MAANDAG 11 APRIL 1938. 143 Schoolkindervoeding. (Tepe c.a.) te verstrekken, maar voor een gedeelte ook ten gevolge van de stijging van het aantal aanvragen om schoolkindervoeding en -kleeding, die in de laatste jaren is te constateeren. De vraag, in hoeverre tusschen beide oorzaken verband bestaat, is niet met mathematische zekerheid te beantwoorden. Wel is ook het bestuur der vereeniging van meening, dat door het besluit van den Eaad ouders van kinderen, die voorheen niet bij de schoolkindervoeding en -kleeding waren betrokken, zich nu tot de vereeniging met het verzoek om schoenen en kleeding hebben gewend. Het is niet uit te maken hoeveel van deze ouders zich nu ook tot de vereeniging zouden hebben gewend, indien de Raad het besluit niet had genomen. Het totale bedrag is 3.500.of i 1.300.meer dan men in December 1937 had gecalculeerd. Toen het meerdere bedrag, dat door de verstrekking van schoenen in plaats van klompen noodig zou zijn, op 2.272.werd getaxeerd, heeft spreekster als woordvoerder van de meerderheid van het College betoogd, dat dit voor haar niet de reden zou zijn om het ingediende voorstel te bestrijden. Over de mo tieven van de meerderheid behoeft men nu niet meer te discussieeren, daar de Raad de beslissing heeft genomen; zij gelden voor spreker nog. Intusschen heeft spreker niet verwacht, dat dit bedrag en nog wel zoo vroeg in het jaar tot 3.500.zou stijgen, maar waar het bedrag van 2.272.slechts een raming betrof en de stijging gedeeltelijk een gevolg is van de normale stijging van het aantal aanvragen in de laatste jaren en gedeeltelijk ook een gevolg is van het besluit, dat de Raad hieromtrent in December 1937 heeft genomen, kan en mag de Raad thans niets anders doen dan het eenmaal genomen besluit uitvoerbaar maken door het toestaan van het verhoog de subsidie. Het geheele College neemt dit standpunt in. Spreker persoonlijk betreurt het ten zeerste, dat de Raad het besluit heeft genomen en dat dit de gemeente nog meer zal kosten dan men aanvankelijk heeft geraamd. De heer Goslinga zegt, dat de Wethouder bij de beant woording van de opmerkingen heeft vergeten, dat op de begrooting voor 1938 aanmerkelijk meer is geraamd dan op de begrooting voor 1937, zoodat het natuurlijk accres, dat in de stijging van den post zit, niet mag meetellen. De Wet houder mag het dus niet doen voorkomen, alsof de stijging van 3.500.niet geheel zou zijn veroorzaakt door het verstrekken van schoenen in plaats van klompen. De heer Tepe merkt op, dat de meerdere uitgave van 2.272.een getaxeerd bedrag was en deze taxatie ook te laag kon zijn. De heer Goslinga zegt, dat dit een argument van een andere orde is. Wanneer men in Februari verzoekt den post te ver- hoogen, is hij door de vereeniging niet juist geraamd en daardoor ook niet juist door het College op de begrooting gebracht. Spreker is het eens met den heer Tepe, dat de Raad er nu niet opnieuw een debat over kan beginnen; spreker zal dan ook niet tegen dit voorstel stemmen. Volgens mevrouw Braggaar is spreker geen goede verliezer, maar is mevrouw Braggaar dan ook niet meermalen teruggekomen op een zaak, wanneer zij het verloren had? Mevrouw Braggaar zegt, dat dat haar goed recht is. De heer Goslinga vraagt, of mevrouw Braggaar dan wel een goede verliesster is. De sociaal-democraten zijn altijd slechte verliezers geweest; zij zijn telkens teruggekomen met eenmaal verworpen voorstellen. De hoogere uitgaven waren geraamd op 2.272.maar blijken thans 3.500.te bedragen. Mag daarover dan niets gezegd worden? Men leeft hier toch in een vrij land. De heer Hessing haalt zeer handig eenige woorden uit hun verband en zegt, dat ook zij die met vreugde dezen post zien stijgen, bezorgd zijn voor de gemeente-financiën. Dat weet spreker wel, vooral nu de heer Hessing tot de meerder heid behoort; nu is hij ook voor een sluitende begrooting. Spreker heeft gezegd: dat een aantal ouders, die tot nu toe volledig voor hun eigen kinderen hadden gezorgd, wat ook hun plicht is na het besluit tot verstrekking van schoenen in plaats Van klompen, de gemeente vragen voor de kleeding en het schoeisel te zorgen, misschien tot vreugde van enkele Raadsleden. Nu moet men het evenwel niet om draaien en zeggen, dat die Raadsleden niet zouden gevoelen voor goede gemeente-financiën; dat heeft spreker niet gezegd. De heer Hessing