28 MAANDAG 23 JANUARI 1939. Schoeiseldienste.a. (van Stralen c.a.) streden, vooral waar de meest gedupeerde schoenmaker een schade van 1.50 a 2.per week heeft. De uitbreiding van den schoeiseldienst zal geen nieuwe moeilijkheden doen ontstaan. Voor het bedrag van 1.000. kunnen dit jaar 1300 paar schoenen gerepareerd worden. Ieder van de 200 schoenmakers zal dus een heel klein deel van de nieuwe schade lijden, die uit' de reparatie van de 26 paar schoenen meer per week zou kunnen voortvloeien. Inderdaad, deze zaak wordt opgeschroefd; er is geen schade in die mate. Men gaat er te veel van uit, dat door het bestaan van dezen dienst de niet-gesteunde schoen makers groote schade lijden. Die hebben honderden klanten verloren, maar dat komt niet door den schoeiseldienst, maar door de werkloosheid, waardoor de menschen niet meer gebruik maken van de diensten van den schoenmaker, die een normale belooning bedingt, die de menschen niet kunnen betalen. Spreker onderschrijft de argumenten van den heer Knibbe in het geheel niet; wanneer de Raad tot uitbreiding van dezen maatregel besluit, als correctie op hetgeen is gebleken, dan zal men inderdaad een meer bevredigenden toestand hebben gekregen. Het voorste] van Burgemeester en Wethouders sub I, a, wordt aangenomen met 22 tegen 8 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Wilbrink, Dubbeldeman, van Rosmalen, mevrouw de Cler, de heeren van der Reijden, Hessing, Oostveen, Tepe, van Stralen, Verweij, van der Kwaak, Groeneveld, de Reede, van Weizen, Schüller, Carbon, Key, van Eek, Snel, Jongeleen, mevrouw Braggaar en de heer Yalentgoed. Tegen stemmende heeren Lombert, Knibbe, Beekenkamp, Tobé, van der Tas, Wilmer, Coster en Bergers. (De heer Würtz had inmiddels de vergadering verlaten). Het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub I, b, wordt vervolgens aangenomen met 19 tegen 11 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Dubbeldeman, van Rosmalen, mevrouw de Cler, de heeren Hessing, Oostveen, Tepe, van Stralen, Yerweij, van der Kwaak, Groeneveld, van Weizen, Schüller, Carton, Key, van Eek, Snel, Jongeleen, mevrouw Braggaar en de heer Valentgoed. Tegen stemmen: de heeren Lombert, Knibbe, Wilbrink, Beekenkamp, Tobé, van der Tas, van der Reijden, Wilmer, Coster, Bergers en de Reede. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub II wordt voorts zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Ten slotte wordt het voorstel in zijn geheel zonder hoofde lijke stemming aangenomen. XIX. Voorstel tot het vaststellen van een verordening, regelende de gevallen, waarin en de voorwaarden, waaronder door of vanwege de gemeente Leiden indienstneming op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht kan plaats hebben (Arbeidsovereenkomstenreglement), tevens praeadvies op liet Arbeidsovercenkomstenreglemente.a. voorstel van den heer Schüller inzake het loon van losse of op arbeidsovereenkomst te werk gestelde, of te werk te stellen werklieden. (1116 van 1938) Dit agendapunt wordt aangehouden tot een volgende vergadering. XX. Voorstel tot het ondershands opdragen van het maken, leveren en bedrijfsvaardig opstellen van den ijzeren boven bouw met bewegingsinrichting e.a. van de nieuwe Schrijvers- brug, aan de N.V. De Nederlandsche Staalindustrie, te Rotter dam. (19) De heer Tobé vraagt, of het niet mogelijk was, dit werk in Leiden te houden. De Voorzitter antwoordt, dat men het heeft getracht door ook Leidsche firma's uit te noodigen. De inschrijvingen van deze firma's zijn echter aanzienlijk hooger bevonden dan de inschrijving, die nu den Raad ter aanvaarding wordt voor gesteld. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Coster herinnert den Voorzitter aan het antwoord, dat deze in de vergadering van 12 December 1938 heeft gegeven op de vraag van den heer van Eek over de afwikkeling van de zaak-Uges, en vraagt of de Voorzitter den Raad kan toezeggen, dat, nu de bezwaren, genoemd in de ver gadering van 12 December 1938, zijn opgeheven, de behan deling in de volgende Raadsvergadering zal plaats hebben. De Voorzitter heeft hedenmorgen over deze kwestie ge sproken met den Secretaris, wien hij heeft gezegd het voorstel te willen behandelen in de vergadering, die het College, dat dan voor het eerst voltallig zal zijn, a.s. Donderdag zal houden. Het voorstel zal daarna zoo spoedig mogelijk in den Raad aan de orde worden gesteld. De heer Coster zegt, dat het Leger des Heils in het jaar 1937 de leiding van de Stedelijke Werkinrichting heeft op gedragen aan iemand, die na acht maanden werd verplaatst en wiens opvolger na een jaar is vertrokken. Het bestuur van het Leger des Heils ontvangt het aanvangssalaris van den vroegeren directeur. Spreker vraagt, of alleen met de belangen van het Leger des Heils of ook met die van de Werkinrichting rekening wordt gehouden en of deze ver wisseling met het College of buiten het College om wordt behandeld. De Voorzitter antwoordt, dat in de Secties eenige vragen met betrekking tot de Stedelijke Werkinrichting zijn ge steld, zoodat de door den heer Coster genoemde aange legenheid bij behandeling van de gemeente-begrooting ter sprake kan komen. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 28