lasten, kon worden uitgetrokken, wat de Gasfabriek betreft een winst van 100.605.(1938 167.932.en wat de Centrale aangaat een winst van 1.189.814.(1938 1.098.917.tezamen derhalve 1.290.419.(1938 1.266.849.Hierbij moet intusschen in het oog worden gehouden, dat dit resultaat bij de Electriciteitsfabriek slechts was te bereiken, door van het batig saldo over 1938 een bedrag van 45.000.naar 1939 over te boeken, hetgeen de uitkomsten van het loopende jaar gelukkig zullen toe laten. Zonder deze manipulatie zou liet voordeelig verschil tusschen 1938 en 1939 mitsdien veranderen in een nadeelig verschil van 45.000.ƒ23.570.21.430. Onder de bestaande omstandigheden kan practisch geen vooruitgang in de gasafgifte worden geraamd, zoodat werd uitgegaan van een verbruik, gelijk aan dat van 1937 en 1,3 lager dan dat van de begrooting 1938. De opbrengst kon echter niet op hetzelfde peil worden gehandhaafd; doordat de gemiddelde prijs, onder invloed van den gasprijs voor industrieele en verwarmingsdoeleinden, iets is gedaald, zijn de ontvangsten 1,47 lager dan die over 1937 en 4,16 lager dan die der begrooting 1938. Dit verklaart o. m. het verschil tusschen de winstramingen voor 1938 en 1939. Eenzelfde verschijnsel doet zich voor bij de Electriciteits fabriek; weliswaar kon voor 1939 een hoogere afname van stroom worden aangenomen van 5,93 tegenover 1937 en van 3,5 tegenover 1938, doch de ontvangsten konden slechts 3,6 hooger dan de opbrengst over 1937 worden gesteld, wat neerkomt op een opbrengst, die zelfs lager is (0,11|- dan die der begrooting 1938. Een en ander is ook hier een gevolg van een daling van den gemiddelden opbrengstprijs. In de begrooting der Lichtfabrieken hebben wij wederom slechts een storting in het Vernieuwingsfonds van J van het onafgeloste kapitaal kunnen opnemen; de financieele positie van de gemeente laat thans niet toe het aanhangige ontwerp voor een nieuwe regeling van de afschrijvingen en van de storting in het vernieuwingsfonds door te voeren; bovendien is deze wijziging, die voor 1939 een hoogeren last van ruim 60.000.zou veroorzaken, gelet op den stand van het fonds en den staat der technische inrichtingen, ook naar het oordeel van Commissarissen, niet dermate urgent, dat zij geen langer uitstel zou gedoogen. Wat de door Commissarissen in hun desbetreffend rapport gemaakte opmerking inzake de electriciteitstarieven voor de winkelbedrijven enz. betreft, vestigen wij er de aandacht op, dat in de aangeboden begrooting niet een eventueele verlaging van deze tarieven is verwerkt. De financieele gevolgen van de beoogde tariefswijziging zullen nader worden nagegaan, waarna ons College zal beslissen of en in welken vorm een voorstel ter zake aan Uwe Vergadering dient te worden gedaan. De begrooting van het Openbaar Slachthuis sluit voor het eerst zonder een winstsaldo, terwijl de vorige begrooting nog met een winst van 19.000.eindigde. In den daarbij behooren den geleidebrief wezen wij reeds op den geleidelijken achteruit gang van de financieele uitkomsten van dit bedrijf; de tijds omstandigheden zijn oorzaak, dat de daling der slachtingen zich is blijven voortzetten en thans is de toestand zoo, dat vooralsnog geen redelijk uitzicht meer bestaat op het maken van winst. Ook de Ijsfabriek maakt een moeilijken tijd door, doch wij hebben hoop, dat de genomen maatregelen haar positie zullen verbeteren. De Reinigings- en Ontsmettingsdienst daarentegen heeft een begrooting kunnen indienen, die rond 7.300.gunstiger is dan die van 1938; werd voor dat jaar het tekort voor beide afdeelingen geraamd op 223.338.thans zal met een bijdrage van 216.029.kunnen worden volstaan. De begrooting van den gewonen dienst van het Grondbedrijf wijst een nadeelig saldo aan van 64.726.(1938 64.741. De reserve van het grondbedrijf werd ten behoeve van het jaar 1938 aangesproken voor 30.000.Aangezien de reserve na aftrek van deze 30.000.thans weer ongeveer even hoog is als ten vorige jare, ontmoet het o. i. geen bezwaar ook nu een bedrag van 30.000.uit de reserve te putten. De uitkeeringen van de N.V. Leidsche Duinwater Maat schappij zijn op hetzelfde bedrag als voor 1938, n.l. 310.000.uitgetrokken. De verwachting mag worden gekoesterd, dat dit bedrag zal worden bereikt. De afschrijving op het aandeelenbezit hebben wij gemeend wederom achter- wege te kunnen laten. Uit het Pensioenfonds voor weduwen en kinderen van ambtenaren, die ingevolge de gemeentelijke verordening werden of worden gepensionneerd, werd ten behoeve van het jaar 1938 een bedrag van 57.000.genomen. De contante waarde van de verplichtingen van het fonds kan ingevolge deskundig advies op rond 125.000.worden gesteld, wat dan aan den zeer veiligen kant is. Het kapitaal van het fonds bedroeg op 1 Januari 1937 243.090.17^ en op 1 Januari 1938 243.685.88, zoodat het nog eenigszins is toegenomen. Naar de