248 MAANDAG 19 DECEMBER 1938. Opcenten op hoofdsom der personeele belasting. (Verweij.) Dit heeft het College nu gedaan en gelukkig is de positie van de Lichtfabrieken zoodanig, dat spreker namens het College aan den Baad kan mededeelen, dat de tarieven voor den middenstand in belangrijke mate kunnen worden verlaagd, in het belang van den middenstand, zonder belangrijke financieele gevolgen voor de gemeente, in den vorm van een lagere winstuitkeering. Deze gang van zaken heeft, onafhankelijk van den wil van het College, aanleiding gegeven tot een vertraging bij de in diening der begrooting; voor deze vertraging bestonden dus zeer ernstige redenen. Er zitten dus in het geheel geen duistere motieven of over wegingen van anderen aard achter deze vertraging, zooals men weieens van zekere zijde wenscht te suggereeren. Het is zuiver en alleen in het belang van de gemeente geweest, dat de indiening van de begrooting is vertraagd. Deze vertraging op zich zelf is niets bijzonders; zij heeft de laatste 8 of 10 jaar plaats gevonden. Bij de aanvaarding van zijn ambt heeft spreker zich voor genomen de behandeling van de begrooting te vervroegen. Zoolang echter de gemeente op eigen wieken kan drijven en dus niet afhankelijk is van het Rijk, zal de Baad genoegen moeten nemen met het feit, dat de behandeling van de be grooting in Leiden iets later plaats heeft dan elders. Hopelijk heeft spreker met deze verklaring eens en voor goed het sprookje uit de wereld geholpen, dat er andere motieven voor de late indiening van de begrooting zijn. De Baad heeft er recht op precies te weten, waardoor het moeilijk was, de dekkingsmiddelen te vinden. Er is een geheel complex van oorzaken, waarvan de volgende de belangrijk ste zijn. De uitkeering uit het Gemeentefonds is 30.500.minder dan die over 1937. De opbrengst van de marktgelden is 8.250.lager geraamd dan voor 1938. De gezamenlijke opbrengst van de belastingen is 15.500.lager. De winst van het Slachthuis is vervallen, terwijl zij voor 1938 is ge raamd op 19.000.Men beschikt dit jaar over 17.000. minder uit de reserve van het pensioenfonds dan verleden jaar. De rente en aflossingen bedragen 30.000.meer. De begrooting van Fabricage wijst in eindcijfer 10.000.meer aan. De verpleging van de armlastige krankzinnigen vordert voor 1939 wederom 9.600.meer dan voor 1938. Het eindcijfer van Maatschappelijk Hulpbetoon is 100.000. grooter dan verleden jaar. Het totaal aan tegenvallers be draagt 240.000. Door tal van middelen (besparingen, bezuinigingen, ver lenging van afschrijvingstermijnen, scherpere ramingen) is het reëele tekort van 240.000.teruggebracht tot 182.000.- Het aanvankelijk tekort bedroeg 500.000.Het verschil tusschen dit tekort en het reëele tekort van 240.000.kon worden gedekt door de definitief geraamde uitkeering uit de winst van de Lichtfabrieken en door het nemen van enkele andere maatregelen. Het behoeft nauwelijks in dezen tijd gezegd te worden, dat veel arbeid en moeite noodig is geweest om het reëele tekort, dat zich half October openbaarde, te dekken. Het tekort van 182.000.zou kunnen worden gedekt door 100.000.te putten uit het fonds voor stadsver betering en sociale doeleinden en over te boeken naar den kapitaaldienst en 82.000.te vinden door middel van ver hooging van de opcenten op de hoofdsom der personeele belasting. Naar het oordeel van het College is dit voorstel het beste middel om een sluitende begrooting te verkrijgen, omdat dit middel verband houdt met de ontwikkeling van de ge- meentefinanciën gedurende de laatste crisisjaren, welke ont wikkeling op haar beurt weer afhankelijk is van de econo mische conjunctuur in Leiden. De gevolgen van de groote werkloosheid hebben zich in Leiden meer geleidelijk doen gevoelen, zulks in tegenstelling met andere plaatsen, waar men vrijwel onmiddellijk na het intreden van de crisis, in 1931, met een werkloosheid van veel grooteren omvang had te kampen dan Leiden. De gevolgen van die ontwikkeling zijn ook in de belastingheffingen tot uiting gekomenimmers, in vrijwel alle groote gemeenten en in de industrieele gemeen ten zijn de belastingen in een kort tijdsbestek tot den wette- lijken top opgevoerd moeten worden, nadat men eerst de beschikbare reserves had moeten aanwenden. Leiden heeft zich totnutoe kunnen redden met het aanspreken van de verschillende reserves en heeft belastingverhooging in de mate, waarin deze in andere gemeenten is doorgevoerd, langen tijd kunnen keeren. Het College heeft zich met de hoop gevleid, dat er eindelijk eens betere tijden zouden aan breken, zoodat men belastingverhooging voor de ingezetenen zou kunnen voorkomen, doch de economische feiten in Leiden beginnen een steeds luider en andere taal te spreken. Niet tegenstaande de werkloosheidscijfers voor Leiden in verge- Opcenten op hoofdsom der personeele belasting. (V erweij.) lijking met vorige jaren