15 krachtens welke de stroom op voor dat bedrijf voordeeliger voorwaarden werd geleverd dan aan het Luxor-Theater, adressant, evenzeer als elke andere verbruiker, aan dat feit op zich zelf noch een rechts-, noch een billijkheidsgrond kon ontleenen, om van dien datum af op dezelfde wijze te worden behandeld; immers het voordeeliger tarief, dat aan het Lido-Theater werd toegestaan, was niet het uitvloeisel van een omstreeks dien tijd plaats hebbende algemeene tariefsverlaging, doch was enkel en alleen het gevolg van de zeer bijzondere omstandigheden, welke uitsluitend de stroomlevering aan het Lido-Theater betroffen en mitsdien niet de stroomlevering aan het Luxor-Theater golden. Evenmin rustte op de Directie, bij het ontbreken van elke positieve bepaling daaromtrent, een rechtsplicht of, bij de ongelijkheid van de beide gevallen van stroomlevering, een moreele verplichting om aan adressant tegelijkertijd een ontwerp-overeenkomst van ongeveer denzelfden inhoud aan te bieden. Doch zelfs wanneer men eens het voor adressant gunstigste geval stelt n.l. dat hij de electriciteit vóór 1 October 1934 niet volgens het dubbeltarief, doch volgens overeenkomst had betrokken en dat het voordeeliger tarief, hetwelk aan het Lido-Theater was toegestaan, wèl het gevolg was geweest van een algemeene tariefsverlagingdan zou hij daarvan nog niet eerder hebben kunnen profiteeren, dan nadat het tijdvak, waarover de overeenkomst was gesloten, was ver streken. Schreef, zoo willen wij dan ook vragen, de minderheid van Commissarissen in 1937 te veel, toen zij het verleenen van restitutie aan adressant onder deze omstandigheden een geheel willekeurige handeling noemde? Wij meenen van niet. Zou men evenwel, ondanks alles, tot het verleenen van restitutie aan adressant overgaan, dan schept men niet alleen ten aanzien van in het verleden liggende gevallen van soortgelijken aard een hoogst gevaarlijk precedent, dat de gemeente voor niet te overziene consequenties van fin an - ciëelen aard kan plaatsen, doch legt men tevens indirect de Directie de taak op er in het vervolg voor te zorgen, dat de duizenden stroomverbruikers in het leveringsgebied van Leiden de electriciteit te allen tijde naar het voor hen voor- deeligste tarief betrekken, taak, die wij, mede met het oog op de daaraan periodiek verbonden controle, reeds eerder als een onmogelijke hebben gekenschetst. Voorts kunnen, na hetgeen wij daaromtrent reeds vroeger opmerkten, de pogingen, die adressant, naar hij mededeelt, bij „bevoegde" ambtenaren zou hebben gedaan om vroeger dan 1 November 1935 een voor hem voordeeliger tarief te verkrijgen, thans met stilzwijgen worden voorbijgegaan. Vast staat in elk geval, dat adressant den weg, dien de Electriciteitsverordening voor overgang van het eene naar het andere tarief voorschrijft schriftelijke aanvraag bij de Directie niet heeft ingeslagen. Tenslotte wijzen wij er nogmaals op, dat, aangezien het verzoek van adressant, zooals bet luidt, in geen geval voor inwilliging vatbaar is, het zóó zal dienen te worden opgevat, dat adressant restitutie wenscht van hetgeen hij van 1 October 1934 tot 1 November 1935 meer heeft betaald, dan hij had moeten betalen, indien de met ingang van laatst genoemden datum met hem gesloten stroomleveringsover- eenkomst reeds op 1 October 1934 in werking was getreden. Op grond van het bovenstaande en mede van ons boven vermeld in 1937 uitgebracht praeadvies, waarvan wij U de lezing nog eens aanbevelen, blijven wij van oordeel, dat inwilliging van het verzoek van adressant niet krachtig genoeg kan worden ontraden. Mitsdien geven wij U andermaal in overweging op het verzoek van E. Uges afwijzend te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GEOEN ZOON. T

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 3