laatste balans is er dus een surplus van ruim 118.000.waarvan thans nog 6*1.000.beschikbaar is. Wij achten het verantwoord van dit overschot 40.000.aan de begrooting van 1939 ten goede te doen komen. Voorts bestaat er o. i. alle aanleiding, om evenals voor 1937 en 1938 geschiedde, ook voor 1939 slechts de helft van de normale premie in het Gemeentelijk Ongevallenfonds te storten. Wij mogen Uwe Vergadering in herinnering brengen de nota, welke was toegevoegd aan den geleidebrief der begrooting van het loopende jaar. Blijkens die nota had de gemeente tot 1936 door het dragen van eigen risico 43 bespaard op de premie, die anders aan de Rijksver zekeringsbank had moeten worden betaald, ondanks de minder gunstige resultaten van enkele der laatste jaren. Gelet op de grootte van het in den loop der tijden gevormde kapitaal, werd het verantwoord geacht, om ook over 1938 de premie met de helft te verminderen. De bestrijders van dezen maatregel voerden argumenten aan, alsof een vermindering van de premie voor altijd zou plaats hebben, terwijl zij alleen de cijfers der laatste minder gunstige jaren voor hun berekeningen bezigden. In de nota was er echter reeds nadrukkelijk op gewezen, dat een permanente vermindering van de premie niet werd voorgesteld en dat men bij de beoordeeling van de resultaten van het dragen van eigen risico, niet enkele jaren, maar de geheele 30-jarige periode tot maatstaf moest nemen. Het bij de behandeling van de begrooting 1938 door de heeren Würtz en Eikerbout gedane voorstel om het onge vallenfonds op te heffen ter toevoeging aan de Algemeene Reserve en de verzekering onder te brengen bij de Rijks verzekeringsbank of een particuliere instelling, werd inge trokken, na toezegging onzerzijds, dat voor 1939 niet tot vermindering van de premiestorting zou worden overgegaan, dan na ingewonnen advies van de Commissie van Financiën. Aan de gegevens, vermeld in de genoemde nota, kan thans nog het volgende worden toegevoegd. De Rijksverzekeringsbank heeft, gelijk bekend, sedert 1 Juli 1935 het z.g. omslagstelsel ingevoerd. Over het 2e halfjaar 1935 rekende zij af op 15 over 1936 eveneens op 15%, doch over 1937 slechts op 5% beneden de premie. (Bij de stortingen in het gemeentelijk fonds werd geen aftrek toegepast). Nu werd over 1936 in het fonds een premie van 20.013.15 gestort; de uitkeeringen bedroegen 14.648.63, zoodat het overschot 5.364.52 bedroeg. Was de gemeente bij de Rijks verzekeringsbank aangesloten geweest, dan had zij moeten betalen 17.012.18. Het jaar 1937 zou nog nadeeliger voor de gemeente zijn geweest bij aansluiting bij de Rijksver zekeringsbank. Gestort werd de halve premie ad 8.897.96. Aan de Rijksverzekeringsbank zou zij verschuldigd zijn geweest 17.795.92 verminderd met 5 16.906.ter wijl de uitkeeringen bedroegen 10.047.21. De rente der in effecten belegde gelden wordt aan het fonds toegevoegd (over de bij den gemeente-ontvanger gedeponeerde kas gelden wordt geen rente vergoed). Door deze bijschrijving van rente is het kapitaal van 232.783.96 in 1937 tot 233.622.69 gestegen. Waar dus het kapitaal over 1937, niet tegenstaande de vermindering van de premie nog is toe genomen, bestaat er geen bezwaar om ook over het jaar 1939 de in het fonds te storten premie te halveeren. Natuurlijk gaat het thans alleen over het jaar 1939, zoodat hieraan geen beschouwingen mogen worden vastgeknoopt, die op een permanente vermindering zijn gebaseerd. Aansluiting bij de Rijksverzekeringsbank is voor de gemeente derhalve aanzienlijk duurder, want juist door het dragen van eigen risico heeft zij het kapitaal van het fonds bespaard en is zij thans in staat daarvan voor den gewonen dienst partij te trekken. Deze zaak ook op zich zelf be schouwende, is het derhalve niet in het financieel belang van de gemeente het fonds op te heffen en zich aan te sluiten bij de Rijksverzekeringsbank, zoodat het denkbeeld van de heeren Würtz en Eikerbout geen aanbeveling verdient. De grootst mogelijke meerderheid van de Commissie van Finan ciën kan zich, blijkens haar in de Leeskamer ter visie gelegd rapport, met deze opvatting geheel vereenigen. Aangezien de hiervoren genoemde maatregelen niet vol doende waren om een sluitende begrooting te verkrijgen, moest nog naar andere middelen worden gezocht om het tekort te overbruggen. Voor het grootste gedeelte van het tekort kan daarvoor een alleszins gerechtvaardigde maat regel worden genomen, te weten restitutie door den kapitaal- dienst van door dezen uit den gewonen dienst genoten inkomsten. Uit batige saldi van 19291931 werd indertijd een fonds voor Stadsverbetering en Sociale doeleinden gevormd ten bedrage van M f 653.000.Uit dit fonds werden ver schillende openbare werken bekostigd, die anders onge twijfeld en te recht ten laste van ,,geldleening" zouden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 2