MAANDAG 23 JANUAEI 1939. 15 Aanleg sportvelden bij Leidschen Hout; e.a. (Wilbrink e.a.) met geen dubbeltje vermindert, al valt het bedrag den prin cipaal nog zoo tegen. Toch kan spreker zijn stem niet geven aan het voorstel van den heer Tobé, omdat hij er van overtuigd is, dat er van het werk dit jaar niets terechtkomt, indien men opnieuw bestekken moet maken en in onderhandeling moet treden met den Inspecteur en den Minister. In verband met het gunstige jaargetijde en de gunstige omstandigheden is het juister op den eenmaal ingeslagen weg verder te gaan en het werk te laten uitvoeren door de Nederlandsche Heidemaat schappij. Aan dit werk zijn voor Gemeentewerken veel meer risico's verbonden dan aan het graven van kanalen in de duinen, want de grondgesteldheid veroorzaakt allerlei complicaties. Men heeft niet alleen een technisch goed toegerusten staf, maar ook een deskundigen aannemer noodig, zoodat men een onderhandsche aanbesteding moet houden. Ten slotte bereikt men toch niet, dat overeenkomstig den wensch van de heeren Tobé en Wilmer de aannemerswereld volkomen wordt ingeschakeld en daarom kan spreker het voorstel van den heer Tobé op dit oogenblik niet steunen. De heer Wilmer zegt, dat uit een stemming over het voor stel van den heer Tobé op dit oogenblik de verkeerde con clusie zou kunnen getrokken worden, dat zij, die er tegen stemmen, niet sympathiseeren met de gedachte, welke er aan ten grondslag ligt. Bovendien zou een stemming geen practisch resultaat kunnen hebben, omdat het voorstel toch zou worden verworpen, zooals uit de discussie wel is gebleken. Spreker geeft daarom den heer Tobé in overweging, dit voorstel in te trekken en stelt vast, dat de heer Wilbrink, die tijdelijk de plaats van den Wethouder van Fabricage inneemt, zich zeer stellig heeft verklaard voor het inschakelen van particuliere aannemers. Derhalve mag spreker veronder stellen, dat, zoolang de heer Wilbrink in het College mede werkt, van de zijde van Burgemeester en Wethouders een voorstel, als nu aan het oordeel van den Baad is onder worpen, niet zal worden gedaan met instemming van den Wethouder van Fabricage. De Voorzitter zegt, dat de heer Wilmer het doet voorkomen, alsof in het College verstokte voorstanders van de uitvoering van werken door de Nederlandsche Heidemaatschappij zitten, maar daarvan is geen sprake. De overweging, dat er meer zekerheid is, dat het werk goed zal worden uitgevoerd, indien het aan de Nederlandsche Heidemaatschappij wordt opgedragen, heeft den doorslag gegeven. Uit het betoog van den heer Wilbrink heeft spreker ver staan, dat men een groot risico op zich zou nemen, indien men Gemeentewerken met dit werk belastte. Het College wil dit risico niet op zich nemen, maar dit beteekent- niet, dat het tegen beter weten in en in elk geval de Nederlandsche Heide maatschappij als aanneemster bij voorkeur wil plaatsen boven de particuliere aannemers. Het College heeft in andere ge vallen wel blijk gegeven, dat het ook wel andere aannemers heeft willen inschakelen. Ook in dit geval, n.l. voor de hiermede samenhangende werken, worden de particuliere aannemers ingeschakeld. De voorstelling van zaken, die de heer Wilmer daarvan geeft, is toch van dien aard, dat spreker daartegen een woord van protest wil doen hooren. De heer Tobé trekt zijn voorstel in. De Voorzitter constateert, dat het voorstel van den heer Tobé ingetrokken is. