GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 63 ISGEKOMEN STEKKEN. B°. 114. Leiden, 17 Juni 1938. Mevrouw E. C. Bertels, weduwe van J. H. Feld en de heer I. Zandvoort G.Wzn., hebben, onderscheidenlijk als eigenares van perceel Yischmarkt 6 en als eigenaar van perceel Maarsmanssteeg 12, ieder afzonderlijk de gemeente Leiden, benevens de B.V. Aannemings-Mij. v/h Hillen en Boosen en Betonbouwonderneming Trio, als aanneemster voor de gemeente Leiden van den onderbouw van het nieuwe Stadhuis, voor de Arrondissements-Bechtbank te 's-Gravenhage doen dagvaarden. De dagvaardingen zijn wat de gronden en de vordering betreft vrijwel gelijkluidend. Op de daarin aangevoerde gronden vorderen eischeres en eischer, dat de gedragingen en nalatigheden van de gemeente en de genoemde ven nootschap, bij de uitvoering van den onderbouw van het nieuwe Stadhuis, door de Arrondissements-Bechtbank on rechtmatig worden verklaard en dat de gedaagden zullen worden veroordeeld, om aan eischeres en aan eischer te vergoeden de schade, door hen geleden en nog te lijden, tengevolge van de volgens de dagvaardingen gepleegde daden en nalatigheden, waarvan het bedrag bij nadere procedure zal moeten worden vastgesteld. Onder verwijzing naar de ter inzage gelegde dagvaar dingen en het mede ter inzage gelegde advies van den rechtsgeleerden raadsman der gemeente deelen wij U mede, dat, naar het ons voorkomt, tegen de ingestelde eischen verweer behoort te worden gevoerd. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te besluiten, dat de gemeente zoowel in eersten aanleg, als, zoo noodig, in hooger beroep, verweer zal voeren tegen den eisch, welke door Mevrouw E. C. Bertels, weduwe van J. H. Feld en den eisch, welke door den heer I. Zandvoort G.Wzn. voor de Arrondissements-Bechtbank te 's-Graven hage tegen haar zijn ingesteld bij hun dagvaardingen d.d. 13 Juni 1938. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. B°. 115. Leiden, 29 Juni 1938. Op het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 10 Juni 1938 (Ing. St. Bo. 112) tot vaststelling van een verordening op de Speelapparaten werd door den heer E. J. Coster een amendement ingediend, luidende: „Onder- geteekende stelt voor artikel 1, 2de lid in dien zin te wijzigen, dat alleen grijpautomaten, speelautomaten en toe stellen uitsluitend met een speciale vergunning van den Burgemeester mogen worden geëxploiteerd". De heer Coster deed ons mededeelen, dat hij met zijn amendement bedoelt aan den Burgemeester een iets ruimere gelegenheid te geven dergelijke toestellen toe te laten en wel speciaal in te goeder naam bekende café's, waarvan kan worden aangenomen, dat de bezoekers de apparaten slechts ter ontspanning zullen gebruiken en niet om daar mede te „gokken". Ingevolge de door ons ontworpen ver ordening zal de Burgemeester van het verbod ontheffing kunnen verleenen; de heer Coster zou de voorkeur geven aan een redactie, waarbij het verbod wordt gesteld „behou dens vergunning van den Burgemeester." Toegegeven kan worden, dat „ontheffing" meer duidt op uitzonderingsgevallen dan „vergunning", doch ook in de door ons voorgestelde redactie zal de Burgemeester steeds het hebben van speelapparaten kunnen toestaan, wanneer hem de zekerheid wordt gegeven, dat daarmede niet de door de verordening te bestrijden handelingen worden ver richt. Wy zijn het echter in het geheel niet met den heer Coster eens, dat exploitanten van café's met goede reputatie in de gelegenheid moeten worden gesteld deze apparaten in hun localiteiten te plaatsen. Met den Commissaris van Politie, wiens advies wij hebben gevraagd, zijn wij van oordeel, dat ook daar deze toestellen voor hazardspel kunnen en zullen worden gebruikt. Men denke slechts aan het z.g. „gokken om rondjes". Wij kunnen trouwens ook niet inzien, dat deze exploitanten in hun redelijke belangen worden verkort, wanneer zij dergelijke twijfelachtige attracties voor hun zaken moeten ontberen. O. i. moet ontheffing van de verbodsbepaling