61
als eigenaresse van den grond en van den molen c.a., den
molen te restaureeren en hem vervolgens aan een molenaar,
die zijn vak goed verstaat, te verhuren met de verplichting
om als regel windkracht te bezigen. Dit sluit derhalve in,
dat het verblijf van den heer van Ehijn op den molen niet
kan worden bestendigd.
Over deze plannen werden besprekingen gevoerd met de
vereeniging „de Hollandsche Molen", van welke wij zeer
gewaardeerde adviezen ontvingen, alsmede met de ver
eeniging „Oud Leiden", die van haar belangstelling blijk
gaf in den vorm van een bijdrage in de restauratiekosten.
Het is overigens duidelijk, dat ook de gemeente een geldelijk
offer zal moeten brengen, wat echter het doel ten volle
waard is.
Voorts werden met de erven en andere belanghebbenden
langdurige onderhandelingen gevoerd, om tot ontruiming te
geraken. Mede in verband met de bepalingen van de ge-
eindigde ingebruikgeving moet de gemeente, ook naar het
oordeel van den rechtsgeleerden raadsman der gemeente, als
eigenaresse niet alleen van den grond, maar ook van den
molen c.a. worden beschouwd. Niettemin namen wij bij die
onderhandelingen een zeer tegemoetkomende houding aan,
teneinde te trachten zooveel mogelijk met de erven van
Ehijn een regeling in der minne te verkrijgen. Nochtans
kon geen overeenstemming worden bereikt, zoodat wij ons
ten slotte genoodzaakt zagen ons los te maken van de ge
voerde besprekingen en den heer van Ehijn te doen som-
meeren, om de terreinen, kadastraal bekend gemeente Leiden
Sectie A., Nis 22, 1168 en 1169 en de daarop staande ge
bouwen, waaronder de molen „de Valk", te verlaten en te
ontruimen.
Vermits aan deze sommatie niet werd voldaan, zal de
gemeente thans een rechtsvordering moeten instellen tot
het erkennen van het eigendomsrecht van de gemeente op
den molen c.a. en tot het verlaten en ontruimen van de
genoemde terreinen en daarop gestelde gebouwen.
Gelet op de overgelegde adviezen van den rechts
geleerden raadsman van de gemeente, geven wij Uwe Ver
gadering mitsdien in overweging een rechtsvordering in te
stellen
a. tegen de erfgenamen van de Wed. P. van Ehijn,
geboren Schippers, tot erkenning van het recht van eigen
dom der gemeente Leiden op de opstallen, staande op de
terreinen, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie A„
Nis. 22, 1168 en 1169 (waaronder, de molen „de Valk"),
subsidiair tot erkenning van zoodanig recht, met de ver
plichting van de gemeente om aan de genoemde erfgenamen
te betalen een bedrag, gelijk aan de waarde van deze op
stallen, waarop die door de Eechtbank zal worden geschat,
na verhoor van deskundigen;
b. tegen de genoemde erfgenamen, voorzooveel deze de
opstallen thans bewonen en gebruiken, tot ontruiming van
die opstallen;
zulks met afwijzing van het door de erven van Ehijn
gedaan verzoek om hun vergunning tot gebruik van den
sub a genoemden grond te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 112. Leiden, 10 Juni 1938.
Ons vereenigend met het hierachter afgedrukte advies
van de Commissie voor de Strafverordeningen, inzake een
verbod van het voor het publiek in gebruik stellen en
gesteld hebben van z.g. speelapparaten, geven wij Uw
Vergadering, onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter
inzage gelegde stukken, in overweging vast te stellen de
volgende verordening:
VERORDENING
op de Speelapparaten.
Artikel 1.
1. Het is verboden grijpkasten, speelautomaten en toe
stellen, bestemd voor spel, ook ander dan hazardspel, voor
het publiek in gebruik te stellen of gesteld te hebben.
2. De Burgemeester kan van het bepaalde in het eerste
lid ontheffing verleenen.
3. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet:
a. ten aanzien van biljarten;
b. voor de gevallen, waarin art. 254bis van het Wetboek
van Strafrecht of het in de Loterijwet 1905 bepaalde toe
passelijk is.
Art. 2.
1. Overtreding van het bepaalde in art. 1 wordt gestraft
met een geldboete van ten hoogste 100.of hechtenis
van ten hoogste 14 dagen.
2. De toestellen en voorwerpen, waarmede de overtreding
is gepleegd, kunnen, voor zoover zij den veroordeelde toe-
behooren, worden verbeurd verklaard.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 8 Juni 1938.
Naar aanleiding ^an het ons door Uw College om advies
in handen gesteld rapport van den Commissaris van Politie
D. No. 130/37 van 21 December 1937, hebben wij de eer
Uw College het volgende te berichten.
Met den Commissaris van Politie zijn wij van meening,
dat de z.g. spelautomaten, die thans in tal van café's,
koffietenten en winkels staan opgesteld, een niet gering
zedelijk gevaar opleveren. Zooals ons is gebleken, worden
met deze apparaten door jonge menschen en lieden, die
slechts over weinig geld de beschikking hebben, betrekke
lijk groote bedragen verspeeld. Het is reeds voorgekomen
wij hebben er ons van kunnen overtuigen dat loopjongens
zich, teneinde hun speelwoede te bevredigen, hebben ver
grepen aan het geld van hun patroon, terwijl menschen met
een gering inkomen en gesteunden, die zich aan deze spelen
overgeven, zich of hun gezinnen daardoor noodzakelijk
levensonderhoud moeten onthouden. Dit kwaad doet zich
uiteraard niet slechts in Leiden voorook elders heeft men
daartegen maatregelen genomen. Wij zijn dan ook van
oordeel, dat zoo spoedig mogelijk een regeling moet worden
getroffen, waardoor dit kwaad wordt gekeerd. Een ontwerp
verordening, welke o. i. geen toelichting behoeft, voegen
wij hierbij.
Wij geven Uw College in overweging de hierbij gevoegde
verordening aan den Eaad ter vaststelling aan te bieden.
De Commissie voor de Strafverordeningen,
Voorzitter.
N. J. Bowaan, Secretaris.
Aan Ileeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
N°. 113. Leiden, 11 Juni 1938.
Ten gevolge van het aan den heer Dr. J. C. Schalkwijk
verleend ontslag, zal met ingang van 1 September a.s. de
vacature ontstaan van directeur der hoogere burgerschool
met 5-jarigen cursus.
Omtrent de aan Uwe Vergadering aan te bieden aan
beveling werd in ons College geen eenstemmigheid verkregen.
De meerderheid is n.l. van gevoelen, dat ter benoeming
dienen te worden aanbevolen: 1°. de heer Dr. J. D. A. Boks,
leeraar aan de hoogere burgerschool met 5-jarigen cursus
alhier, en 2°. de heer Ir. E. J. Baumann, directeur van de
Bijks hoogere burgerschool te Ter Apelde minderheid daar
entegen beveelt alleen aan den heer Ir. E. J. Baumann
voornoemd.
Ons College als zoodanig beveelt mitsdien ter benoeming
tot directeur van de hoogere burgerschool met 5-jarigen
cursus bij U aan:
1°. Dr. J. D. A. BOKS, leeraar aan de hoogere burger
school met 5-jarigen cursus te Leiden;
2°. Ir. E. J. BAUMANN, directeur van de Eijks hoogere
burgerschool te Ter Apel.
Onder mededeeling, dat de betrekkelijke stukken in de
Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij U tot benoeming
over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN,