146
genomen, die gelijk is aan den tijd, die gewoonlijk tussclien
twee opvolgende uitbetalingen van het loon verstrijkt.
2. Ten aanzien van hen, die ten minste twee jaren onaf
gebroken in dienst zijn geweest, wordt de termijn, bedoeld
in het eerste lid, gesteld op het dubbele daarvan.
3. Bij schriftelijk aangegane arbeidsovereenkomst kan van
het bepaalde in het eerste lid worden afgeweken, mits de
termijn van opzegging voor het hoofd van den tak van dienst
niet korter worde gesteld dan voor den arbeider.
4. Indien een proeftijd is bedongen, is gedurende dien
tijd zoowel het hoofd van den tak van dienst als de arbeider
bevoegd door opzegging de dienstbetrekking onmiddellijk
te doen eindigen.
Art. 62.
Ten aanzien van de beëindiging der dienstbetrekking zijn
voorts van toepassing de artikelen 1639m, 1639o, 1639p
en 1639c/ van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande,
dat de schadeloosstelling, bedoeld bij artikel 1639o voor
noemd, bij een dienstbetrekking, voor onbepaalden tijd aan
gegaan, gelijk is aan het bedrag van het loon in geld over
den duur van den opzeggingstermijn en bij een dienstbetrekking,
voor bepaalden tijd aangegaan, geüjk is aan het loon in
geld over den tijd, dat de dienstbetrekking volgens artikel 60
had behooren voort te duren.
Art. 63.
1. Aan den arbeider wordt op diens verzoek bij het eindigen
van de dienstbetrekking door het hoofd van den tak van
dienst een getuigschrift uitgereikt.
2. Het getuigschrift bevat een juiste opgave omtrent den
aard van den verrichten arbeid en den duur der dienst
betrekking, alsmede doch alleen op bijzonder verzoek van
den arbeider omtrent de wijze, waarop hij aan zijn ver
plichtingen heeft voldaan en de wijze, waarop de dienst
betrekking geëindigd is.
Art. 64.
1. De dienstbetrekking eindigt door het overlijden van
den arbeider.
2. Aan zijn rechtverkrijgenden wordt het loon in geld
uitbetaald tot en met den dag van het overlijden.
3. Zoo spoedig mogelijk na het overlijden van een arbeider
in volledigen dienst wordt aan zijn weduwe een bedrag
uitgekeerd, gelijk aan het 2/52 gedeelte van het loon, dat
de arbeider in totaal genoten heeft over het tijdvak van
3 jaren, voorafgaande aan den datum van zijn overlijden.
Laat de overledene geen weduwe na, dan geschiedt de uit-
keering ten behoeve van de minderjarige wettige of erkende
natuurlijke kinderen van den arbeider. Ontbreken ook zoo
danige kinderen, dan geschiedt de uitkeering, indien de over
ledene kostwinner was van ouders, broeders, zusters of
meerderjarige kinderen, ten behoeve van deze betrekkingen.
4. Indien de overleden arbeider in volledigen dienst geen
betrekkingen, als bedoeld in het derde lid, nalaat, kan het
daarbedoelde bedrag door Burgemeester en Wethouders
geheel of ten deele worden uitgekeerd voor de betaling van
de kosten der laatste ziekte en der begrafenis, zoo de nalaten
schap van den overledene voor de betaling van die kosten
ontoereikend is.
Art. 65.
1. Gedurende drie maanden na het overlijden behouden
de achterbüjvende gezinsleden het gebruik van de dienst
woning, waarin zij met den arbeider woonden. Achten
Burgemeester en Wethouders het echter in het belang van
den dienst noodzakelijk, dat de woning eerder wordt ont
ruimd, dan wordt door hen naar billijkheid een schade
vergoeding gegeven, indien de achterblijvende gezinsleden
ten genoegen van Burgemeester en Wethouders aantoonen,
dat zij door de eerdere ontruiming schade lijden.
2. Indien door den arbeider voor het gebruik van de dienst
woning een vergoeding verschuldigd was, voldoen de achter
gebleven gezinsleden deze over den tijd, gedurende welken
zij het gebruik van die woning na zijn overlijden behouden.
11. Van het Georganiseerd overleg.
Art. 66.
De Algemeene Ambtenaren- en de Algemeene Werklieden
Commissie worden gehoord over voorstellen tot wijziging
van deze verordening, alsmede over de op grond van deze
verordening te treffen algemeene regelingen. Onder algemeene
regelingen worden mede verstaan regelingen, welke een be
paalde groep of bepaalde groepen van arbeiders betreffen.
HOOFDSTUK IV.
Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 67.
1. Deze verordening treedt in werking op een nader door
Burgemeester en Wethouders te bepalen dag.
2. De op het oogenblik van de inwerkingtreding van deze
verordening bestaande loonregelingen voor personen op
arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst van de
gemeente worden geacht ter uitvoering van deze verordening
te zijn vastgesteld en büjven van kracht totdat zij door
Burgemeester en Wethouders door andere zijn vervangen.
3. Overigens vervallen op den dag van inwerkingtreding
van deze verordening alle vóór dien dag .ten aanzien van
personen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in
dienst der gemeente genomen besluiten betreffende onder
werpen, welke bij of krachtens deze verordening zijn geregeld,
met uitzondering van de verordening van 15 Augustus 1932
(Gemeenteblad No. 23), zooals deze sedert is gewijzigd.
Art. 68.
Deze verordening kan worden aangehaald als „Arbeids
overeenkomstenreglement"
b. het voorstel van den heer Schüller in zake het loon
van losse of op arbeidsovereenkomst te werk gestelde of te
werk te stellen werklieden hiermede als afgedaan te be
schouwen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GKOEN ZOON.