18 MAANDAG 23 JANUARI 1939. Schoeiseldienst. (Knibbe.) Wel kan gezegd worden, dat er mogelijk schoenen gere pareerd zullen worden, die anders niet gemaakt zouden worden, en dat deze ook solieder en beter zullen worden ge repareerd. Wat dit laatste betreft, wijst spreker overigens op het verzoek van de schoenmakers-patroonsorganisaties om de „krukken" onder de ingeschakelde schoenmakers af te voeren. Men wenschte zelfs een commissie van deskundigen voor controle. Het financieel voordeel, dat de schoeiseldienst voor de werkloozen en armlastigen gemiddeld per week en per gezin opleveren kan, is dus op 3 a 4 cent te schatten; alleen voor bepaalde gezinnen kan het voordeel iets grooter zijn, wanneer andere gezinnen te fatsoenlijk zijn om zich van dezen dienst te bedienen of om andere redenen van dezen dienst geen ge bruik maken. Noch dit financieel voordeel, noch het geringe financieel voordeel voor de ingeschakelde schoenmakers, noch het feit dat deze schoenmakers thans werken voor den steun, noch deze drie factoren tezamen zijn van genoegzaam gewicht om een zoo duur werkend gemeentebedrijf, dat 38 cent per paar aan administratieve onkosten medebrengt, in stand te houden, of beter: te doen herleven. Tegenover deze geringe voordeelen staan ernstige nadeelen. Het feit, dat dit voorstel inzonderheid in den socialistischen hoek met sympathie wordt begroet, bewijst dat de socialisten hier te lande onmachtig zijn het waarachtig belang van Rijk en gemeente te dienen. Deze schoeiseldienst gaat n.l. lijnrecht in tegen hetgeen de Regeering zich ten doel stelt met de Ves tigingswet-Kleinbedrijf. Deze wet moet dienen het kleinbe drijf te saneeren. Een van de eerste maatregelen, krachtens de Vestigingswet genomen, was het verbod om zonder ver gunning een schoenmakersbedrijf te beginnen. Ook te Leiden is er een zeer groot teveel aan schoenmakersbedrijven. De Wethouder heeft zelfs gesproken van een veel te veel. Een klein aantal schoenmakers heeft een behoorlijk bestaan, een veel grooter aantal heeft een zeer sober bestaan en mogelijk het grootste gedeelte leeft op de grens van de armoede. Een klein aantal van dezen was afgevallen en kreeg steun van Maatschappelijk Hulpbetoon. In plaats, dat men nu tracht het aantal schoenmakersbe drijven tot een redelijker aantal terug te brengen, en de be staansmogelijkheid voor de overblijvenden te verbeteren, komt er hier een voorstel om de bestaansmogelijkheid voor de bestaande schoenmakersbedrijven te verkleinen. Dit wil zeggen: een aantal reeds afgevallen schoenmakerijen komen weer in bedrijf en maken den strijd om het bestaan voor de anderen weer moeilijker. In de Tweede Kamer stemde de sociaal-democratische fractie voor de Vestigingswet en in Leiden gebruikt men bet belastinggeld der burgerij om de voordeelen, aan de werking van deze wet verbonden, onmiddellijk te niet te doen. De Raad zou wel zeer inconsequent zijn, als hij met dit voorstel accoord ging. Het te groote aantal schoenmakerijen in Leiden wordt nog grooter gemaakt. In de vergadering van 19 December 1938 heeft de Raad het aantal venters beperkt. Dat klopt niet. Gevraagd moet worden, of de sociaal-democratische raads fractie voornemens is ook de andere voordeelen der Vestigings wet op deze wijze illusoir te maken. Indien de schoeiseldienst inderdaad past in het socialistische programma, waarom dan ook niet een brood-, een vleesch-, een timmer- een schilder- of een behangersdienst ingesteld? Deze diensten zouden alle in bepaalde behoeften voorzien en als de schoeiseldienst goed is, moeten ook deze diensten goed zijn. Men zal altijd kunnen zeggen, dat dergelijke diensten in groote behoeften voorzien, indien zij het publiek de groothandels-, althans de grossiers prijzen der te verwerken materialen in rekening brengen. Wellicht moet men dergelijke diensten straks beschouwen als onderdeel van het indertijd met veel gerucht aangekondigde Plan van den Arbeid. Deze diensten zouden echter alle met den schoeiseldienst hierin overeenkomen, dat zij de maat schappij nog zieker maken dan zij thans reeds is. Het is bij dergelijke diensten alles valsch sentiment, dat op den schoonen schijn afgaat en niet nader overweegt, wat de gevolgen van eventueele besluiten zijn. Het ergste lijden onder de gevolgen van dezen averecht- schen socialen maatregel de bestaande schoenmakerijen. Bij het ingestelde onderzoek is gebleken, dat niet minder dan 60 der ingeschakelde gezinnen voorheen hun schoenen lieten maken bij de bestaande schoenmakerijen. Het werk, dat de gesteunde schoenmakers door dezen dienst kunnen verrichten, wordt derhalve voor het grootste deel door de gemeente ontroofd aan de bestaande bedrijven. De 21 inge schakelde gesteunde schoenmakers hebben er van 0,45 tot 1,40 per week voordeel van. De schade, door de andere schoenmakers geleden, is echter vele malen grooter dan het voordeel, door de gesteunde schoenmakers verkregen. De Schoeiseldienst. (Knibbe.) volledig gesteunde schoenmakers