12 MAANDAG 23 JANUARI 1939. Wijziging Electriciteitsverordening (Voorzitter e.a.) „Voor de berekening van het oppervlak van de uitstal kasten geldt ten hoogste het aantal M2, dat verkregen wordt door de lengte in meters van den geheelen voor bezichtiging door het publiek aanwezigen glaswand te ver menigvuldigen met twee."" De heer Tobé zegt, dat het hem opgevallen is, dat het tarief sub IV6 van 7 tot 23 uur 4 cent kost en van 23 tot 7 uur 2 cent per kWh. Spreker acht het tijdstip van 23 uur niet juist gekozen. Immers, wie heeft er belang bij, dat de winkels tusschen winkelsluitingstijd en 23 uur stroom ver bruiken? Het is het publiek, dat er belang bij heeft, dat de étalages goed verlicht worden en dat er ook een goede buiten verlichting isimmers, de stad en de straten worden daardoor veel gezelliger. Spreker xerzoekt het College dit jaar eens in overweging te nemen om het tijdstip van 23 uur bij dit tarief IV te vervangen door winkelsluitingstijd. Spreker wil hierop niet direct antwoord hebben van het College; hij begrijpt, dat de Directie van de Lichtfabrieken dit serieus zal moeten bezien. Hiervan zullen echter drie partijen voor deel hebben: de Lichtfabrieken, die stroom verkoopen dien zij anders niet verkoopen, de stad in haar geheel door de verlichting, en de winkeliers doordat er reclame gemaakt wordt en de menschen op straat komen. Spreker dankt de Directie en Commissarissen van de Licht fabrieken, en ook het College dat zij hierdoor de gelegenheid openen tot het gebruik van meer reclame-verlichtingvolgens dit tarief behoeft voor buiten-verlichting of voor reclame verlichting in het geheel geen extra recht betaald te worden; spreker hoopt, dat de winkeliers dit goed in hun ooren zullen knoopen en dat zij daarvan ook gebruik zullen maken, nu deze verlichting hun niets meer voor aansluiting kost. Spreker stelt het zeer op prijs, dat men in winkels als slagerijen en koffiewinkels (electrische koffiemolens) thans een motor kan gebruiken, zonder dat men daarvoor extra betalingen aan de Stedelijke Lichtfabrieken behoeft te doen. De heer van Eek veronderstelt, dat het College vóór den aanvang van deze Raadsvergadering kennis heeft kunnen nemen van de wijzigingen, die de heer Tobé thans heeft voorgesteld en waarvan de strekking is de redactie van de verordening duidelijker te maken. Spreker stelt de bedoeling van den heer Tobé zeer op prijs, maar heeft alleen kunnen beoordeelen de verordening, zooals zij bij den Raad is in gediend en heeft er daarom bezwaar tegen zijn stem te geven aan een wijziging, die rouwelings wordt voorgesteld. De Voorzitter zegt, dat het College gaarne het gewijzigde amendement van den heer Tobé overneemt. De heer Tobé is zoo vriendelijk geweest vóór den aanvang van deze raadsvergadering de door hem gewenschte wijzigingen mede te deelen aan het College, dat daardoor in staat was in overleg met den heer Tobé de juiste redactie te kiezen. Het kan voor den heer van Eek niet heel moeilijk zijn te zien, dat de portée van deze wijzigingen niet zeer ver strekt en zij zeer eenvoudige redactioneele wijzigingen zijn. Er is geen sprake van, dat onduidelijk zou zijn, waarom de heer Tobé voorstelt „ƒ2.20" te veranderen in „ƒ2.90". Door het schrappen van „ruimten" in het woord „winkel ruimten" wordt een zekere twijfel, die bij den heer Tobé was gerezen, weggenomen. De vraag was n.l. gerezen: hoe moet men het oppervlak van een winkel meten, wanneer in den winkel niet alleen uitstalkasten zijn, maar ook kasten, waarin men bepaalde artikelen opbergt of bewaart? Moet men dan alleen de overblijvende ruimte meten of ook de ruimten, die door deuren of gordijnen van het overige gedeelte van den winkel zijn gescheiden? De bedoeling van den heer Tobé en van de verordening is, dat ook de afge scheiden ruimten worden medegerekend. Dit blijkt niet duideüjk uit de redactie van de verordening, waarom de heer Tobé heeft voorgesteld „ruimten" te schrappen. In het voorstel van het College is niet duidelijk gezegd, hoe het oppervlak van de uitstalkasten wordt gemeten; de heer