MAANDAG 23 JANUAEI 1939.
17
Sehoeiseldienst.
(Wilm er e.a.)
In dit stuk staat immers, dat deze Commissie eerst had
besloten aan Burgemeester en Wethouders te adviseeren
dezen dienst niet in te stellen, maar nadat zij van het College
geen andere mededeeling had ontvangen dan dat het het daar
mede niet eens was, in eens van standpunt was veranderd
en bij meerderheid van stemmen besloot Burgemeester en
Wethouders te adviseeren wel dezen dienst in te stellen.
Objectief is het juist, dat de Commissie eerst „neen" en
later „ja" heeft geadviseerd, maar dit is niet geschied,
omdat ook maar één lid der Commissie van meening is
veranderd, maar dit is eenvoudig hieraan toe te schrijven,
dat in de eerste vergadering die commissie anders was samen
gesteld dan in de tweede vergadering, toen twee leden aan
wezig waren, die op de eerste vergadering niet tegenwoordig
waren, welke beide leden er voor hebben gestemd om Burge
meester en Wethouders te adviseeren dezen dienst voort te
zetten. Het is spreker nog niet goed verklaarbaar wat het
College er toe geleid heeft om, terwijl de Commissie voor
Maatschappelijk Hulpbetoon eerst afwijzend geadviseerd
heeft, nog eens bij die Commissie terug te komen, met de
mededeeling: wij zijn het er niet mee eens, geef nu eens
een ander advies. Spreker zou dit kunnen begrijpen wanneer
het College in dit schrijven had uiteengezet, dat de Commissie
voor Maatschappelijk Hulpbetoon op eenige elementen in
deze zaak niet voldoende haar aandacht had gevestigd en
dat het daarom nog eens die elementen onder de bijzondere
aandacht van de Commissie bracht. Dat is echter niet ge
beurd; het College heeft in dit schrijven geen enkel nieuw
gezichtspunt ontwikkeld, en ook geen enkel oud gezichtspunt
het heeft eenvoudig dit advies teruggestuurd en gezegd:
geef ons nog eens een advies. Spreker zegt dit uitsluitend,
omdat hem van verschillende zijden, ook uit den Baad, is
gevraagd (niet ieder Baad.si id neemt van alle stukken kennis)
wat er toch in de Commissie voor Maatschappelijk Hulp
betoon is gebeurd, dat zij eerst afwijzend en enkele weken
later gunstig adviseert.
Spreker hoopt dus, dat de Baad deze proef niet zal voort
zetten; al zal deze hoop waarschijnlijk niet in vervulling
gaan, het is toch een voldoening voor spreker, dat hij zijn
standpunt in dezen heeft uiteengezet. Er mag hier niet het
misverstand ontstaan, dat de tegenstanders van dit voorstel
het bedrag te hoog vinden, dat zij meenen dat die werklooze
schoenmakers niet ondersteund moeten worden, dat zij op
het standpunt staan, dat de werkloozen en de door Maat
schappelijk Hulpbetoon ondersteunden het zoo goed hebben,
dat zij geen reparatie van gemeentewege noodig hebben.
Niets van dit allessprekers bezwaar is, dat hij de werklooze
schoenmakers en de werkloozen en door Maatschappelijk
Hulpbetoon ondersteunden niet wil ondersteunen ten koste
van een categorie burgers, van welke velen althans het niet
veel beter hebben dan zij zelf.
De heer Knihhc zegt, dat het, teneinde zich rekenschap te
kunnen geven of het wenschelijk is de proef met den schoeisel-
dienst voort te zetten, noodzakelijk is vast te stellen, wat de
sehoeiseldienst nu eigenlijk is.
Deze sehoeiseldienst nu moet naar sprekers meening be
schouwd worden als een overheidsbedrijf; de gemeente
koopt leer in, de ingeschakelde schoenmakers ontvangen de
belooning voor hun werk van de gemeente enz. Door dit
nieuw ingerichte gemeentelijke overheidsbedrijf kunnen de
werkloozen en armlastigen een aantal schoenen laten repa-
reeren tegen niet meer dan de groothandels-, althans de
grossiersprijzen van het verwerkte materiaal. Een deel van
dit materiaal (de spijkers, het garen, de was), per jaar een
bedrag groot 600.wordt zelfs gratis verstrekt.
Dit nieuwe overheidsbedrijf is derhalve een geheel nieuwe
vorm van steunverleening. Het was geen wonder, dat tal
van werkloozen en armlastigen, gezien het finaneieele voor
deel, probeerden bij dezen dienst hun schoenen te laten
repareeren. Dit gelukte hun lang niet altijd. Indien alle
werkloozen en armlastigen (in totaal ruim 4.000) van dezen
dienst gebruik hadden gemaakt, zouden nauwelijks twee
paar schoenen per gezin per jaar ter reparatie door den dienst
kunnen zijn aangenomen. Het voordeel per gezin zou dan
voor de werkloozen en armlastigen 2 x 0,75 d.i. 1,50 per
jaar of 0,03 per week zijn geweest. Als dus gesproken wordt
over de voordeelen voor de werkloozen en armlastigen, laat
men zich spoedig door den schoonen schijn verleiden en slaat
men deze voordeelen veel te hoog aan.
Zelfs als men het beschikbare bedrag met 1.000.ver
hoogt, komt men aan circa 11000 paar per jaar, welke ter
reparatie zouden kunnen worden aangenomen. Het voordeel,
dat per week per gezin gemiddeld kan worden verkregen,
wordt dan misschien 0,04.