een vermindering met eenige honder den werkloozen aanwijzen, vorderen de dienst voor Sociale Zaken en Maatschappelijk Hulpbetoon nog steeds meer uit gaven. In de memorie van antwoord zal door het College op de oorzaken daarvan nog nader worden ingegaan; daarvoor zijn verschillende aannemelijke verklaringen te geven. Dit is trouwens ook in tal van andere gemeenten het geval. Op zichzelf duidt het feit van de stijging der werkloosheidsuit gaven bij een dalend aantal ingeschreven werkloozen op een toenemende verarming van de ingezetenen; in het bijzonder geldt dit voor Maatschappelijk Hulpbetoon, waar het aantal gesteunden en hulpbehoevenden niet daalt, maar nog steeds een stijging vertoont, ook als gevolg van verschillende maat regelen, die het Bijk voorschrijft ten aanzien van de afvoering van verschillende soorten werkloozen van de rijkssteun regeling. Dat deze toestand de gemeente-financiën op den duur sloopt, daarvan geeft de eene gemeente voor, de andere gemeente na, blijk. Dat proces is thans in Leiden in vollen gang. Het is een schrale troost, dat een derde van de 1060 Nederlandsche gemeenten Leiden daarin is voorgegaan. Onder deze omstandigheden zal men het College bezwaarlijk kunnen verwijten, dat het al te spoedig naar het middel van belastingverhooging heeft gegrepen. In dit verband dient thans ook bijzondere aandacht te worden besteed aan de vraag, of het niet beter is, alsnog 80.000.te putten uit de magere reserves, waarover Leiden nog beschikt, dan wel het bedrag over te boeken naar den kapitaaldienst. Met de grootst mogelijke beslistheid moet spreker dit denkbeeld van de hand wijzen. Men zou hiertoe slechts kunnen en mogen overgaan, indien er eenige aanwijzingen waren, dat binnen niet al te langen tijd een aanmerkelijke verandering ten goede in den stand van de werkloosheid en daardoor in de financieele positie van de gemeente is te ver wachten. Een dergelijke aanwijzing ontbreekt thans. Het is dan ook dringend noodzakelijk, dat de inkomsten van de gemeente op bescheiden wijze worden versterkt. Ge beurt dit niet, dan maakt de Baad zich schuldig aan een niet te verantwoorden financieele uitputtingspolitiek, waarmede geen enkel gemeentebelang wordt gediend. Bovendien spreken Gedeputeerde Staten in dezen ook een woordje mee en zij zullen zeker hun goedkeuring onthouden aan een begrooting, die het karakter draagt van een finan cieele uitputting ten bate van het kunstmatig laag houden der belastingen. De belastingen zijn in Leiden, vergeleken met die in andere gemeenten, laag. Ook dit zullen Gedeputeerde Staten bij de beoordeeling van de begrooting in aanmerking nemen. Het aantal gemeenten met 100 opcenten op de personeele belas ting, is in Nederland met een kaarsje te zoeken. Zelfs met 135 opcenten is men nog aan den lagen kant. Op het oogenblik is er dus voor niemand aanleiding om zich niet in Leiden te vestigen op grond van het peil der be lastingen. Uit de cijfers, verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek en aangevende den belastingdruk in Neder land voor het jaar 1938/1939, blijkt, dat Leiden met 135 opcenten op de personeele belasting zal behooren tot de ge meenten met den laagsten belastingdruk. Beeds bij de goed keuring van de begrooting voor 1938 hebben Gedeputeerde Staten aan het College te kennen gegeven, dat een matige belastingverhooging zeer wenschelijk zou zijn geweest. Het College heeft zich daartegen toen verzet in verband met de verhooging van het electriciteitstarief, het woonhuistarief, veroorzaakt door de toen dreigende stijging van den kolenprijs. Niettemin heeft spreker er toen reeds op gewezen, dat toen zonder veel moeite een pleidooi voor belastingverhooging zou zijn te leveren. Het College heeft toen echter geen belasting verhooging voorgesteld, omdat naast de cijfers van de be grooting de belangen van de ingezetenen als een levende werkelijkheid voor het College stonden. Wanneer men dus thans het bedrag van 82.000.ook nog naar den kapitaal dienst zou overboeken, zou de begrooting niet worden goed gekeurd, en terecht, omdat men dan een onverantwoordelijke bankroetierspolitiek zou voeren, een politiek die in de nabije toekomst toch zou opbreken. Spreker werkt er niet aan mede, dat men het huidige College later zou kunnen verwijten, dat het al te lichtvaardig te werk zou zijn gegaan. Het is naar sprekers meening ook niet mogelijk, het bedrag uit bezuinigingen te vinden. Dit is een illusie; zonder sociale afbraak is in Leiden geen bezuiniging van beteekenis meer mogelijk, te meer omdat de feiten toch al dwingen de uiterste zuinigheid in acht te nemen. Hoe moeilijk het is een dergelijk bedrag aan bezuinigingen te vinden, blijkt uit het volgende. Een bezuiniging van 12.000.op den post voor ziekenhuis- verpleging, zooals in het voorloopig verslag op de begrooting

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 14