Tobé heeft hiervoor een zeer eenvoudige en duidelijk sprekende methode aangegeven. De heer van Eek vraagt, of het niet mogelijk is het amen dement te doen vermenigvuldigen en uit te reiken aan de leden, zoodat zij het hedenavond kunnen bestudeeren. De Voorzitter zegt, dat het College het zeer op prijs zou stellen, indien het voorstel heden werd aangenomen. Het amendement van den heer Tobé is zeer nauwkeurig door de directie van de Stedelijke Lichtfabrieken bekeken; zij heeft tegen de aanneming er van geen bezwaar. Het is in elk geval een verbetering, dat uit het tarief blijkt, waar- Wijziyiuy Electriciteitsverordening. (Voorzitter e.a.) aan men toe is en dat men met behulp van de verordening zelf kan berekenen, wat men moet betalen. De heer van Eek begrijpt ook wel de wenschelijkheid van een dergelijke verbetering, maar zou gaarne het amendement nader willen bezien en vraagt daarom nogmaals of het niet mogelijk is het te doen vermenigvuldigen en aan de leden uit te reiken. De Voorzitter maakt daartegen geen bezwaar, indien de heer van Eek er behoefte aan heeft. De heer van Eek zal inderdaad tot de conclusie komen, dat dit amendement geen andere beteekenis heeft dan dat het een verduidelijking is. Spreker zou er prijs op stellen, de verordening nu af te handelen. Burgemeester en Wethouders zijn bereid het amendement-Tobé over te nemen, maar indien de heer van Eek er stemming over wenscht, is spreker bereid het in stemming te brengen. De heer van Eek vraagt, waarom het amendement niet even vermenigvuldigd en rondgedeeld is, zoodat de Raads leden het kunnen overzien? De Voorzitter zegt, dat het College het amendement hedenmorgen te 11.30 uur heeft ontvangen, zoodat er nog geen gelegenheid is geweest, het te vermenigvuldigen. De heer van Eek vraagt, of het amendement niet ver menigvuldigd kan worden, zoodat het hedenavond be handeld kan worden? Spreker stelt voor de verdere behandeling van onderdeel IV van art. 10 aan te houden tot hedenavond. Het voorstel van orde van den heer van Eek wordt aangenomen met 18 tegen 16 stemmen. Vóór stemmen: de heer Dubbeldeman, mevr. de Cler, de heeren Hessing, Oostveen, Tepe, van Stralen, Verweij, Groeneveld, Manders, van Weizen, Schiiller, Carton, Keij, van Eek, Snel, Jongeleen, mevr. Braggaar en de heer Valentgoed. Tegen stemmen: de heeren Lombert, Knibbe, Wilbrink, Beekenkamp, Tobé, van Rosmalen, van der Tas, van der Laan, van der Reijden, Wilmer, Würtz, Coster, Eikerbout, van der Kwaak, Bergers en de Reede. De verdere behandeling van tarief sub IV wordt derhalve aangehouden. Beraadslaging over tarief sub V. De heer Tobé verheugt zich, dat het thans voor alle boerde rijen en tuinderijen zoo eenvoudig wordt om electro-motoren te gebruiken. Spreker weet bij ondervinding, dat de boeren en tuinders altijd nogal zeer sterke bezwaren hadden tegen het tarief van de Lichtfabrieken; thans is voor hen werkelijk de tijd gekomen om alles electrisch te doen, wat maar eenigs- zins electrisch kan gedaan worden. Het tarief sub V wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De tarieven sub VI, VII en VIII worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. In verband met de aanhouding van de beraadslaging over tarief sub IV wordt de stemming over het geheele artikel V eveneens aangehouden. De artikelen VI, VII en VIII van de ontwerp-verordening worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter stelt thans aan de orde punt b van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Tobé ontving gaarne van het College de toe zegging, dat de verbruikers, die buiten hun schuld meer dan 20 cent per kWh moeten betalen en zich daarover bij de directie der Stedelijke Lichtfabrieken beklagen, niet alleen zullen worden aangehoord, maar ook het meerdere zullen terugontvangen. Het is mogelijk, dat een verbruiker op advies van de Stedelijke Lichtfabrieken overgaat op een ander tarief, terwijl later blijkt, dat hij volgens dit tarief meer dan vroeger moet betalen en hij dus eigenlijk het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 12