4
MAANDAG 23
JANUARI 1939.
Benoeming onderwijzeres; e.a.
(Tepe e.a.)
mejuffrouw Scholz te benoemen, omdat de gemeente gebonden
is aan de benoeming van haar eigen wachtgeldsters. Alleen
mejuffrouw Scholz is nog wachtgeldster; de anderedames,
over wie de heer Groeneveld sprak, zijn geen wachtgeldster
meer.
Hoewel het met dit agendapunt niet rechtstreeks te maken
heeft, doet spreker den Raad opmerken, dat het College
zeer zeker, indien het mogelijk is, rekening zal houden met
de belangen van de onderwijzeressen, die een langen diensttijd
bij het openbaar onderwijs te Leiden hebben gehad en op het
oogenblik, doordat zij indertijd op wachtgeld werden gesteld,
werkzaam zijn in een gemeente, die voor haar minder be-
geerenswaard is dan Leiden en daarom graag voor een benoe
ming te Leiden in aanmerking komen.
De toezegging, dat deze dames bij de eerstvolgende vacature
voor een benoeming in aanmerking zullen worden gebracht,
zal spreker zeker niet doen, omdat men daarbij allerlei
factoren onder de oogen zal moeten zien. Men heeft b.v. meer
malen de opmerking gemaakt, dat er geen juiste verhouding
bestaat tusschen de aantallen mannelijke en vrouwelijke
leden van het personeel. Spreker wil zich niet te voren tot
iets binden, maar den Raad wel de verzekering geven, dat bij
een nieuwe vacature de belangen van de bedoelde onder
wijzeressen ernstig onder de oogen zullen worden gezien.
De heer Groeneveld houdt tegenover den heer de Reede vol,
dat diens inlichtingen onjuist waren. Mejuffrouw Thorbecke
had wel den titel van „kweekelinge" gekregen, maar was in
salaris niets achteruitgegaan; zij was in Leiden blijven wonen,
terwijl de andere dames niet meer bij het onderwijs te Leiden
werkzaam waren en ook elders woonden, wat veel kostbaarder
was, vooral voor mejuffrouw Meewis, die als kostwinster
optrad. Mejuffrouw Thorbecke was in sociaal opzicht het best
van de drie af door haar op wachtgeldstelling.
Bij de bespreking van deze zaak in de Commissie voor het
Onderwijs is uit de inlichtingen, verstrekt door den Chef van
de afdeeling Onderwijs, die met deze zaak volkomen op de
hoogte was, de onbillijkheid van deze benoeming op sociale
gronden gebleken. De heer de Reede heeft in deze vergadering
der Commissie erkend, dat zijn inlichtingen foutief waren.
Het gaat dus niet aan, dat de heer de Reede thans iets anders
in den Raad zegt.
De heer dc Reede zou wel bezwaren tegen het betoog van
den heer Groeneveld kunnen inbrengen, maar vindt deze
kwestie te onbelangrijk om daarmede den Raad op te houden.
Wordt benoemd met algemeene (32) stemmen Mej. E. E. K.
Scholz, met ingang van een nader door Burgemeester en
Wethouders te bepalen datum.
III. Benoeming van vier leden van den Raad van Beheer
van de Sportstichting. (3)
Worden benoemd; de heer Ir. F. Stokhuijzen met 31
stemmen; de heer Ir. Y. Ykema verkreeg 1 stem; de heer
Ir. P. G. Lindenbergh met 30 stemmen; de heer S. N. Waringa
verkreeg 2 stemmen; de heer N. J. Moonen met algemeene
(32) stemmen; de heer D. van der Kwaak met 31 stemmen;
de heer A. van Rosmalen verkreeg 1 stem.
De heer van der Kwaak verklaart de benoeming aan te
nemen.
IV. Aanwijzing van een candidaat voor de benoeming van
een commissaris der N.V, Leidsclie Duinwater Maatschappij. (4)
Wordt als candidaat aangewezen de heer Th. M. W.
Bergers, met algemeene (32) stemmen.
De heer Bergers verklaart de aanwijzing aan te nemen.
IVa. Benoeming van een tijdelijk Wethouder (ongesteldheid
Wethouder J. Splinter Gzn.).
De heer de Reede beveelt voor benoeming namens zijn
fractie aan den heer Wilbrink, die reeds gedurende eenige
maanden deze functie vervuld heeft.
Wordt benoemd als tijdelijk vervanger van Wethouder
Splint er, de heer J. Wilbrink met 27 stemmen; 5 stemmen
waren van onwaarde.
De heer Wilbrink verklaart de benoeming aan te nemen.
De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor
de genomen moeite.
Verlenging aanstelling leeraar H.B.S. 5 j. eursus; e.a.
(Würtz e.a.)
