206
MAANDAG 24 OCTOBER 1938.
Onbewoonbaarverklaring van woningen; e.a.
(van Eek e.a.)
vindt dergelijke voorstellen wel treurig. Het gemeentebestuur
mag wel geen dwang uitoefenen, maar toch wel drang dat
een onbewoonbaar verklaarde woning ook inderdaad ont
ruimd wordt.
De heer Splinter zegt, dat dit verschijnsel zich dikwijls
bij onbewoonbaarverklaring voordoet. Degenen, die reeds
jaren in die huizen wonen, hebben er altijd bezwaar tegen,
om zulk een woning te verlaten.
De bewoners van onbewoonbaar verklaarde woningen
moeten in den regel verhuizen naar' grootere woningen, die
aan de te stellen eischen beter voldoen, maar waarvoor ook
een hoogere huur moet worden betaald.
Niet alleen bij deze, maar ook bij vorige onbewoonbaar
verklaringen is gebleken, dat de menschen liefst zoo lang
mogelijk, tot het uiterste oogenblik blijven zitten. Zoo is
het ook hier; de gemeente tracht wel met zachten dwang
die menschen naar een andere woning te krijgen; dit ge
beurt thans ook, gezien de vele huizen die reeds ontruimd
zijn, maar er zijn altijd bijzondere gevallen, waarvoor ver
lenging van den termijn noodig is.
Spreker wil echter nog onderzoeken of aan de bewoners
op eenigerlei wijze kan worden tegemoet gekomen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
VI. Voorstel tot het vaststellen van een nieuwe verordening
houdende aanwijzing van de dagen, uren en plaatsen voor
het houden van de verschillende markten en van veilingen
van fruit. 166)
Beraadslaging over artikel 1.
De heer Manders vraagt, of in deze gemeente geen ge
legenheid is of zal worden gegeven tot het houden van vei
lingen van visch.
De heer Verweij zegt, dat het steeds mogelijk is, veilingen
van visch te houden. Het is echter de vraag, of de ver-
koopers van visch aan deze veilingen behoefte hebben. Tot
nu toe is het College niets van het bestaan van deze
behoefte gebleken, maar wanneer het verzoeken te dien
aanzien ontvangt, zal het ze zeer ernstig onder de oogen
zien. Het College zal het streven naar het houden van
veilingen van visch niet tegenwerken.
De heer Manders vraagt, of het niet gewenscht is, dat het
gemeentebestuur in dezen stimuleerend optreedt. Men be
weert altijd, dat visch een uitstekend volksvoedsel is. De
visch, die op de markt en in de winkels wordt verkocht,
is in het algemeen zeer prijzig. Wordt de visch op een
veiling verkocht, dan zal de prijs niet zoo hoog zijn en
zal zij daardoor meer onder het volk worden gebracht.
Spreker beveelt daarom bij het College het denkbeeld aan
om, een veiling van visch, zooals deze elders, b.v. te Breda,
bestaat, in het leven te roepen.
De Voorzitter heeft weieens veilingen van visch bijgewoond
en altijd bemerkt, dat mandjes visch worden afgeslagen,
waarom een veiling voor een huisvrouw niet een geschikte
gelegenheid is om visch te koopen. Het bezwaar zou
misschien vervallen, indien de heer Manders kans zag de
visschen stuk voor stuk te laten veilen.
De heer Verweij zegt, dat Leiden, gelegen in de onmid
dellijke nabijheid van Katwijk, min of meer als kustplaats
is te beschouwen. Naarmate men dichter bij de kust komt,
schijnt men minder behoefte te hebben aan veilingen van
visch voor het verbruik in het klein.
Spreker wil echter wel eens met personen, die daarin
meer thuis zijn dan de Raadsleden, bespreken of het
mogelijk is dergelijke vischveilingen te houden.
