Art. 32. 1. Verleende vacantie of verleend verlof kan, indien het belang van den dienst dit dringend noodzakelijk maakt, door het hoofd van den tak van dienst worden ingetrokken. In zoodanig geval komt een dag, waarop de arbeider dienten gevolge slechts gedeeltelijk vacantie of verlof genoot, bij het berekenen van het aantal genoten vacantie- of verlofdagen niet in aanmerking. 2. Indien de arbeider tengevolge van de intrekking gelde lijke schade lijdt, wordt deze hem tot het door Burgemeester en Wethouders vast te stellen bedrag vergoed. Abt. 33. 1. Indien het loon van den arbeider bij de arbeidsovereen komst is bepaald volgens de loonregeling, neergelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst, geldende voor overeen komstig personeel in het particulier bedrijf, gelden ten aanzien van de vacantie en het verlof, zulks met afwijking van het bepaalde in deze paragraaf, de desbetreffende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst. 2. De in het eerste lid bedoelde arbeider in volledigen dienst, die gedurende ten minste 12 maanden onafgebroken werkelijken dienst heeft verricht, heeft echter boven en behalve de vacantie, welke hij krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst geniet, recht op een aanvullende vacan tie met behoud \>an loon en wel: a. in het kalenderjaar, waarin de onafgebroken werkelijke dienst van 12 maanden op 1 Januari van dat kalenderjaar is vervuld, en voorts in elk volgend kalenderjaar op zoovele dagen, dat hij in totaal een even lange vacantie geniet, als waarop hij recht zou hebben gehad, indien artikel 26, tweede lid, op hem van toepassing was; b. in het kalenderjaar, waarin de onafgebroken werkelijke dienst van 12 maanden op een lateren datum dan 1 Januari van dat kalenderjaar is vervuld, op zoovele twaalfde gedeelten van de onder a bedoelde aanvullende vacantie, als er na dien datum in dat kalenderjaar nog volle maanden overbüjven, en voorts in elk volgend kalenderjaar als onder a is bepaald. 3. Ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde aan vullende vacantie vindt het bepaalde in de artikelen 27, 28, 29, 30 en 32 overeenkomstige toepassing. kunnen genieten, wordt hem op zijn verzoek de nog niet genoten vacantie voor zoover mogelijk in het volgende kalenderjaar verleend. Art. 29. 1. De vacantie wordt, voor zoover de belangen van den dienst en die van het overige personeel dit toelaten, zooveel mogelijk overeenkomstig de wenschen van den arbeider verleend, met dien verstande, dat bij splitsing van de vacantie in gedeelten in den regel ten minste de helft daarvan ineens wordt genoten. 2. Met afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de vacantie van de verplegenden van de gestichten „Ende geest" c.a. aldus gesplitst, dat twee derden gedeelten daarvan ineens gedurende de zomermaanden en een derde gedeelte daarvan ineens gedurende de wintermaanden wordt genoten. 3. De vacantie moet binnen den door het hoofd van den tak'van dienst te bepalen termijn schriftelijk bij hem worden aangevraagd. De beslissing op de aanvrage wordt den arbeider tijdig medegedeeld. Art. 30. Aan den arbeider, die vrijen kost geniet, wordt voor het gemis daarvan gedurende zijn vacantie een door Burgemeester en Wethouders vast te stellen geldelijke vergoeding toegekend. Art. 31. 1. Behoudens het bepaalde in artikel 33 wordt, tenzij de belangen van den dienst zich daartegen verzetten, aan den arbeider verlof met behoud van het volle loon verleend: a. voor de uitoefening van kiesrecht, voor zoover dit niet in vrijen tijd kan geschieden of omzetting van dienst niet mogelijk is; b. voor het voldoen aan een wettelijke verplichting, tenzij deze is ontstaan door schuld of nalatigheid van den arbeider en voor zoover zulks niet in vrijen tijd kan geschieden of omzetting van dienst niet mogelijk is; c. voor het bijwonen van vergaderingen of zittingen van of liet verrichten van werkzaamheden voor publiekrechtelijke college's, waarin de arbeider is benoemd of verkozen, voor zoover zulks niet in vrijen tijd kan geschieden en voor zoover hem voor het lidmaatschap van die publiekrechtelijke college's de in artikel 46 bedoelde vergunning is verleend; d. volgens door Burgemeester en Wethouders zoo noodig nader vast te stellen regelen, voor het als bestuurslid of