moeten n.l. eerst hun steunbedrag aan reparaties en daarna ook de 10 extra ver dienen. Daar 60 der reparaties afkomstig is van de be staande bedrijven, moeten de ingeschakelde schoenmakers eerst 60 d.i. 6 X 10 aan de bestaande bedrijven ont nemen, willen zij er 10 voordeel van trekken. Om dus ƒ1. voordeel aan een ingeschakelden schoenmaker te bezorgen, moet men 6.verdiensten van zijn collega's afnemen. Derhalve moeten bergen reparatiewerk aan de bestaande schoenmakersbedrijven worden onttrokken, alvorens enkele gesteunde schoenmakers er een slechts zeer klein financieel voordeel van hebben. Het ingestelde onderzoek heeft dit ten volle bevestigd. Men heeft n.l. bij 1000 gezinnen, die van den schoeiseldienst gebruik maken, een zeer serieus onderzoek ingesteld om te weten te komen, aan welken schoenmaker men voorheen de schoenen ter reparatie gaf. Aan de zijde van de schoenmake rijen is bovendien door Maatschappelijk Hulpbetoon een onderzoek ter contröle ingesteld. Het resultaat van dit dubbele onderzoek wijst uit, dat 151 schoenmakers 1000 gezinnen met 4245 gezinsleden geheel of gedeeltelijk hebben verloren. De werkelijke toestand is natuurlijk veel ernstiger, omdat slechts van een gedeelte der gezinnen, die van den schoeisel dienst gebruik maken, is nagegaan, waar zij de reparaties voorheen lieten verrichten. Bovendien hebben wel de meeste schoenmakers slechts enkele klanten verloren, maar eenige tientallen schoenmakers werden het ergst getroffen, omdat zij hun klanten voor een groot deel onder de gesteunden hadden. De enquête vermeldt dienaangaande b.v. 53, 23, 39, 60, 103, 77 leden van gezinnen, die thans gebruik maken van den schoeiseldienst. Daar echter slechts bij een gedeelte der gezinnen een onderzoek is ingesteld, is het niet bekend, wie de meest gedupeerde schoenmakers zijn. Indien straks de groote massa van de ondersteunden van den dienst gaat ge bruik maken, worden deze cijfers natuurlijk weer anders. Aan de S.D.A.P. wordt dikwijls verweten, dat deze riemen snijdt van andermans leer; wanneer de S.D.A.P. dit voorstel voor haar rekening zou willen nemen (het is zoo absurd, dat spreker het waagt te betwijfelen), dan is dit hier wel in zeer krasse mate het geval. Deze quasi-sociale maatregel wordt genomen ten koste van en op kosten van een groep burgers, die zelf voor een groot deel tegen nijpende armoede een strijd voert op leven en dóód. Deze groep burgers moeten zeer zware offers brengen om anderen een zeer klein voordeel te verschaffen. Wanneer een vol ingeschakelde schoenmaker 1,40 boven zijn steun per week krijgt, hebben zijn collega's daarvoor 8,40 aan verdiensten moeten opofferen. De ellende en ontreddering, die bij de bestaande schoenmakerijen worden aangericht en dat met behulp van belastinggeld, zijn veel grooter dan het voordeel dat wordt verkregen. De cijfers van de schoenmakers, die eerst zich zelf konden helpen, maar inmiddels of bijsteun hebben ontvangen, of geheel in dieu steun zijn opgenomen, zijn ten dezen voldoende sprekend. Nu stelt de meerderheid van het College voor 1.000. beschikbaar te stellen teneinde ook aan nietgesteunde schoen makers, die als gevolg van den schoeiseldienst schade van eenige beteekenis ondervinden, eenig reparatiewerk te ver schaffen. Met 1.000.extra subsidie kan men echter op geen stukken na de schade vergoeden, door velen van deze groep arme menschen geleden en anderzijds richt men daar mede weer nieuwe schade aan doordat weer 60 van de te repareeren schoenen aan de andere schoenmakers wordt ontnomen. Ofschoon in de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon gewezen is op de onmogelijkheid, goede maat staven voor een verdeeling van deze 1.000.reparatiewerk onder de meest gedupeerde schoenmakers, te vinden, wordt door de meerderheid van het College met geen woord over die moeibjkheid gerept. Deze moeilijkheden zijn van principieelen aard. Thans kan de Raad niet beoordeelen of het denkbeeld, deze 1.000.te besteden voor schadevergoeding, al of niet practisch uitvoerbaar is. Spreker kan zich zeer goed voor stellen, dat sommige raadsleden voor dit denkbeeld gevoelen, maar wanneer zij de uitwerking voor zich zagen, zouden zeggen dit geeft aanleiding tot zoo ontzaglijke willekeur en tot zoo vele moeilijkheden, dat wij daarvoor niet gevoelen. Dat weet de Wethouder van Sociale Zaken, maar hij stelt het voor, met een zekere slimheid, alsof zich hierbij geen moeilijkheden zullen voordoen. Deze soort slimheid kan spreker niet be wonderen. Hierbij komt echter nog iets zeer bijzonders naar voren. Door Maatschappelijk Hulpbetoon wordt thans ten behoeve van armlastige schoenmakers en gesteunde werkloozen en andere armlastigen een schoeiseldienst als overheidsbedrijf geëxploiteerd. Het is hier een exploitatie in huisindustrie met zeer lage verdienste. Spreker laat het aan de socialisten over om uit te zoeken, hoe zij dit kunnen rijmen met hun verleden,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 18