V. Voorstel tot het verlengen van de aanstelling van L. Otto,
als tijdelijk leeraar in liet teekenen aan de Hoogere Burger
school met 5-jarigen cursus. (5)
VI. V oorstel tot het verleenen van ontslag aan X. J. Swierstra,
als onderwijzer aan de openbare lagere school aan den Zuid
singel B, wegens het hereiken van den (>0-jarigen leeftijd, (li)
VII. Voorstel inzake het, met wijziging van het raads
besluit van 24 Januari 1927, verhuren van een tweetal lokalen
van het gebouw Pieterskerkgracht No. 9 aan het Leidsclie
Politie Muziekgezelschap. (7)
VIII. Voorstel tot het verhuren van het gebouw, met meubi
lair, van de voormalige II.B.S. voor jongens aan de Pieters
kerkgracht No. 13 en de custosw oning van het oude Gymnasium-
gebouw aan de Lokhorststraat No. lti aan het Koninklijk
Genootschap „Mathesis Scientiarum Genitrix". (il)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
achtereenvolgens overeenkomstig de vooistellen Y tot en
met VIII besloten.
IX. Voorstel inzake het beëindigen van de door liet Instituut
Kern aangegane huur van de heneden- en bovenverdieping
van den noordelijken vleugel van het gebouw ,,'s-Graven-
steen" aan de zijde van de Papengracht en de perceelen aan
de Dienderspoort Nis. 1 en 2. (9)
De heer Würtz kan tot zijn spijt zich niet met dit voorstel
vereenigen.
In het huurcontract staat duidelijk, dat een opzeggings
termijn van zes maanden in acht genomen dient te worden.
Daaromtrent kan geen twijfel en nog veel minder eenig mis
verstand bestaan. In dit geval is eenvoudig sprake van een
verzuim aan de zijde van het bestuur van het Instituut Kern.
De motieven, welke dit bestuur aanvoert, zijn geen van
alle ter zake dienende of steekhoudend. Het bestuur erkent
zelf, dat het de verhuizing gemakkelijk had kunnen uitstellen
tot April 1939, want het zegt in zijn brief van 8 December
1938: „Ware ons in Augustus gebleken, dat geen vrijstelling
van huur voor deze maanden te wachten was, dan zouden
wij er ongetwijfeld de voorkeur aan hebben gegeven de ver
huizing tot het voorjaar van 1939 uit te stellen."
Wat was eenvoudiger geweest, dan dat men in de maand
Augustus aan Burgemeester en Wethouders had gevraagd,
indien men het contract niet meer in zijn bezit had, op welk
tijdstip men van zijn huurverplichtingen ontslagen kon
worden?
Het bestuur deed dit niet, maar liet de zaak op haar be
loop. Het zegt nu eenvoudig, dat het andere lokalen heeft
gevonden, die naar zijn meening beter zijn, en op het oogenblik
bezig is te verhuizen, waarom het tusschentijdsche beëindi
ging van de huur vraagt. Spreker kan daarmede niet accoord
gaan. Spreker betreurt het zeer voor het Instituut-Kern, dat
het er financieel niet goed voor staat, maar dat had het
Bestuur van dit Instituut moeten bedenken, voordat het zich
vastlegde op een nieuwe huurovereenkomst. Aanneming van
dit voorstel zou een precedent scheppen; wat voor den een
geldt, zal ook voor den ander moeten gelden. Er is dus voor
aanneming van dit voorstel geen enkele reden.
De Voorzitter geeft den heer Würtz volkomen gelijk, dat
het Instituut Kern den opzeggingstermijn in acht had
moeten nemen. De heer Würtz zegt: „er wordt nu gesproken
van een misverstand, maar er is hier geen misverstand."
Er wordt hier echter niet gesproken van een misverstand
in dien zin, dat geen verzuim zou zijn gepleegd, maar het
verzuim, dat is gepleegd en dat niet ontkend wordt, is uit
misverstand gepleegd en ontstaan en dit misverstand is
naar de meening van het College, dat over deze zaak uit
voerige brieven heeft gekregen van het bestuur van het
Instituut Kern, vergeeflijk geweest. Deze vereeniging heeft
met financieele moeilijkheden te kampen; pas toen men
achteraf, nadat verschillende besluiten waren genomen,
bleek te staan voor een verplichte betaling van 300.
heeft men de verhoudingen juist ingezien en bemerkt, dat
het te laat was; anders had men kunnen trachten van de
huur voor het nieuwe gebouw af te komen. Bij deze zaak
moet men toch eenigermate rekening houden met de personen,
met wie men te maken heeft. Het Instituut Kern dient zuiver
wetenschappelijke belangen, is aan de Universiteit ver
bonden en heeft daarvoor een zeer groote beteekenis, maar
wordt niet geleid door personen, die geheel op de hoogte
zijn van de practijk van het zakenleven, en die, zooals be
grijpelijk is, niet altijd bedacht zijn op de maatregelen, die
lili-r I)4-» '!*-« M'i'ill}-» i U Cl a jI MjiClbh H I