16
MAANDAG 23 JANUARI 1939.
Schoeiseldienst.
(Wilmer.)
b. tot het boven het sub a bedoelde bedrag toekennen
aan die commissie van een extra-subsidie ten behoeve
van het geven van eenige uitbreiding aan den
sclioeiseldienst
c. tot het vaststellen van den desbetreffenden begroo-
tingsstaat. (18)
Hierbij komen aan de orde het verzoek van de Leidsche
Middenstands Centrale met adhaesiebetuiging van de
schoenmakersvereeniging „Door Vriendschap Verbonden",
alsmede de adhaesiebetuiging van de Besturen van den
R. K. Volksbond, den Chr. Besturenbond en den Leidschen
Bestuurdersbond aan het voorstel van Burgemeester en
Wethouders.
De heer Wilmer kan herhalen hetgeen hij verleden jaar
heeft gezegd, toen hier aan de orde kwam het voorstel tot
instelling van den sclioeiseldienst voor een jaar als proef,
omdat de dit jaar gehouden proef zijn inzicht in deze zaak,
verleden jaar uiteengezet, bevestigd heeft. Sprekers bezwaar
tegen deze proef, en eveneens tegen voortzetting van deze
proef, is dat de voordeelen van dezen schoeiseldienst niet
opwegen tegen de nadeelen. Spreker erkent, dat aan dezen
dienst voordeelen zijn verbonden: zoowel voor de werklooze,
door Maatschappelijk Hulpbetoon ondersteunde schoen
makers als voor de werkloozen en door Maatschappelijk
Hulpbetoon ondersteunden. Beide voordeelen moet men
niet onderschatten, maar men moet ze ook niet overschatten.
De voordeelen voor de door Maatschappelijk Hulpbetoon
ondersteunde schoenmakers bestaan hierin dat zij, wanneer
zij arbeid verrichten voor het door hen ontvangen steun
bedrag, boven dat steunbedrag 10 meer kunnen ver
dienen.
Een schoenmaker b.v., die 6.bijsteun krijgt, kan
zooveel arbeid gaan verrichten, dat hij daardoor 6.60
ontvangt. Een schoenmaker, die volledig in steun is en
b.v. 14.per week krijgt, kan zooveel werk ontvangen,
dat hij in plaats van 14.15.40 ontvangt.
Dit zijn de voordeelen voor de werklooze schoenmakers.
Zij kunnen dus met arbeid 10 meer ontvangen dan het
steunbedrag. Het meerdere zal niet geheel en al winst zijn,
want enkele, zij het ook geringe onkosten, moeten daarvan
ook bestreden worden zooalseenige slijtage van hun gereed
schap, vuur en licht, dat zij anders niet zouden ontsteken.
Deze onkosten zijn echter zoo klein, dat men ze buiten be
schouwing zou kunnen laten.
Voor de schoenmakers, die van Maatschappelijk Hulp
betoon een bijsteun krijgen, is over het algemeen de ver
meerdering van inkomsten betrekkelijk gering. Zij kan per
week 50, 60 of 70 cent bedragen, waarvoor de schoenmakers
dan ook arbeid moeten verrichten.
Naast den financieelen steun staat de moreele steun, die
den schoenmakers gegeven wordt, doordat zij arbeid ver
richten in plaats van niets te doen.
Deze zaak heeft ook een voordeelige zijde voor de werk
loozen en de door Maatschappebjk Hulpbetoon onder
steunden, die hun schoenen kunnen laten maken en zelf
alleen het materiaal behoeven te betalen, terwijl het maak
loon, dat op 0.75 per paar wordt berekend, voor hen wordt
betaald.
Verleden jaar hebben degenen, die van den schoeiseldienst
gebruik maakten, gemiddeld 6 paar schoenen voor hun gezin
laten repareeren, zoodat ieder van hen gemiddeld 6 x 0.75
d. i. 4.50 in een jaar of 0.09 per week en per gezin voordeel
heeft gehad.
Spreker onderschat niet dit voordeel voor de werkloozen
en de door Maatschappelijk Hulpbetoon ondersteunden,
maar men mag het ook niet overschatten. Men kan toch
niet zeggen, dat daardoor de werkloozen en de door Maat
schappelijk Hulpbetoon ondersteunden op een daadkrachtige
en effectieve wijze worden ondersteund.
Dit zijn de voordeelen van het stelsel.
Tot de nadeelen dient in de eerste plaats gerekend te
worden, dat het grootste percentage schoenen, dat door den
schoeiseldienst wordt gerepareerd, voorheen werd gemaakt
door particuliere schoenmakers, die door den schoeiseldienst
een vrij aanzienlijk aantal klanten verliezen.
Wanneer men niet theoretiseert, maar de praktijk be
schouwt, mag men ook wel als vaststaand aannemen, dat
die klanten niet zijn verdeeld over alle schoenmakers in
Leiden, maar wel over een zeker aantal van hen, dat woont
in de buurten, waarin de betrokkenen gehuisvest zijn.
Dit is zeker een aanzienlijk nadeel voor deze schoen
makers, omdat in het algemeen hun positie zoo is, dat zij
niet een inkomen hebben, dat een vermindering kan lijden,
zonder schade voor de voorziening in hun dagelijksche
Schoeiseldienst.