De heer Bergers meent dat de heer Manders eenigszins
in de war is. In de door den heer Manders genoemde
plaatsen halen de huisvrouwen de visch zelf op de markt
of laten ze daar halen door haar dienstpersoneel, en dan
wordt er ook wel eens een mandje visch geveild, maar de
menschen die hier met visch leuren, koopen ze te Katwijk
op de veiling. De heer Manders klaagt er over dat de visch
zoo duur is, maar deze visch wordt gekocht op de veiling
te Katwijk en wordt thuisgebrachtdat brengt groote
kosten mede. De heer Manders wil den middenstand uit
schakelen en dat kan toch zeker niet zijn bedoeling zijn.
Aanwijzing van dagen enz. voor de verschillende markten; e.a.
(Snel e.a.)
Artikel 1 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De artikelen 2 en 3 worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna
de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming
wordt aangenomen.
VII. Voorstel tot het vaststellen van een nieuwe verordening
regelende de heffing en de invordering van een belasting
onder den naam van „Marktgeld" te Leiden. (167)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
Artikel 1 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel 2.
De heer Snel zegt, dat sub II bepaald is, dat voor een
zeker quantum garnalen of bokking een zeker bedrag aan
marktgeld betaald moet worden, maar dat voor de zeevisch,
riviervisch of paling dit quantum niet is vastgesteld. Is
het nu de bedoeling, dat van deze soorten visch elke partij,
ongeacht de grootte, 20 cent marktgeld geheven wordt 1
De heer Verweij zegt, dat de reden van het niet noemen
van een bepaalde maat voor zeevisch, riviervisch of paling
gelegen is in het feit, dat daarvan zoo moeilijk een be
paalde eenheidsmaat kan worden opgegeven. Men laat dit
hoofdzakelijk aan de practijk over. Nu geldt in depractijk
voor aanvoer van zeevisch, riviervisch of paling als maat
staf een groote mand. Deze benaming zou dus eigenlijk
in dit artikel moeten opgenomen worden, maar dat kan
niet, omdat de wijze, waarop deze soorten visch worden
aangevoerd, zoo verschillend is. Bij deze soorten visch wordt
echter wel degelijk rekening gehouden met de hoeveelheid;
voor een wagonlading betaalt men meer dan voor een
emmertje.
De heer Snel acht dit toch niet juist. Het is toch zeer
goed mogelijk, een zeker aantal kilogrammen vast te stellen,
b.v. 15 of 20, waarvoor dan 20 cent marktgeld betaald moet
worden; dan heeft men toch een vaste basis. Die heeft men
nu niet; dat schept toch willekeur en dit moet worden
voorkomen.
Is het nu niet mogelijk een aantal kilogrammen vast te
stellen, waarvan 0.20 marktgeld moet worden betaald
De Voorzitter vreest, dat degenen, die met het toezicht
op de naleving van de verordening zijn belast, moeilijkheden
zullen ondervinden, indien zij een hoeveelheid visch, b.v.
paling, op de weegschaal moeten wegen en gevoelt daarom
veel voor het standpunt, dat de heer Verweij inneemt.
De heer Verweij zegt, dat deze bepaling, die letterlijk uit
de oude verordening is overgenomen, nooit eenige moeilijk
heid heeft veroorzaakt.
Artikel 2 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De artikelen 3 tot en met 14 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke
stemming wordt vastgesteld.
VIII. Voorstel:
a. tot het beseliikbaarstellen van gelden ten behoeve van
de vernieuwing van de verharding van en van het
aanleggen van een rioleering in den speeltuin „Zuider
kwartier" en van herstellingen aan de verharding van
den speeltuin „Westerkwartier";
b. tot het ingebruikgeven van de speeltuinen, gelegen ten
zuiden van den llaagweg, nabij de Seringenstraat, ten
zuiden van de Van der Duynstraat en ten noorden van
den Lagen Rijndijk resp. aan de speeltuinvereenigingen
„Westerkwartier", „Zuiderkwartier", „Noorderkwar
tier" en „Oosterkwartier". (165)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
IX. Onderzoek van den geloofsbrief van het nieuw benoemde
raadslid, den heer P. G. Knibbe.
De Voorzitter benoemt de heeren Wilmer, van der Kwaak