zich in het algemeen beperken tot fancy- fairs, bazars, e.d.. Mocht Uw Vergadering zich echter met het standpunt van den heer Coster vereenigen, dan zou art. 1, lid 1 der verordening o. i. gelezen moeten worden als volgt: „1. Het is, behoudens vergunning van den Burgemeester, verboden grijpkasten, speelautomaten en toestellen, bestemd voor spel, ook ander dan hazardspel, voor het publiek in ge bruik te stellen of gesteld te hebben. Het 2e lid kan dan vervallen, terwijl het 3e lid genummerd behoort te worden: 2. Wij geven Uw Vergadering echter in overweging het amendement van den heer Coster niet aan te nemen. De Commissie voor de Strafverordeningen, A. van de Sande Bakhuyzen, Voorzitter. B. J. Bowaan, Secretaris. Aan den Gemeenteraad. B°. 116. Leiden, 1 Juli 1938. 15 Augustus a.s. eindigen de verhuringen van de sport velden in den Stadspolder. Ingevolge het raadsbesluit van 23 Augustus 1937 (Ingek. Stukken Bo. 122) is het zuidelijk terrein verhuurd aan de Leidsche Voetbalvereeniging „Sport man", het middelste aan de afdeeling Leiden van den Bederlandschen Arbeiders-Sportbond, beide velden tegen een jaarlijksche vergoeding van 175.terwijl het derde veld verhuurd is aan de Commissie voor Ontwikkeling en Ontspanning van Werkloozen voor 150.per jaar. De vereenigingen en de Commissie zouden de velden wederom voor een jaar willen huren. Hiertegen is o.i. geen bezwaar, aangezien deze terreinen voorloopig nog niet bij de Sportstichting zullen worden ingebracht. In overeenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage en onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken, geven wij Uw Vergadering mits dien in overweging de drie voetbalvelden in den Stadspolder achter de Lucas van Leydenstraat en de Bakker Korffstraat wederom voor één jaar, ingaande 15 Augustus a.s., op den bestaanden voet te verhuren, t.w. het zuidelijk veld aan de Leidsche Voetbalvereeniging „Sportman" voor 175.per jaar, het middelste veld aan de afdeeling Leiden van den Bederlandschen Arbeiders-Sportbond voor 175.per jaar en het noordelijk veld aan de Commissie voor Ontwikkeling en Ontspanning van Werkloozen voor f 150.per jaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. B°. 117. Leiden, 1 Juli 1938. De heer G. Hendriks heeft aan de gemeente te koop aangeboden zijn perceel Haverstraat Bo. 38, welk pakhuisje betrokken is bij het in voorbereiding zijnde saneeringsplan GeeregrachtKraaierstraat. Ba eenige onderhandelingen is overeenstemming bereikt over een koopsom van 325. in totaal. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel, dat deze vraagprijs aannemelijk is te achten. Onder ver wijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, geven wij mitsdien Uw Vergadering in overweging: a. het perceel Haverstraat 38, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie E, no. 633, aan te koopen in het belang van de volkshuisvesting voor een bedrag van 325.in totaal; h. door vaststelling van den overgelegden staat, model D, tot wijziging van de gemeentebegrooting, dienst 1938, een bedrag van ƒ350.te onzer beschikking te stellen ten behoeve van den sub a genoemden aankoop en de kosten, welke op dezen aankoop vallen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. B°. 118. Leiden, 1 Juli 1938. Bij besluit van Uwe Vergadering van 13 December 1937 (Ingek. Stukken Bo. 206) werd een 27-tal woningen onbe woonbaar verklaard. Voor de 12 woningen, ten aanzien waarvan bij Gedepu teerde Staten dezer provincie geen voorziening van de onbewoonbaarverklaring werd gevraagd, eindigt de termijn van ontruiming den löen Juli a.s.; voor de 15 overige woningen, waarvoor de voorziening wel werd gevraagd, doch waarvan de onbewoonbaarverklaring bij besluit van Ge deputeerde Staten dd. 17 Mei j.l. werd gehandhaafd, loopt die termijn eerst den 17en Bovember af. Blijkens een ingesteld onderzoek is het gewenscht ten aanzien van de perceelen Dirkspoort nis 1, 2 en 5, be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 1