84 Was tevoren nog weinig klaarheid verkregen met betrekking tot de vraag, wat in deze voor onze Gemeente bereikbaar mocht worden geacht, de besprekingen met dien Inspecteur leverden althans dit positieve resultaat op, dat zij meer „houvast" gaven. Zoo bleek daarbij reeds aanstonds, dat van subsidieering door het Eijk van een eigenlijke Textiel school geen sprake kon zijn, al ware het alleen reeds om deze reden, dat de Leidsche textiel-industrie, naar de meening van den Inspecteur, niet uitgebreid genoeg is om op goede gronden te kunnen aannemen, dat een textiel school bij voortduring door een voldoend aantal leerlingen zou worden bezocht. Toen deze meening ook door de ver tegenwoordigers van de Leidsche textielfabrikanten werd onderschreven en hunnerzijds tevens er op werd gewezen, dat een vergelijking met b.v. Tilburg mank gaat (omdat alle fabrieken daar hetzelfde product maken, terwijl hier veel verscheidenheid van werk is en hier vele kleine fabrieken zijn, zoodat een Leidsche textiel-school allerlei afdeelingen zou moeten hebben met een zóó uitgebreid machinepark, dat dit alles veel en veel te kostbaar zou worden), stond het ook voor ons wel vast, dat van de stichting van een eigenlijke textiel school moest worden afgezien. In deze opvatting werden wij bovendien nog versterkt bij het bezoeken van de textiel-school te Tilburg en den textiel-avondcursus, ver bonden aan de Ambachtsschool te Hilversum en door de daar gevoerde besprekingen en verkregen inlichtingen. Bij de voortgezette besprekingen met de werkgevers werd hunnerzijds, rekening houdende ook met den ongunstigen toestand in de textiel-industrie en met de geringe plaatsings mogelijkheid van arbeiders in de bedrijven, in overweging gegeven met het geven van textiel-vakonderwijs op zeer bescheiden voet te beginnen door voorloopig te volstaan met het verbinden aan de Ambachtsschool van een theo- retischen avondcursus in het bijzonder voor wevers, die in de fabrieken werkzaam zijn en af te wachten, of uit dit bescheiden plan een grooter kon groeien. Nadat ons was gebleken, dat dit plan de instemming had van het bestuur van de Ambachtsschool, werd daaromtrent in overleg ge treden met de vertegenwoordigers van de organisaties van werknemers, die verklaarden in te stemmen met elk plan, om tot het geven van textiel-vakonderwijs te geraken, doch tevens deden uitkomen, dat zij het wel op prijs zouden stellen, indien aan het evenbedoelde plan eenige uitbreiding zou kunnen worden gegeven. Hangende het verder onderzoek naar de mogelijkheid tot uitbreiding van dat plan kwam, onder dagteekening van 21 Mei j.l., een adres bij Uwe Vergadering in van het bestuur der Ambachtsschool, houdende het verzoek om te verklaren, dat de oprichting en instandhouding van een textiel-avondcursus als in het bij dat adres overgelegde ontwerp-leerplan nader aangegeven, noodig wordt geoordeeld. Aangezien dit verzoek noch de werknemers, noch ook ons College bevredigde, omdat aan dezen cursus alleen theoretisch onderwijs zou worden gegeven en niet alle bij het textiel- vakonderwijs betrokken groepen (jeugdige personen, in de fabrieken werkende arbeiders en, zooveel mogelijk, ook de werkloozen) gebaat zouden zijn, werd opnieuw met het bestuur der Ambachtsschool in overleg getreden. Het resul taat der gehouden besprekingen vindt U vermeld in het schrijven van dat bestuur d.d. 12 dezer en komt hierop neer, dat het bestuur zich bereid verklaart om, zoodra zulks mogelijk zal blijken, verdere uitbreiding aan den aanvankelijken opzet te geven. Zoowel met het oog op het verkrijgen van Rijkssubsidie (waartoe dan reeds vóór 1 Maart 1937 een verzoek had moeten zijn ingediend) als wegens den te korten tijd van voorbereiding, is het uitgesloten, dat reeds met ingang van den eerstvolgenden cursus op breedere basis wordt aange vangen. Wel is het mogelijk, en dat ligt ook in de bedoeling van het bestuur der Ambachtsschool, reeds met 1 October a.s. tot een begin van uitvoering te komen door oprichting van den in zijn adres d.d. 21 Mei 1938 bedoelden avond cursus. Het komt ons in de gegeven omstandigheden dan ook voor, dat het gewenscht is, in afwachting van verdere uit breiding van het textiel-vakonderwijs in onze gemeente, voorloopig genoegen te nemen met de oprichting van even- bedoelden avondcursus. Mitsdien geven wij U in overweging te verklaren, dat de oprichting en instandhouding van een textiel-avond cursus, als bedoeld in het adres van het bestuur der Ver- eeniging „de Ambachtsschool" te Leiden, noodig wordt geoordeeld. