MAANDAG 23 JANUARI 1939. Sclioeiseldienst. (van Stralen e.a.) want hij acht het zeer onjuist, dat men op deze zaak, waar over een keer een beslissing moet vallen, telkens terugkomt. De heer Knibbe heeft nog als juridisch bezwaar tegen het voorstel aangevoerd, dat Maatschappelijk Hulpbetoon volgens de Wet en het eigen reglement, dat door den Raad is vast gesteld, een dergelijke ondersteuning aan niet-gesteunde schoenmakers uiet mag verleenen. Spreker kan dit bezwaar van den heer Knibbe niet onderschrijven. Maatschappelijk Hulpbetoon dient om aan ondersteunden en behoeftigen onderstand te geven in verschillenden vorm, in geld en in natura. Een van de wijzen om te steunen, is verstrekking aan armlastigen van nieuw schoeisel en van kleeding en spreker acht het volstrekt niet in strijd met de wet, als Maatschappe lijk Hulpbetoon naast schoeisel ook reparatie verstrekt; dat kan tenslotte ook ten voordeele van Maatschappelijk Hulp betoon zijn, doordat de schoenen bij goede reparatie langer meegaan. Wat betreft het bezwaar, dat daarbij niet-gesteunde schoenmakers worden ingeschakeld, wanneer er schoenen gerepareerd moeten worden, moeten er schoenmakers zijn; de leden van de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon verstaan dat vak niet; daarvoor zijn schoenmakers noodig. Nu worden de gesteunde schoenmakers ingeschakeld tot het bedrag van hun steun plus 10 zou men verder gaan en ook die meerdere reparatie geven aan de gesteunde schoen makers, dan zou men inderdaad buiten zijn bevoegdheid gaan, want de steun mag niet meer bedragen dan strikt noodzakelijk is. Daarom wordt de meerdere reparatie verricht door niet- gesteunde schoenmakers. Spreker ziet daarin geen enkel bezwaar. Wat is logischer dan voor de meerdere reparatie de niet-gesteunde schoenmakers in te schakelen? De heer Knibbe zegt, dat men alleen aan ondersteunde schoenmakers op die wijze verderen steun mag geven. Op die wijze steunt men toch niet-ondersteunde schoenmakers. De heer van Stralen begrijpt dit argument niet. Men kan den gesteunden schoenmakers niet meer tegemoetkomen dan hun steun bedraagt plus 10 de Armenwet laat niet toe verder te gaan; deze bepaalt dat die zich moet bepalen strikt tot de noodzakelijke levensbehoefte van den betrokkene. Wanneer er dus nog meer reparatie moet worden verricht, dan moeten anderen ingeschakeld worden en dat dit niet- gesteunde schoenmakers zijn, is zeer logisch. Maatschappelijk Hulpbetoon verstrekt ook kleeding en die kleeding moet gemaakt worden door menschen, die niet gesteund worden door Maatschappelijk Hulpbetoon. Daartegen zou de keer Knibbe dan hetzelfde bezwaar moeten hebben. De Voorzitter zegt, dat de heer Knibbe bedoelt dat Maat schappelijk Hulpbetoon dit extra-werk, dat men niet aan gesteunden mag geven, geeft aan een zeer bepaalde groep schoenmakers, n.l. aan degenen, die schade geleden hebben en dus ondersteuning verdienen. Maatschappelijk Hulpbetoon laat dit niet doen door alle schoenmakers, die nog geen werk hebben, maar steunt bepaalde personen, die het niet mag ondersteunen, omdat zij niet armlastig zijn. De heer van Stralen kan dit bezwaar niet onderschrijven. Wat is logischer dan dat het extra-werk wordt gegeven aan hen, die schade hebben van den maatregel? Het zou toch geen zin hebben, de 1300 paar schoenen, die beschikbaar komen, te verdeelen over de 200 schoenmakers in Leiden? Het mooie van deze regeling is, dat men door deze 1.000. de schoenmakers, die schade hebben en die door dezen maatregel in moeilijkheden geraken, kan helpen. Men kan het toch wel voor zijn rekening nemen, dat Maatschappelijk Hulpbetoon wanneer het reparatiewerk laat verrichten, allereerst denkt aan hen, die het het eerst noodig hebben en dan aan hen, die gedupeerd zijn door maatregelen van de gemeente? Het is volkomen te verdedigen, dat Maat schappelijk Hulpbetoon zich beperkt tot die schoenmakers, die schade hebben door dien dienst, maar niet verder dan tot het bedrag der schade, en die bovendien door dezen maatregel in slechtere omstandigheden komen. Er is volgens spreker geen enkele reden, waarom het niet op deze wijze kan worden toegepast. Men behoeft niet te vreezen, dat het Ooilege elk jaar zal voorstellen, den sclioeiseldienst uit te breiden, want spreker wil vasthouden aan den jammer genoeg bestaanden opzet, dat men zich beperkt tot de door Maatschappelijk Hulp betoon ondersteunde schoenmakers. Met het bedrag, door de meerderheid van het College gevraagd, zal worden vol staan. Het College zal om financieele redenen niet verder kunnen gaan. De heer van der Reijdcn acht het een moeilijke taak, in .Sclioeiseldienst. (van der Reijden e.a.) deze