156 termijnen verstreken zijn, moeten deze binnen 14 dagen na dagteekening van het aanslagbiljet worden voldaan. 4. Het schoolgeld is dadelijk en in eens invorderbaar, indien de aangeslagene in staat van faillissement is verklaard, of op zijn roerende of onroerende goederen executoriaal beslag is gelegd. Art. 18. De Gemeente-Ontvanger of die hem vervangt is verplicht voor elke betaling onmiddellijk kwitantie op het aanslag biljet te stellen, tenzij de betaling geschiedt door overschrijving of storting op de giro-rekening. Art. 19. De afschrijving der betaling van het «schoolgeld geschiedt in de volgende orde: a. de kosten van vervolging, zoo die verschuldigd zijn; b. de oudste der vervallen termijnen. Art. 20. Aan den leerling voor of door wien het schoolgeld niet binnen den bepaalden tijd is betaald, kan het verder bijwonen der lessen door Burgemeester en Wethouders worden ont zegd, totdat het verschuldigde is aangezuiverd. Art. 21. Aanslagen waarvan de invordering niet heeft kunnen plaats hebben tengevolge van gebleken onvermogen of andere geldige redenen, kunnen door den Gemeenteraad niet invorder baar worden verklaard. Art. 22. 1. Bij tusschentijds verlaten van de school vóór 1 Juli, mits het hoofd van de betrokken inrichting van onderwijs daarmede vooraf in kennis is gesteld, of bij overlijden van een leerling, is het schoolgeld alleen verschuldigd over de kalendermaanden, waarin van het onderwijs gebruik ge maakt is. 2. Indien een leerling door ziekte of krachtens wettelijk voorschrift de school gedurende ten minste één kalender maand niet heeft kunnen bezoeken, wordt op verzoek ont heffing van schoolgeld verleend over de kalendermaanden, gedurende welke de school om die reden is verzuimd. Over de maand Augustus wordt geen ontheffing verleend, tenzij het verzuim ten minste drie achtereenvolgende maanden, waarin de maand Augustus begrepen is, beeft geduurd. Dit verzoek moet uiterlijk binnen twee maanden na afloop van het heffingsjaar, waarvoor geheele of gedeeltelijke ontheffing wordt verlangd, schriftelijk worden ingediend. Art. 23. 1. Voor hen, die als leerling ingeschreven, bij den aan vang van den cursus van de school wegblijven, is schoolgeld niet verschuldigd, indien een kennisgeving van verhindering bij het hoofd van de betrokken inrichting van onderwijs is ingekomen vóór 26 Juli voorafgaande aan het schooljaar. Komt die kennisgeving later in of wordt verzuimd van de verhindering kennis te geven, dan is schoolgeld over het eerste kwartaal verschuldigd. 2. Voor leerlingen, die in den loop van den cursus van de school wegblijven, is schoolgeld verschuldigd tot het einde van het kwartaal, waarin het hoofd van de betrokken in richting van onderwijs met het wegblijven in kennis wordt gesteld. Art. 24. 1. Bij overlijden van een schoolgeldplichtige, wordt op schriftelijk verzoek van belanghebbende, ontheffing op den schoolgeldaanslag verleend over de volle kalendermaanden, welke het schooljaar na het overlijden nog bevat, onder aftrek van het bedrag, hetwelk berekend over die maanden verschuldigd is door dengene, die na het overlijden als schoolgeldplichtige moet worden aangemerkt. De gemengde hoofdsom der weduwe wordt in dat geval berekend, alsof zij zich op den dag van het overlijden van haar echtgenoot hier te lande had gevestigd. 2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde aftrek geschiedt bij wijze van verrekening, zoodat derhalve aan den nieuwen schoolgeldplichtige geen aanslag wordt opgelegd. 3. Verzoekschriften, als in dit artikel bedoeld, moeten uiterlijk binnen twee maanden na afloop van het heffingsjaar, waarvoor gedeeltelijke ontheffing wordt verlangd, schriftelijk worden ingediend. Art. 25. 1. Herziening van het bedrag van het schoolgeld vindt op schriftelijk verzoek van belanghebbende oök plaats, indien een of meer van de samenstellende deelen van de gemengde hoofdsom verandering ondergaan door eed beschikking of uitspraak, waarbij een aanslag in een van die belastingen wordt verminderd of vernietigd. 2. Verzoekschriften, als in het eerste lid van dit artikel bedoeld, moeten worden ingediend binnen twee maanden na de dagteekening van het besluit tot vermindering of ver nietiging. 3. De ontheffingen, verleend op grond van art. 17 der wet van 22 Mei 1845 (S. 22) vinden geen overeenkomstige toe passing. Art. 26. 1. Bezwaren tegen den aanslag in het schoolgeld moeten binnen twee maanden na dagteekening van het aanslagbiljet schriftelijk worden ingediend. 2. Deze termijn wordt verlengd tot vier maanden voor hen, die niet hier te lande wonen. Art. 27. 1. Voor de toepassing van de artikelen 297, 299 en 300 van de Gemeentewet treedt de Inspecteur der Gemeente belastingen in de plaats van den Gemeenteraad, van Burge meester en Wethouders of van den Burgemeester. 2. Bezwaar- en verzoekschriften moeten worden ingediend bij dien Inspecteur. Art. 28. De invordering van het schoolgeld geschiedt overigens overeenkomstig de artikelen 291 tot en met 295 der Gemeentewet. Art. 29. Deze verordening kan worden aangehaald onder den titel: „Schoolgeldverordening Gymnasiaal- en Middelbaar Onder wijs." Art. 30. 1. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 September 1938. 2. Op dien datum wordt de verordening van den 12den October 1936, regelende de heffing van schoolgelden aan het Gymnasium, de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden (Gem.blad No. 39) alsmede de verordening van den 12en October 1936, regelende de invordering van die school gelden geacht te zijn vervallen, evenwel met dien verstande, dat deze verordeningen van toepassing blijven op alles, wat betreft de heffing en invordering van deze schoolgelden over de schoolgeld jaren welke aan 1 September 1938 vooraf gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 209. Leiden, 2 December 1938. In Uw Vergadering van 30 Mei 1938 werden om prae- advies in onze handen gesteld een adres van de afdeelings- besturen te Leiden van den Nederlandschen E.K. Bond van Handels-, Kantoor- en Winkelbedienden ,,St. Franciscus van Assissië" en van de Nederl. Vereeniging van Christelijke Kantoor- en Handelsbedienden om het sluitingsuur van winkels op den Zaterdag op 8 uur des namiddags vast te stellen en een adres van de Leidsche Middenstands-Centrale om het sluitingsuur op den Zaterdag ongewijzigd te laten. De besturen der werknemersorganisaties wijzen er in hun adres op, dat zoowel het personeel als de winkeliers gebaat zijn bij een vrijen Zaterdagavond, aangezien zij zich dan beter op den Zondag kunnen voorbereiden en zij met hun familieleden meer van het gezinsleven kunnen profiteeren. Zij meenen, dat het geopend zijn van winkels op Zaterdag avond economisch niet langer vereischt is, omdat de vrije Zaterdagmiddag zóózeer is ingeburgerd, dat het overgroote deel der bevolking tusschen 2 en 8 uur des namiddags voldoende gelegenheid tot winkelen heeft, en omdat in vele ondernemingen het loon op een anderen dag dan den Zaterdag wordt uitbetaald, waardoor de behoefte aan een ruimere gelegenheid om in te koopen op dien dag is vervallen. De Leidsche Middenstands-Centrale voert tegen deze argumenten aan, dat door een vervroegd sluitingsuur de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 10