Spreker ontkent niet, dat het voor verschillende gezinnen
Sehoeiseldienst.
(Knibbe e.a.)
van beteekenis is, dat zij twee- of driemaal per jaar een paar
schoenen kunnen laten repareeren, waarvoor zij telkens
f 0,55 in plaats van meer dan het dubbele moeten betalen,
maar anderzijds moet men de beteekenis daarvan niet over
drijven.
Indien men overigens zegt, dat de werkloozen en armlas
tigen door dezen dienst hun schoenen goedkoop kunnen laten
repareeren, is dat schandelijk onjuist, want zij kunnen slechts
een héél klein gedeelte van de jaarlijksche reparaties naar
dezen dienst brengen. Het betreft dan nog slechts het ver
nieuwen van zolen en hakken, want als er meer aan de schoe
nen moet worden gerepareerd, moeten de werkloozen en arm
lastigen dit afzonderlijk en extra betalen aan den dienst, die
het met de ingeschakelde schoenmakers verrekent.
Gelukkig hebben tal van werkloozen van dezen dienst
geen gebruik gemaakt. Onder hen zullen er ongetwijfeld ook
velen geweest zijn, die te fatsoenlijk waren om hun eigen
schoenmaker te dupeeren en naar het overheidsbedrijf over te
loopen, ondanks het feit, dat dit hun in de enkele gevallen,
dat het mogelijk was, een voordeel van circa 0,75 zou hebben
opgeleverd.
Aan deze zoo hoog staande werkloozen brengt spreker
gaarne een eeresaluut!
Ook de voordeelen, welke voor de ingeschakelde schoen
makers aan dezen dienst verbonden zijn, worden spoedig te
hoog aangeslagen. Yan de 21 ingeschakelde schoenmakers
ontvangen 9, die thans volledig in den steun bij Maatschappe
lijk Hulpbetoon zijn opgenomen, gemiddeld 14.per week.
Zij ontvangen zooveel schoenen ter reparatie, dat zij zooveel
keer 0,75 van den dienst krijgen uitgekeerd, dat zij ten slotte
10 boven hun steunbedrag, dus gemiddeld tot 15,40
komen. Met het verzolen van deze schoenen (dus ongeveer
20 paar per week) heeft een schoenmaker natuurlijk slechts een
klein gedeelte van de week werk. De rest van de week moet
hij met zijn handen over elkaar zitten. Het gevaar is natuurlijk
zeer groot, dat hij schoenen van anderen, buiten den dienst
om, er bij repareert. Toen hij volledig in den steun was opge
nomen, mocht hij niets voor anderen doen en toen was er nog
eenige contröle mogelijk. Nu is de contröle heel veel moei
lijker, zooal niet onmogelijk.
De ingeschakelde schoenmakers worden door deze nieuwe
wijze van steunverleening in ernstige verleiding gebracht.
Voor die verleiding zijn de leden van den Baad verantwoorde
lijk.
De 12 niet in volledigen steun opgenomen schoenmakers
krijgen ook slechts 10 boven hun steunbedrag en daar hun
bijsteun gemiddeld 4,50 per week bedraagt, verdienen zij
slechts 0,45 per week extra.
Ook dit is natuurlijk niet geheel zonder beteekenis, maar
het is toch ook weer niet van zooveel belang, dat het een om-
slachtigen overheidsdienst motiveert.
Men zegt, dat deze menschen werken voor hun steunbedrag
en dat dit is overeenkomstig de voorschriften van de Armen
wet. Het doet spreker groot genoegen, dat de Wethouder
van Sociale Zaken een zoo groot voorstander is van het denk
beeld om te laten werken voor den steun. Misschien komt er
nog weieens gelegenheid om hem daaraan te herinneren.
Hopelijk zullen nog vele voorstellen van dezen Wethouder
komen, waarbij de ondersteunden de gelegenheid krijgen te
werken voor hun steun. De Armenwet heeft echter niet de
strekking, om met het belastinggeld van de burgerij het te
verrichten werk van een aantal arme menschen af te troggelen
en het aan andere armlastigen te geven. Dit geschiedt, nu
is komen vast te staan dat 60 van de gezinnen, tegen
woordig bij den sehoeiseldienst betrokken, vroeger bij schoen
makers hun schoenen lieten repareeren.
Zelfs kan niet gezegd worden, dat de hoeveelheid arbeid
belangrijk is vergroot, daar de overige 40 hun schoenen
zelf repareerden. Of nu de werkloozen zelf hun schoenen
maken, dan wel of werklooze schoenmakers dit doen, ver
andert aan de totale hoeveelheid arbeid niet veel. Het feit,
dat de werkloozen zelf de handen uit de mouwen steken om
zoo goed mogelijk rond te komen, moet den Wethouder van
Sociale Zaken wel zeer sympathiek zijn, waar hij a.s. Donder
dag hier ter stede als voorzitter de tentoonstelling: „Maak
zelf" zal openen. Dit zal de Wethouder toch zeker niet doen,
wanneer hij niet accoord gaat met de hoofdstrekking van de
tentoonstelling.
De Voorzitter Daarom doe ik het zelf maar!
De heer Knibbe zegt, dat de heer van Stralen toch de cir
culaire tot aanbeveling van deze tentoonstelling heeft onder
teekend als „voorzitter" en dat zou hij toch zeker niet gedaan
hebben, wanneer hij niet met deze leuze sympathiseert. Deze
opmerking van spreker blijft dus haar waarde behouden.