als vertegenwoordiger bijwonen van vergaderingen van of het ver richten van werkzaamheden voor vereenigingen, die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in het algemeen belang of in dat van overheidspersoneel werkzaam zijn; e. voor het bijwonen van vergaderingen van commissiën voor georganiseerd overleg; bij zijn ondertrouw en huwelijk in zijn woonplaats, telkens voor 1 dag; g. bij huwelijk van ouders of kinderen van den arbeider in zijn woonplaats voor 1 dag; h. bij huwelijk van den arbeider, van zijn ouders of kinderen buiten zijn woonplaats voor ten hoogste 3 dagen; i. bij bevalling van zijn echtgenoote voor 1 dag; j. bij ernstige ziekte van zijn echtgenoote, ouders of kinderen, na overlegging van een verklaring van den be- handelenden geneesheer, dat verlof noodig is; 1c. bij overlijden van zijn echtgenoote tot en met den dag der begrafenis; 1. bij overlijden en voor bijwoning van de begrafenis van ouders, kinderen, behuwd-, stief- of pleegkinderen telkens voor 1 dag, of indien een reis moet worden gemaakt, voor 3 dagen ten hoogste; m. bij het afleggen van geloofsbelijdems door den arbeider, bii kerkelijke bevestiging en Eerste Communie van den arbeider, diens echtgenoote, kinderen, stief- en pleegkinderen voor den daarvoor benoodigden tijd, indien het afleggen van geloofsbelijdenis, de kerkeüjke bevestiging of de Eerste Communie plaats heeft binnen den werktijd van den arbeider; n. in andere gevallen, waarin het hoofd van den tak van dienst oordeelt, dat daartoe aanleiding bestaat. 2. Indien het verleenen van verlof, als bedoeld in het eerste lid onder c, voor den tak van dienst kosten tengevolge heeft, worden deze kosten voor de helft ten laste van den arbeider gebracht. 3. Het in het eerste lid bedoelde verlof moet, dringende gevallen uitgezonderd, ten minste 24 uren te voren worden aangevraagd. 4. Verlof kan eveneens worden verleend voor een afwezig heid, die heeft plaats gehad, wanneer daarvoor naar het oordeel van het hoofd van den tak van dienst gegronde redenen bestonden en de gelegenheid om verlof te vragen heeft ontbroken. 6. Van de aanspraken in geval van ziekte. Art. 34. 1. De arbeider geniet zijn volle loon gedurende den wacht tijd, bedoeld in het tweede lid van artikel 37 der Ziektewet. 2. De arbeider, die wegens ziekte of ongeval verhinderdj is zijn arbeid te verrichten, ontvangt, wanneer hij te dier zake geen aanspraak op een uitkeering krachtens een wette lijke verzekering of krachtens een regeling, als bedoeld in artikel 25, tweede lid sub 2°, der Ziektewet heeft, een uit keering tot zoodanig bedrag en tot zoodanig tijdstip, als hem krachtens de Ziektewet zou toekomen, indien hij daaraan recht op uitkeering kon ontleenen. Het bepaalde in het eerste lid vindt daarbij overeenkomstige toepassing. 3. De uitkeering, welke de arbeider ingevolge een wette lijke verzekering of krachtens het bepaalde in het tweede lid geniet, wordt verhoogd tot het bedrag van het volle loon over een tijdvak, overeenkomende met den tijd, ge durende welken de arbeider vóór den aanvang der ver hindering onafgebroken in dienst van de gemeente is geweest, doch niet langer dan 6 weken. Art. 35. Ten aanzien van bepaalde arbeiders of groepen van arbeiders en overigens in zeer bijzondere gevallen kan door Burgemeester en Wethouders een van artikel 34 afwijkende regeling worden getroffen. Art. 36. 1. Indien de ziekte of het ongeval in verband met zijn dienstbetrekking is ontstaan, ontvangt de arbeider, voor zoover voor hem niet een regeling geldt, als bedoeld in artikel 25, tweede lid sub 2°. der Ziektewet, over den tijd, dat hij dientengevolge verhinderd is te werken, doch niet langer dan 26 weken, boven de uitkeering, welke hem inge volge een wettelijke verzekering of de artikelen 34, tweede lid, en 35 toekomt, een verhooging. Deze verhooging is gelijk aan het volle loon van den arbeider, verminderd met het bedrag van bedoelde uitkeering. 2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, heeft de arbeider voorts aanspraak op vrije genees- en heelkundige behandeling op den voet van de bepalingen der Ongevallenwet 1921. 3. Ten aanzien van bepaalde arbeiders of groepen van arbeiders en overigens in zeer bijzondere gevallen kan door

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 7