202
MAANDAG 24 OCTOBER 193ö.
Benoeming Curator Gymnasium.
(Beekenkamp e.a.)
benoemd. Het Stedelijk Gymnasium is een zeer oude
instelling, waarvan de geschiedenis tot een zeer grijs ver
leden teruggaat. De heeren van Eek en Hessing hebben
niet onthuld, waarom de sociaal-democratische raadsfractie
niet eerder dezen wensch heeft geuit.
Het zou overigens niet verstandig zijn, indien men op
hun suggestie inging, aangezien het hebben van toezicht
op de wijze, waarop de klassieke opvoeding van de rijpere
jeugd te Leiden plaats heeft, niets te maken heeft met
het al of niet sociaal-democraat zijn of met opvattingen,
welke aan het historisch materialisme verwant zijn.
Het is jammer, dat het College van Curatoren in zijn
schrijven aan den Baad (Ing. St. No. 160) niet breeder de
motieven uiteengezet heeft, die blijkbaar wel schriftelijk
ter kennis van de sociaal-democratische raadsfractie zijn
gebracht.
De overige raadsleden tasten dus eenigszins in het duister
wat betreft de motieven van het College van Curatoren
voor deze aanbeveling, en moeten daarnaar gissen. Spreker
wil niet aannemen, dat Curatoren gedacht hebben aan de
spreuk van Horatius: Odi profanum vulgus et arceo, (ik
haat het gewone, niet-ontwikkelde volk en daarom weer ik
het)eerder zullen Curatoren gedacht hebben, met Juvenalis,
dat men ten aanzien van de opvoeding van de jeugd de
grootste oplettendheid en nauwgezetheid in acht heeft te
nemen: maxima debetur puero reverentia. Waar het hier
geldt de benoeming van een vertegenwoordiger der theolo
gische faculteit in het College van Curatoren, kon het
College van Curatoren er naar sprekers meening zeer be
zwaarlijk toe overgaan den heer van Eek aan te bevelen,
want welke voortreffelijke bekwaamheden deze ook moge
bezitten, hij is noch theoloog noch classicus. Op zijn best
is hij het type van den klassieken socialist van eenige
decennia terug, in dien zin dat hij niets moet hebben van
de evolutie, die deze geestesrichting de laatste jaren heeft
doorgemaakt, waarvan de heer van Eek het Ovidius zou
kunnen nazeggen: omnia iam fiunt, fieri quae posse nega-
bam" (ik zie allerlei dingen gebeuren, waarvan ik vroeger
de bestaansmogelijkheid niet eens had gedroomd). De
sociaal-democraten zingen het Wilhelmus, zijn niet meer
anti-monarchaal, zij stemmen voor de defensie en al der
gelijke verfoeilijkheden meer
Het geldt hier een theologische vacature in het College
van Curatoren en daarom zal de Baad verstandig doen het
advies van Curatoren te volgen.
Een andere reden hiervoor is de volgende. In de raads
zitting van 4 October 1937 heeft de heer van Eek ver
klaard, dat het hatelijk is tegen de aanbeveling op te
komen, wanneer de namen reeds genoemd zijn, en nu
begrijpt spreker niet, dat de sociaal-democratische raads
fractie wil medewerken aan iets, wat de leider van deze
fractie zelf verleden jaar een hatelijke daad heeft genoemd,
en ook de overige raadsleden wil overhalen daaraan mede
te werken. Daarom wil spreker den Baad in overweging
geven de benoeming van den heer van Eek tot Curator
van het Leidsche Gymnasium uit te stellen ad calendas
Graecas.
De heer Tepe zegt, dat zeer terecht de heer Hessing heeft
gezegd, dat Burgemeester en Wethouders in deze zaak eigenlijk
niet veel te zeggen hebben, maar dat zij eenvoudig de aan
beveling van Curatoren aan den Baad hebben over te leggen.
Dat heeft het College van Burgemeester en Wethouders
dan ook gedaan en daarom heeft het geen zin om in te
gaan op de mérites van de rede van den heer Hessing.
De heer Hessing zegt niet te begrijpen, waarom de sociaal
democratische geestesrichting hier wordt uitgesloten. Wan
neer men het advies van Curatoren goed leest, zal men
zien, dat hier geen sprake is van uitsluiting, maar ook niet
van inschakeling, evenmin als ten aanzien van de andere
politieke of godsdienstige geestesrichtingen. Het Curatorium
zet zeer duidelijk zijn standpunt uiteen, dat het niet gaat
om een bepaalde politieke of godsdienstige richting, maar
dat zooveel mogelijk de verschillende faculteiten in het
College van Curatoren vertegenwoordigd moeten zijn. Is er
iemand, die een bepaalde faculteit vertegenwoordigt, die toe
vallig sociaal-democraat en ook overigens geschikt is, dan
zullen naar sprekers overtuiging Curatoren er geen bezwaar
tegen hebben om hem aan te bevelen, niet op grond van zijn
politieke overtuiging, maar alleen op grond van zijn ge
schiktheid voor die functie.
Daarom geeft spreker den Baad in overweging zich te
houden aan de aanbeveling van Curatoren.
De heer Hessing zegt, dat de sociaal-demoeraten de
politiek bij benoemingen op het gebied van het hooger
Benoeming Curator Gymnasium.
