93
rioleering van het academisch ziekenhuis aan de centrale
rioleering wordt overgegaaneen uitbreiding van de
zuivering van het afvalwater van die inrichting tot stand
zou moeten brengen, zijn wij in overleg getreden met den
Minister van Financiën, in zake het verleenen van een bij
drage in de kosten van aanleg en exploitatie van de cen
trale rioleering.
Dit overleg heeft, gelijk U uit de overgelegde stukken
moge blijken, tot volledige overeenstemming geleid.
Het Eijk zal een evenredig deel van de kosten van aan
leg van de centrale rioleering van het ziekenhuis af tot
aan het rioolgemaal aan den Maresingel voor zijn rekening
nemen. Dit aandeel, aan de berekening waarvan tot grond
slag ligt de verhouding van den geschatten afvoer van
het ziekenhuis tot den geheelen afvoer door middel van
bedoeld gedeelte van de centrale rioleering, bedraagt
23.500.De bijdrage zal worden betaald bij wijze van
annuïteit.
Yerder zal het Eijk een evenredige jaarlijksche bijdrage
verleenen in de jaarlijksche kosten van exploitatie der
centrale rioleering en van de zuivering van het rioolwater.
Op grond van de thans voorhanden zijnde gegevens kan
deze bijdrage geschat worden op 2.600.per jaar.
Onder opmerking nog, dat de Commissie van Fabricage
zich met de aansluiting van de stadswijk ter weerszijden
van den Rijnsburgerweg overeenkomstig het overgelegde
plan en met de regeling met het Eijk in zake betaling van
een bijdrage in den aanleg en de exploitatie van de centrale
rioleering kan vereenigen, geven wij Uwe Vergadering alsnu
in overweging:
a. door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat
een bedrag van 49.000.te onzer beschikking te stellen
ten behoeve van de aansluiting van de rioleering van de
stadswijk ter weerszijden van den Bijnsburgerweg aan de
centrale rioleering;
b. met het Eijk een regeling betreffende de aansluiting
van de rioleering van het academisch ziekenhuis aan de
centrale rioleering aan te gaan op den voet van de over
gelegde correspondentie (dezerzijdsche missives van 17 Juli
1935 en 5 November 1936 en missive Minister van Financiën
van 22 Juni 1936).
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.