(Wilmer.)
behoeften. Dit acht spreker zulk een groot nadeel van het
voorstel, dat daartegen de voordeelen niet opwegen. Spreker
ziet deze zaak zoo, dat men een bepaalde categorie hulp
behoevenden gaat steunen met geld, dat men weghaalt bij
een andere categorie, van welke velen het arm hebben.
Een dergelijke handelwijze acht spreker sociaal niet gerecht
vaardigd.
Er is ingekomen een adres van de Leidsche Middenstand
Centrale. Spreker heeft nooit geaarzeld de rechten en de
rechtmatige belangen van de middenstanders te verdedigen,
maar wanneer hij dit voorstel bestrijdt, doet hij dit niet
om de belangen van de middenstanders te verdedigen,
althans wanneer men onder middenstanders verstaat men-
schen met een min of meer zelfstandige positie, en met een
meer of minder middelmatig inkomen. Hier betreft het
meerendeels menschen met een inkomen, ver beneden het
middelmatige, dat veel minder is dan dat van vele arbeiders.
Spreker bestrijdt dit voorstel dus om op te komen voor een
categorie, die het maatschappelijk en financieel zeker niet
beter heeft dan de arbeiders.
Nu wordt door de meerderheid van het College een aan
vullend voorstel gedaan, n.l. om 1.000.meer uit te
trekken teneinde daarmede de schoenmakers, die nadeel
hebben van dezen schoeiseldienst van Maatschappelijk
Hulpbetoon, te hulp te komen, door ook dezen schoenmakers
een zeker quantum schoenen ter reparatie te verstrekken.
Het is de vraag of dit bedrag toereikend zal zijn om het
effect, dat men er mee beoogt, te bereiken. Voorts zal het
in de practijk zeer moeilijk zijn, dit bedrag van 1.000.
zoo te distribueeren, dat daarover geen gerechtvaardigde
klachten inkomen. Hoe zal men moeten uitmaken welke
schoenmakers schade lijden en hoeveel die schade bedraagt7
En wanneer er zoovele schoenmakers zijn, dat men hen
allen niet geheel en al kan bevredigen, zoodat men een
keuze zal moeten doen, hoe zal dan bepaald moeten worden,
welke schoenmaker die reparatie krijgt? Er zullen onge
twijfeld veel meer aanvragen komen dan het aantal schoenen,
dat ter distributie kan worden gegeven, bedraagt. Men zal
dus practisch komt het daarop neer een onderzoek
moeten instellen naar den maatschappelijken welstand van
de schoenmakers, om te onderzoeken, welke maatschappebjk
het laagste staat. Dit zal een geweldigen rompslomp geven
en uiteraard en onvermijdelijk tot zeer veel ontevredenheid
en tot zeer vele klachten aanleiding geven. In zeker opzicht
is dit aanvullend voorstel van het College wel een correctie
op het eerste voorstel, maar een correctie, die niet bevredigen
zal en die zeer moeilijk uitvoerbaar zal zijn. En deze correctie
zal weer om een nieuwe correctie roepen, en deze nood
zakelijk maken. De 800 paren schoenen meer per jaar, die
door dit extra bedrag van 1.000.meer zullen kunnen
worden gerepareerd, worden voor een groot deel óók wederom
onttrokken aan de schoenmakers, door wie ze nu gerepareerd
worden.
Er zal een nieuwe categorie schoenmakers komen, die
schade lijdt en dan zal weer een bedrag van 1.000.moeten
worden aangevraagd.
Deze correctie op het eerste voorstel van het College zal
een andere correctie noodzakelijk maken. De radicale cor
rectie zal ten slotte blijken te zijn de instelüng van een
gemeentelijk schoenenbedrijf, waarbij iedereen zijn schoenen
kan laten repareeren, terwijl de schoenmakers in dienst van
de gemeente komen.
Al brengt men de voorgestelde correctie aan, dan nog
zal deze schoeiseldienst niet bevredigend kunnen werken
voor de schoenmakers, terwijl de steun, aan de werkloozen
en de door Maatschappelijk Hulpbetoon ondersteunden
verstrekt, door het voorstel niet aanzienbjk hooger zal
worden, want ook na de verhooging van de subsidie zal het
aantal schoenen, dat in reparatie kan worden gegeven, niet
aanzienbjk kunnen worden uitgebreid.
Indien allen, die van dezen dienst kunnen profiteeren,
het inderdaad gaan doen, zal ongetwijfeld het gemiddeld
aantal paren per jaar nog kleiner dan 6 worden en zal daar
door de steun, die aan de betrokkenen wordt uitgekeerd,
nog minder worden.
Spreker bestrijdt dit voorstel dus niet, omdat hij onge
voelig zou zijn voor de voordeelen, welke het voor bepaalde
categorieën van burgers inhoudt, maar wel, omdat hij ook
gevoelig is voor het nadeel, dat het aan een andere categorie
van burgers brengt. In geen enkel geval mag de eene categorie
geholpen worden ten koste van de andere categorie, als de
maatschappebjke welstand van de laatste categorie zoo is,
dat zij niets kan missen.
Bij de lezing van het Ingekomen Stuk kan men een eenigs-
zins vreemde en minder vleiende voorstelling krijgen van de
Gemeentebjke Commissie voor Maatschappebjk Hulpbetoon.