 1, sub e, van
het amendement). Indien door de discussies in den Raad
komt vast te staan, dat het College 'op grond van de bepaling
sub d (amendement sub ede bevoegdheid heeft zijn toevlucht
te nemen, hetzij tot het plaatselijk loonpeil, hetzij tot het
stuk- of accoordloon, heeft spreker geen enkel bezwaar tegen
de overneming van het amendement, dat dan alleen een
redactioneele wijziging bevat. Dit is echter de zaak, waarop
het aankomt en zoolang dit niet vaststaat, wenscht spreker
vast te houden aan de uitdrukkelijke bepaling in het artikel,
dat het College het loon als stuk- of accoordloon kan be
palen, maar bij de vaststelling van het loon ook den plaatse
lijken loonstandaard als uitgangspunt kan nemen.
Voor het geval, dat het amendement wordt aangenomen,
is het gewenscht de redactie daarvan eenigszins te wijzigen.
Spreker begrijpt wel, dat het in de voorgestelde redactie is
ingediend, omdat de voorstellers de bepalingen klakkeloos
uit het Rijksarbeidsovereenkomstenbesluit hebben overge
nomen, zonder daarbij in alle opzichten aan de consequenties
te hebben gedacht. In het Rijksbesluit behoefde niet uit
drukkelijk te worden bepaald, door wie het loon moet worden
vastgesteld en aangezien het in de verordening der gemeente
wel noodzakelijk is, dient het amendement aldus te worden
gewijzigd, dat gelezen wordt: sub c, tusschen de woorden
„op een" en „bedrag" „door Burgemeester en Wethouders
vast te stellen"; sub d, in plaats van „loonregeling, vastge
steld" loonregeling door Burgemeester en Wethouders vast
gesteld; sub e, in plaats van „op een bedrag" „op een door
Burgemeester en Wethouders vast te stellen bedrag."
Vervolgens is het noodig de bepaling sub 2 van het amen
dement te vervangen door de bepaling sub 2 van artikel 11
van het ontwerp, nadat deze bepaling zoodanig is gewijzigd,
dat zij als volgt luidt: „Burgemeester en Wethouders bepalen:
a. op welke van de in het eerste lid onder a tot en met g
bedoelde wijzen de loonbepaling zal plaats hebben;
b. voor zooveel noodig, het bedrag van het loon."
De meerderheid van het College is evenwel bereid artikel
11 in dezen zin te wijzigen, dat daarin ingelascht worden de
leden b en c van het amendement.
De Voorzitter deelt namens de meerderheid van Burge
meester en Wethouders mede, dat Burgemeester en Wet
houders artikel 11 van de ontwerp-verordening wijzigen in
dezen zin, dat het komt te luiden:
„1. Het loon van den arbeider wordt bij de arbeidsover
eenkomst bepaald:
a. volgens de loonregeling, neergelegd in de collectieve
arbeidsovereenkomst, geldende voor overeenkomstig per
soneel in het particulier bedrijf
b. naar het plaatselijk loon of volgens de plaatselijke
loonregeling, geldende voor overeenkomstig personeel in
het particulier bedrijf;
c. volgens de loonregeling, geldende voor overeenkomstig
personeel in ambtelijken dienst
d. op een door Burgemeester en Wethouders vast te stellen
bedrag, gelijk aan of boven het minimum van de loonschaal
van overeenkomstig personeel in ambtelijken dienst, welk
bedrag ook na eventueele verhoogingen het maximum der
desbetreffende loonschaal niet mag overschrijden;
e. volgens de loonregeling, door Burgemeester en Wet
houders vastgesteld voor de groep, waarvan de arbeider
deel uitmaakt;
op een bedrag, door Burgemeester en Wethouders voor
elk geval of voor eiken te verrichten dienst afzonderlijk vast
te stellen;
g. als stuk- of accoordloon, door Burgemeester en Wet
houders te regelen.
2. Burgemeester en Wethouders bepalen:
Arbeidsovereenkomstenreglement.
(Voorzitter e.a.)
a. op welke van de in het eerste lid onder a tol en met g
bedoelde wijzen de loonbepaling zal plaats hebben;
b. voor zooveel noodig, het bedrag van het loon.
3. Indien de arbeidsovereenkomst schriftelijk wordt aan
gegaan, wordt daarin vermeld op grond van welke bepaling van
het eerste lid van dit artikel de loonbepalingheeft plaats gehad."