(Hessing e.a.)
onderwijs nooit een rol hebben doen spelen. Juist de rech
terzijde heeft politiek en hooger onderwijs met elkaar ver
eenzelvigd. Men denke hierbij aan de bijzondere lioogescholen
in het land.
De heer Wilmcr merkt op, dat de stichting van bijzondere
hoogescholen niets met politiek te maken heeft en alleen
om godsdienstige redenen is geschied.
De heer Hessing vermoedt, dat de heer Wilmer niet wil
beweren, dat ten aanzien van het hooger onderwijs politiek
en godsdienst wel van elkaar te scheiden zijn.
De strekking van het betoog van den heer Beekenkamp
is, dat hij en de zijnen, nu de orthodox-protestanten in
het College van Curatoren vertegenwoordigd zijn, de
machtspositie in het College innemen en de sociaal-demo
craten er maar buiten hebben te blijven.
Spreker kan precies mededeelen, welke briefwisseling
tusschen het College van Curatoren en de sociaal-democra
tische raadsfractie heeft plaats gehad.
Dat de sociaal-democraten in Leiden geen theoloog als
hun vertegenwoordiger kunnen aanwijzen, wat zij elders in
het land wel kunnen doen, is in dit geval geen bezwaar.
Het gaat* in dezen alleen om het feit, dat de sociaal
democraten in het College van Curatoren vertegenwoordigd
wensclien te zijn, evenals zij zijn vertegenwoordigd in de
Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, welke
indertijd op voorstel van den heer van Es, partijgenoot
van den heer Beekenkamp, werd samengesteld in overeen
stemming met de verschillende geestesrichtingen in den
Baad. Het is nimmer gebleken, dat deze commissie door
haar samenstelling werd belemmerd in een behoorlijke uit
voering van haar taak. Ook het College van Curatoren zal
zijn taak zeer goed kunnen vervullen, indien een sociaal
democraat lid daarvan is. Nergens staat een samenstelling
van dit College uit representanten der vijf academische
faculteiten voorgeschreven; alleen volgens de zeer bijzondere
opvatting van het College van Curatoren is dit een ideale
samenstelling. Het is echter van veel grooter belang, dat in
het curatorium vertegenwoordigd zijn alle belangrijke geestes
richtingen, welke in Leiden bestaan. Ook dit staat, gelijk
de Voorzitter nu opmerkt, nergens voorgeschreven, maar
indien men te kiezen heeft tusschen twee zaken, die niet
voorgeschreven zijn, doet men het beste met het breedste
standpunt in te nemen en niet te blijven staan op het eng
technische standpunt, waarop men zegt, dat het niet kan.
In dit geval heeft de sociaal-democratie recht op ver
tegenwoordiging en hoe men ook om de zaak heendraait,
wat men den heer van Eek ook in de schoenen schuift,
welke gezegden van Juvenalis en Ovidius men ook aanhaalt,
het is een feit, dat de orthodox-protestantsche richting,
waartoe de heer Beekenkamp behoort, wel in het Curatorium
is vertegenwoordigd en men terug krabbelt nu ook de sociaal
democraten in het College vertegenwoordigd wenschen te zijn.
De heer Wilbrink merkt naar aanleiding van het betoog van
den heer Hessing op, dat gedurende de achttien jaar, dat
spreker lid van den Baad is, nooit een vertegenwoordiger van
de geestesrichting, welke ook spreker toegedaan is, zitting heeft
gehad in het College van Curatoren van het Stedelijk Gym
nasium. Nu noemt men den heer Briët. Deze is toch naar
spreker meent anti-revolutionnair. Nu is de heer Beeken
kamp zoo vriendelijk om te zeggen, dat Mr. Briët een
geestverwant van spreker is, maar waar de heer Beekenkamp
zooeven zelfs een onderscheiding maakte tusschen sociaal
democraten en sociaal-democraten, is het spreker toch ge
oorloofd een scheiding te maken tusschen anti-revolution-
nairen en christelijk-historischen. Waar nu de anti-revolution-
nairen toch in zeker opzicht een andere visie op het hooger
onderwijs hebben dan de christelijk-historischen, heeft spreker
er toch nooit op aangedrongen, per se een vertegenwoordiger
der christelijk-historischen in het College van Curatoren op
te nemen. Hij meent dat in de eerste plaats gevraagd moet
worden naar deskundigen. Met alle waardeering, die spreker
heeft voor den heer van Eek en voor diens capaciteiten,
die hij in den Baad getoond heeft op zoo ruime schaal te
bezittten, zal men toch moeten toegeven dat de heer van
Eek, die bovendien reeds toch op vrij hoogen leeftijd is
gekomen, zich nooit bijzonder heeft ingelaten met de zaken
van het voorbereidend hooger onderwijs, terwijl degene die
door Curatoren aanbevolen wordt, dagelijks met de vruchten
van dat onderwijs te maken heeft en door eigen opleiding
ook veel nader staat tot dit onderwijs dan de heer van
Eek. Natuurlijk zou spreker geen bezwaar hebben tegen
benoeming van een sociaal-democraat, wanneer deze tevens
geacht kon worden de theologische faculteit te vertegen-