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 130, Leiden, 22 Juli 1938. In Uwe Vergadering van 30 Mei j.l. werd om praeadvies in onze handen gesteld een adres van het bestuur der Gereformeerde Schoolvereeniging, alhier, houdende verzoek gelden te verstrekken voor de stichting van een school voor gewoon lager onderwijs aan de verlengde de Mey van Streefkerkstraat, welke school 5 leslokalen zal bevatten. Gelijk U bekend is, wordt bij art. 73, le lid, sub a, der Lager Onderwijswet 1920 de voorwaarde gesteld, dat in een gemeente als de onze, bij eene aanvrage om medewer king tot de stichting van een schoolgebouw wordt overge legd een verklaring waaruit blijkt, dat de school zal worden bezocht door ten minste 100 leerlingen. Aan deze voorwaarde is door het bestuur voldaan, immers de bij zijne aanvrage gevoegde verklaring bevat de namen van 129 leerlingen. Voorts eischt de evengenoemde wet bij art. 73, 4e lid, dat tot 1 Januari 1942 onder het aantal van 100 leerlingen niet mogen worden medegerekend leerlingen, die de door hen bezochte gelijksoortige bijzondere school zouden ver laten, doch voor wie in die school in de voor hen bestemde klasse plaatsruimte beschikbaar zou blijven. Een uitzonde ring op dezen regel laat de wet echter toe b.v. in geval aanzienlijke toeneming van de bevolking in eenig deel der gemeente tot schoolstichting aanleiding geeft en het is op deze omstandigheid, dat het schoolbestuur zich beroept. Nu staat het o.i. wel vast, dat de bevolking in dat deel van onze gemeente, waarin het bestuur voornemens is de school te stichten, aanzienlijk is toegenomen en nog steeds toeneemt. In de omstandigheid, dat voor een deel van de kinderen, genoemd op de bij de aanvrage gevoegde lijst, op de school welke zij thans bezoeken, waarschijnlijk nog wel plaatsruimte beschikbaar zal blijven, ligt o.i. dus geen reden tot afwijzing van de aanvrage. Aangezien ook overigens door het bestuur aan de wetteüjk gestelde eischen is voldaan, geven wij U, met verwijzing naar het bij de stukken gevoegd advies van de Oommissie voor het Onderwijs, in overweging te besluiten, medewerking te verleenen aan het bestuur van de Gereformeerde School vereeniging, alhier, tot den bouw en inrichting van een bijzondere school voor gewoon lager onderwijs aan de te verlengen de Mey van Streefkerkstraat. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 131. Leiden, 22 Juli 1938. De R. K. Jongensschool voor U. L. O. aan het Pieters kerkhof heeft reeds eenigen tijd gebrek aan plaatsruimte. Teneinde daarin voorloopig te voorzien werd op 1 September 1936 een klasse ondergebracht in de R. K. school voor l.o. aan het Rapenburg, werd op 1 September j .1. een andere klasse zeer onvoldoende gevestigd in het St. Josephgezellen- huis aan het Rapenburg en zal tegen September a.s. voor een derde klasse, eveneens buiten het eigenlijke school gebouw aan het Pieterskerkhof 4, onderdak moeten worden verkregen. In verband hiermede heeft het bestuur zich reeds ge- ruimen tijd vóór het tijdstip, waarop het bij zijn door Uwe Vergadering om praeadvies in onze handen gestelde adres zich tot Uwen Raad wendde, met ons College in verbinding gesteld en is door ons, in overleg met het bestuur, de vraag onder oogen gezien, op welke wijze definitief in het steeds nijpender wordende gebrek aan plaatsruimte voor de evengenoemde school kon worden voorzien. Bij het te dien einde ingestelde onderzoek bleek reeds aanstonds, dat dit vraagstuk niet kan worden opge lost door verbouw van het bestaande schoolgebouw, aan gezien de constructie van dat gebouw den opbouw van lokalen niet toelaat en vergrooting van het gebouw op andere wijze, door de ingesloten bebouwing, evenmin mogelijk is. Na voortgezette bestudeering en in nauwe samenwerking met het schoolbestuur, zijn wij er ten slotte in geslaagd, een o. i. alleszins aannemelijke oplossing te vinden, die ook het bestuur bevredigt en die hierin bestaat, dat het ge meentelijk schoolgebouw voor 1. o. aan de Vrouwenkerksteeg aan het schoolbestuur in eigendom wordt overgedragen, om daarin zijne school voor U. L. O. onder te brengen. Daar toe zal het gebouw aan de Vrouwenkerksteeg, waarin thans twee o. 1. scholen zijn gevestigd, moeten worden ontruimd, hetgeen zeer wel mogelijk is, n.l. door overplaatsing van de opleidingsschool voor U. L. O. naar het voor de helft leegstaande schoolgebouw aan het Schuttersveld en van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 2