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De heer van Weizen wenscht geacht te worden tegen het voorstel te hebben gestemd. De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des avonds te 8 uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van Maandag 23 Januari 1939, des avonds te 11 uur. Thans zijn afwezig de heeren Splinter, Eikerbout, Van der Laan en Manders. De Voorzitter is thans in staat een opheldering te geven over de opmerking, die de heer Knibbe in de middagzitting Notulen vorige vergadering; e.a. (Voorzitter e.a.) ten aanzien van de notulen van het verhandelde in de vergadering van 19 December 1938 heeft gemaakt. Bij raadsbesluit van 20 December 1937 werd overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 3 December 1937 besloten gedurende een jaar een proef te nemen met een schoeiseldienst. Deze dienst ving aan op Maandag 24 Januari 1938 en zou dus eindigen te beginnen met 24 Januari 1939. Vanwege begrootings-technisclie noodzakelijkheden heeft de heer Van Stralen in de vergadering van 19 December 1938 een kleine verlenging van deze zaak voorgesteld en verkregen. Bij die gelegendheid heeft de heer Van Stralen gezegd (spreker heeft datgene, wat de heer Van Stralen heeft voorgelezen, vóór zich liggen): „Zooals u bekend is, heeft de gemeenteraad op 20 Decem ber 1937 besloten aan de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon voor het jaar 1938 een extra subsidie toe te kennen van ten hoogste 3300.ten behoeve van de instelling bij wijze van proef van een schoeiseldienst. Op 24 Januari 1938 werd deze schoeiseldienst inwerking gesteld. Aangezien de subsidie uitsluitend voor 1938 is verleend, zou de dienst op 1 Januari 1939 moeten eindigen. Waar zooals gezegd, de proef eerst op 24 Januari is aangevangen en de vraag, of de proef al dan niet voor verlenging in aanmerking komt, nog bij de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon in onderzoek is, hebben Burgemeester en Wethouders gemeend uw ver gadering te moeten vragen goed te vinden, dat de proef met den schoeiseldienst tot en met 22 Januari 1939 wordt voortgezet. Voor dezen datum zullen Burgemeester en Wethouders dan op deze aangelegenheid nader terugkomen". Het is zonder twijfel overduidelijk, dat bedoeld is 24 Januari. Spreker geeft daarom den Baad in overweging de notulen te handhaven zooals zij thans luiden. Er is tegenspraak. Er is tweemaal gezegd „24 Januari 1939" en éénmaal, door een zeer verklaarbare vergissing, „22 Januari 1939". Nu heeft de Secretaris het gezond verstand laten spreken en gezegdblijkbaar is bedoeld 24 Januari 1939. Spreker geeft in overweging de notulen ongewijzigd goed te keuren. De notulen van het verhandelde in de vergadering van 19 December 1938 worden thans goedgekeurd. De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde de verdere behandeling van agendapunt no. 16. (Zie bl. 12). De beraadslaging over tarief sub IV van artikel V, waarbij tevens aan de orde is het amendement van den heer Tobé (zie bl. 11 en 12), wordt hervat. De heer van Eek heeft geen bezwaren tegen het amende- ment-Tobé. Nu zal men echter volgens het bepaalde sub 2°. van het amendement tenslotte voor een uitstalkast niet meer betalen dan berekend naar het aantal Meters, dat verkregen wordt door de lengte in Meters van den geheelen voor het publiek aanwezigen glaswand te vermenigvuldigen met twee. Zal daarvan geen misbruik gemaakt worden, doordat men de uitstalkasten b.v. over de geheele lengte van den winkel laat loopen? De Voorzitter zegt, dat er zeer weinig etalages zijn, die den geheelen winkel in beslag nemen; die worden trouwens niet geheel als etalages beschouwd en geteld. In dit ver band wijst spreker op pianohandels en showrooms voor auto's. Het Motorhuis bijv. zal geacht worden een uitstal kast te hebben ter oppervlakte van zoovele M2, als ver kregen wordt door de lengte van den glaswand te ver menigvuldigen met twee. Het gewijzigde tarief sub IV van artikel V wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen, waarna dat artikel eveneens zonder hoofdelijke stemming wordt aan genomen. De gewijzigde verordening in haar geheel wordt ten slotte eveneens zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. De Voorzitter stelt thans aan de orde: XVIII. Voorstel: a. tot liet toekennen van een extra-subsidie voor het jaar 1939 aan de Gemeentelijke Commissie voor Maatschap pelijk Hulpbetoon ten behoeve van de voortzetting van de proef met den schoeiseldienst op den bestaanden voet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 15