De heer Schüller betreurt het, dat het College niet eerder
de wijziging van het artikel aan den Raad heeft medegedeeld,
terwijl het ontwerp reeds 27 November 1938 bij den Raad
is ingediend, al eenmaal op de agenda heeft gestaan en het
College den raadsleden heeft verzocht, eventueele amende
menten tijdig in te dienen. De wijziging is wel zeer eenvoudig,
gelijk de Wethouder nu bij interruptie zegt, maar spreker
had haar liever vóór de vergadering onder de oogen gehad
om precies te kunnen nagaan, hoe het artikel in zijn gewijzig-
den vorm zal luiden. Indien de raadsleden staande deze ver
gadering verschillende wijzigingen hadden voorgesteld, zou
het College hun volkomen te recht hebben kunnen vragen,
of zij de amendementen, nu er zooveel tijd van voorbereiding
is geweest, niet bijtijds aan het College hadden kunnen doen
toekomen.
Dankbaar neemt spreker er nota van, dat het College nu
bij monde van Wethouder Tepe heeft verklaard, van de
bepaling van lid 1, sub b, geen gebruik te zullen maken om
het laagst mogelijke loon te geven, maar wel te zullen trachten
om, gelijk ook een goed werkgever en vooral de overheid be
taamt, een behoorlijk loon te betalen.
Intusschen heeft de Wethouder sprekers bezwaren tegen
dit deel van het artikel niet weggenomen.
Hoe wil het College, als men b.v. voor den tijd van 2 of 3
maanden een controleur bij Maatschappelijk Hulpbetoon,
een chauffeur, een ondergeschikt ambtenaar bij de Stedelijke
Lichtfabrieken of een huis- of broodknecht bij de gestichten
noodig heeft, het loon van den man bepalen naar het plaat
selijk loon?
De heer Tepe zegt, dat dit ook niet behoeft, omdat men in
ieder bijzonder geval de bepaling van lid 1, sub e of (nieuw),
kan toepassen.
De heer Schüller blijft het toch bezwaarlijk achten. In den
regel zijn de loonen het slechtst, wanneer er geen collectieve
arbeidsovereenkomst bestaat. In dat geval geeft men, wat
men kwijt wil zijn, vooral in tijden van groote werkloosheid.
Een expediteur kan tot den chauffeur, dien hij noodig heeft,
zeggen hem niet meer dan een weekloon van 16.17.
of 18.te willen betalen.
Hoe zal nu het gemeentebestuur, als het een chauffeur
noodig heeft, het loon van dezen man bepalen? Spreker vreest,
dat indien er geen collectief-contractloon is en de thans in lid
1, sul) b, opgenomen bepaling nog in het artikel staat, het
College deze bepaling en niet de bepaling van lid 1, sub e
(nieuw) zal toepassen.
In antwoord op de desbetreffende vraag van den Wet
houder zegt spreker, dat het niet de bedoeling van de voor
stellers van het amendement is, dat men de bepaling van lid
1, sub e (nieuw) toepast en toch het plaatselijk loon betaalt.
Onder de bepaling van lid 1sub e, van het amendement valt
wel de betaling van liet stuk- of accoordloon, waarom daar
voor geen afzonderlijke bepaling in het artikel behoeft te
worden opgenomen. Men neemt dan toch niet een aantal
personen aan; wanneer de Lichtfabrieken voor een bepaald
werk een draaier of een schilder aannemen, dan kan dit onder
e vallen; daarvoor behoeft men dan niet een aparte regeling
te treffen. Spreker is in dit opzicht niet gerust, omdat het
College zelf het loon natuurlijk nooit vaststelt, maar dit doet
op advies van de diensthoofden, Wanneer men plotseling
iemand noodig heeft, en direct tegen den arbeider moet
zeggen: je krijgt zooveel, dan zegt de opzichter: ik kan hem
aannemen volgens hel plaatselijk loon, n.l. 16.of 18.
Hoe zou men b.v. het loon van een ambtenaar bij de Licht
fabrieken of van een controleur kunnen vergelijken met den
plaatselijken loonstandaard? Dergelijke functionarissen zijn
er in hef particulier bedrijf niet.
De Voorzitter vraagt wat de heer Schüller dan denkt, dat
Burgemeester en Wethouders zullen doen, wanneer zij zich
niet door het plaatselijk loonpeil kunnen laten leiden? Bedoelt
de heer Schüller misschien, dat zij dan nog lager zullen gaan?
De heer Schüller zegt, dat er altijd wel een plaatselijk loon
peil is, waarvan men kan uitgaan, ook al is er geen collectief
contract. Nu heeft spreker altijd gehoord, dat men voor
lossen arbeid een hooger loon moet betalen dan voor vast
werk, maar hier zou het juist omgekeerd zijn.