vergadering een goede beslissing te nemen, maar kan, na alle besprekingen te hebben gehoord, niet besluiten tegen het voorstel van het College te stemmen. In zijn kwaliteit van bestuurder der Christelijke Werkloozenvereeniging gaat spreker met ongeveer 500 werkloozen om en met het oog op hetgeen hem daardoor bekend is geworden, kan spreker geen vrijheid vinden, deze menschen te berooven van hun goedkoope reparatie van schoenen. Aangezien het subsidie voor één jaar wordt verleend, is spreker bereid het voorstel te aanvaarden. De heer Knibbe zal op de vele opmerkingen die naar aan leiding van zijn uiteenzetting zijn gemaakt, niet ingaan, mede ter wille van den tijd. Hij heeft met de opmerking, dat verschillende werkloozen gelukkig nog te fatsoenlijk waren om van hun schoenmaker weg te gaan en van den schoeiseldienst gebruik te maken, geenszins de bedoeling gehad dengenen, die om welke reden dan ook, gedwongen waren wel naar den schoeiseldienst te gaan, onaangenaam te zijn of het te doen voorkomen, dat laatstbedoelde personen minder fatsoenlijke menschen dan eerstbedoelde personen zouden zijn. Spreker heeft er recht op, dat men zijn be doelingen eerlijk, zuiver en goed verstaat. Gelukkig, heeft spreker gezegd, zijn er nog verschillende menschen, die liever niet hun eigen schoenmaker dupeeren door naar den schoeiseldienst te gaan. Een dergelijke mentali teit juicht spreker zeer toe. De andere personen zijn menschen, die door allerlei om standigheden niet zoo kunnen handelen, maar even fatsoenlijk zijn. Nu blijkt, dat het woord „fatsoenlijk" zooveel misverstand wekt, neemt spreker het terug, want het is hem niet om dit woord te doen, en volstaat hij met te zeggen het toe te juichen, dat verschillende werkloozen hun eigen schoenmaker niet hebben willen dupeeren door naar den schoeiseldienst te gaan. Het heeft spreker getroffen, dat men op een van zijn belangrijkste argumenten niet is ingegaan, n.l. het argument, dat men om een gesteunden schoenmaker een voordeel van 1.te geven, 6.moet ontnemen aan diens collega's. Dit argument is door niemand ontzenuwd. Dat heeft spreker precies bewezen, want van elke tien paar schoenen, die door den schoeiseldienst gerepareerd worden, zijn er i zes paar, die vroeger door den gewonen schoenmaker gerepa reerd werden. Nu verdient een gesteunde schoenmaker maar 10 extra; hij moet dus bij wijze van voorbeeld eerst 10 paar schoenen repareeren, wil hij daarna voor één paar voordeel hebben; van die 10 paren zijn er 6 afkomstig van andere schoenmakers; die verdienen dus de reparatie van 6 paar schoenen minder, tegen dat een ingeschakelde werk- looze schoenmaker voor één paar extra verdienste heeft. Het groote en fatale gevolg van dezen maatregel, dat niemand in dezen Raad kon tegenspreken, is dat men, om één boterham te geven aan een ingeschakelden schoenmaker, er zes moet ontnemen aan de bestaande schoenmakersbedrijven. Dit is een zeer zwaarwichtig argument, dat de Raadsleden maar al te gaarne hebben willen doodzwijgen. Mevrouw Rraggaar heeft het juist wel besproken. De heer Knibbe heeft mevrouw Braggaar op verschillende punten slecht kunnen volgen. In elk geval heeft zij geen behoorlijk argument daartegen kunnen aanvoeren. Dit is zulk een zwaarwichtig argument, dat dit hier den doorslag moet geven. Voorts zou spreker gezegd hebben, dat dit voorstel zou indruischen tegen de bepalingen van de Vestigingswet- Kleinbedrijf. Spreker heeft gezegd, dat dit voorstel indruischt tegen opzet en bedoeling van de Vestigingswet. Een van de groote doeleinden van deze wet is de saneering van den middenstand en die wordt hier met belastinggeld kunstmatig illusoir gemaakt; daartegen gaat sprekers bezwaar, niet tegen het feit, dat die menschen toch in een bedrijf trachten te komen. Men stemt in de Tweede Kamer voor de Vestigings wet en hier maakt men haar illusoir met belastinggeld. Men heeft spreker allerlei dingen in de schoenen geschoven, die hij in het geheel niet bedoeld of gezegd heeft. Blijkbaar omdat men met sprekers argumenten verlegen zat en daar tegen niets kon inbrengen. Spreker zou b.v. geheel en al tegen staatsinmenging zijn. In de vorige vergadering heeft spreker de instelling van een kinderbijslagfonds zeer toe gejuicht, maar dat schijnt men weer vergeten te zijn. Wanneer spreker met dergelijke maatregelen van ganscher harte sym pathiseert, omdat hij gevoelt dat deze zoo hard noodig zijn om den grooten gezinnen tegemoet te komen, dan heeft men zeker niet het minste recht om spreker te verwijten, dat hij tegen sociale maatregelen zou zijn, waardoor men zou kunnen 26

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 26