vindt het wel prettig te behooren tot hen, die op het standpunt staan, dat de Overheid voor voeding, kleeding en schoeisel van de kinderen heeft te zorgen. De Schoolkindervoedinge.a. (Goslinga e.a.) barmhartigheid van den heer Hessing en de zijnen is echter wreedspreker acht het veel barmhartiger wanneer de ouders zelf voor hun kinderen zorgen. Nu zegt de heer Groeneveld: wanneer zij dat kunnen, maar er is een groot verschil, of men de kinderen zooveel mogelijk door de Overheid wil laten voeden en kleeden, en straks ook herbergen, dan wel of men op het standpunt staat, dat dat de taak van de ouders is. Reden om over dit voorstel stemming te vragen, heeft spreker niet; hij heeft antwoord gekregen op zijn vragen. Spreker voorspelt, dat deze post nog veel sterker zal stijgen dan hij nu reeds gedaan heeft. De heer Lombert vraagt, of door de Vereeniging voor Schoolkindervoeding ook controle wordt uitgeoefend, dat de verstrekte schoenen inderdaad gedragen worden. Er is spreker medegedeeld, dat verscheidene van deze schoenen verkocht worden. De heer Bergers zegt, dat daarop wel degelijk contróle wordt uitgeoefend. Alle hoofden van scholen hebben een aanschrijving gekregen met het verzoek om toe te zien of de kinderen de schoenen ook dragen. Nu is het natuurlijk mogelijk, dat wanneer een kind een paar schoenen heeft gekregen, dat beter is dan de schoenen, die het reeds had, het dat nieuwe paar dan des Zondags draagt. Den heer Goslinga antwoordt spreker, dat hij zich wel kan voorstellen dat er veel meer aanvragen zijn gekomen, dan vroeger; immers er waren velen, die naar hun inkomen wel voor schoolkindervoeding en -kleeding in aanmerking kwamen, maar die zich daarvoor niet aanmeldden, omdat klompen verstrekt werden. Spreker kan zich best voorstellen, dat ouders, voor wie het de vraag is, of zij kunnen rondkomen, zich permitteeren een paar schoenen van de gemeente in ontvangst te nemen. Mevrouw Braggaar zegt, dat de heer Goslinga opnieuw liet blijken geen goed verliezer te zijn, toen hij het in zijn op merking aan het adres van den heer Hessing, dat deze voor een sluitende begrooting is, nu hij tot de meerderheid van den Raad behoort, deed voorkomen, alsof de sociaal-demo craten anders hun medewerking om tot een sluitende be grooting te komen niet hebben gegeven. De Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulp betoon verwijst in den regel de ouders, die voor hun school gaande kinderen schoeisel en kleeding komen vragen, naar de Vereeniging voor Schoolkindervoeding en -kleeding, waar door de uitgaven dezer vereeniging aanmerkelijk worden vergroot. Men vergete ook niet, dat de gezondheidstoestand van de kinderen, die door de vereeniging worden gevoed en gekleed, beter is dan die van de andere kinderen, waarvan de ouders lager inkomens hebben en geen schoolvoeding ontvangen, gelijk uit het rapport van Dr. Horst blijkt. Spreekster begrijpt niets van het voorstel van den heer Goslinga in Februari gedaan, om aan de gezinnen warm eten te verstrekken, wanneer hij nu betoogt, dat het tot de natuurlijke taak van de ouders behoort de kinderen te voeden en te kleeden. De heer Goslinga vergeet, dat de ouders, die behooren tot de richting van hen, die spreeksters voorstel in den Raad hebben bestreden, door hun aanvragen van schoeisel en kleeding voor hun kinderen den post hebben helpen over schrijden. Het grootste gedeelte dergenen, die zich Woensdag j.l. hebben aangemeld, zenden hun kinderen naar de Christe lijke scholen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. Ook de heer Keij was inmiddels ter vergadering gekomen. De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer van Eek zegt, dat het in dezen Raad de gewoonte is, dat indien een lid een opmerking maakt of een vraag stelt, van de zijde van het College daarop wordt geantwoord. Er kan een omstandigheid zijn, waarin een Wethouder niet antwoordt, n.l. wanneer de inhoud van de opmerking of de vraag onbehoorlijk is. Spreker heeft zich er echter aan geërgerd en het heeft op hem en verschillende van zijn partijgenooten een zeer onaangenamen indruk gemaakt, dat Wethouder Tepe op de zakelijke opmerkingen van den heer Groeneveld geen antwoord heeft gegeven. Dit maakt op spreker den indruk van een uiting van een zekere minachting. Hopelijk zal de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 7