144
MAANDAG 11
APRIL 1938.
Rondvraag.
(van Eek e.a.)
heer Tepe daaromtrent opheldering geven, want een dergelijke
houding van een Wethouder tegenover Raadsleden verscherpt
onnoodig de verhoudingen.
Spreker vertrouwt, dat de heer Tepe hem niet op dezelfde
manier als den heer Groeneveld zal behandelen, maar op
deze opmerkingen wel antwoord zal geven.
De heer Tepe achtte zich na de verklaring van den heer
Groeneveld, dat hij zijn stem aan die voordracht zou geven,
ontheven van de taak verder te debatteeren over een aan
gelegenheid, waarover in dezen Raad reeds zoo vaak van
gedachten gewisseld is en ten aanzien waarvan de heer
Groeneveld toch voortdurend halsstarrig op het standpunt
blijft staan, alsof het College van oordeel zou zijn dat een
Leidenaar niet geschikt zou zijn voor benoeming, in welke
positie ook. Zoolang iemand zich zoo halsstarrig op een zoo
generaliseerend en apodictisch standpunt stelt, spreker zou
bijna zeggen, tegen beter weten in, heeft spreker geen behoefte
daarover verder te debatteeren. Spreker gelooft, dat de sociaal
democraten dit zelf wel eenigszins begrepen hebben; dat
blijkt uit de door den heer van Eek gestelde vraag. Spreker
heeft vaak genoeg het standpunt van het College uiteengezet
over de vraag, of Leidenaren al of niet voor plaatsing op
een voordracht of voor benoeming in aanmerking moeten
komen; de heer Groeneveld kent dit standpunt zeer goed.
Had hij gewild, dat spreker zooeven daarop geantwoord
had? Spreker achtte het werkelijk niet noodig, den Raad
daarmede op te houden.
De heer Wilbrink vestigt de aandacht van het College op
een vlet, die sedert eenigen tijd in den Zijlsingel ligt, waarop
Rondvraag.
(Wilbrink e.a.)
men een keet geplaatst heeft. Hierdoor wordt de omgeving
zeer ontsierd; er zijn reeds verschillende klachten gekomen
van de omwonenden. Spreker verzoekt het College dringend
om deze vlet met de keet, die er op gebouwd is en die straks
als danszaal zal worden geëxploiteerd, van deze plaats te
doen weghalen en ligplaats te doen nemen b.v. aan het
Utrechtsche Veer tegenover den tuinmuur. Voorts vraagt
spreker of dit vaartuig wel geschikt is om als openbare in
richting van vermaak te worden geëxploiteerd. Zijn daaraan,
in verband met de wijze waarop het geconstrueerd is, niet
bepaalde gevaren verbonden? Het is geen woonark, maar
een vlet, waarop een keet is gebouwd.
De Voorzitter deelt den heer Wilbrink mede, dat deze zaak
in de volgende vergadering van het College aan de orde zal
komen naar aanleiding van een advies van de Commissie
van Fabricage daarover.
De heer Iïessing vraagt, of thans spoedig de ontruiming
van het terrein vóór de Anna-kliniek kan worden tegemoet
gezien.
De Voorzitter heeft gisteren nog een brief geteekend,
waarin aangedrongen wordt op zeer spoedige ontruiming,
omdat binnen enkele dagen de acte gepasseerd zal worden,
waarbij de grond, vrij van al hetgeen daar ter plaatse is
opgeslagen, overgedragen zal worden.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Buiten de agenda om werd nog behandeld een voorstel
om Burgemeester en Wethouders te machtigen een of meer
personen aan te wijzen om de gemeente te vertegenwoordigen
in een in het gebouw van het Provinciaal Bestuur te houden
openbare vergadering, waarin verslag zal worden uitgebracht
i.z. de aangevraagde voorziening tegen het raadsbesluit tot
onbewoonbaarverklaring van de woningen Fokkeplein No. 3,
Woutershof Nis 3 t/m 7, Bethlehemshof Nis 1 t/m 7 en
Fokkeplein 1 en 2. (Zie bl. 138.)
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.