142 MAANDAG 11 APBIL 1938. Centrale verwarming-Stadhuis; e.a. (Voorzitter e.a.) De Voorzitter vraagt, of het daarbij om de radiatoren dan wel om de ketels ging. De heer Splinter: Het was in de ketels! De heer Manders zegt, dat het in de geheele leiding was. In de vergadering van de Commissie, waarbij Ir. Deerens aanwezig was, werd gezegd: men behoeft dat water nooit te vernieuwen; wanneer dat waar is, en dat is zoo, dan wordt dat water ook immuun tegen roestvorming. Dit is er evenwel niet bij gezegd. Er is dus aangestuurd op levering van radia toren van een bepaald merk; daarvoor zijn de gaten uitge spaard. Op het oogenblik zouden echter even goed. radiatoren van Nederlandsch fabrikaat geplaatst kunnen worden, zelfs nu nog. Het voordeel van plaatijzeren radiatoren is, dat men niet afhankelijk is van gietvormen zooals bij gietijzeren radia toren, maar dat men de lasschen en aanhechtingspunten kan maken, waar men wil. Daarom kunnen ook nn nog plaatijzeren radiatoren van Nederlandsch fabrikaat geleverd worden. De Wethouder noemde een bepaald merk dezer radiatoren, maar er zijn meer soorten radiatoren van Neder landsch fabrikaat en spreker vindt het wel jammer, dat er geen radiatoren van Nederlandsch fabrikaat geleverd worden. De Voorzitter zegt, dat er wel degelijk radiatoren van binnenlandsch fabrikaat geleverd worden. De heer Manders zegt, dat dit slechts een zeer klein percen tage is. Waar de zaak echter nu eenmaal zoover gevorderd is, zal spreker niet tegen dit voorstel stemmen. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen met 30 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Snel, Coster, van der Kwaak, van der Voort, mevrouw de Cler, de heer Wilbrink, mevrouw Braggaar, de heeren Valentgoed, Jongeleen, van der Laan, Eikerbout, Beekenkamp, van Rosmalen, van der Reijden, van der Tas, Tepe, Splinter, van Stralen, Verweij, Schüller, Manders, Groeneveld, Bergers, Carton, Hessing, de Reede, Dubbeldeman, Wiirtz, van Weizen en van Eek. Tegen stemmen: de heeren Goslinga, Tobé, Lombert en Wilmer. XVII. Voorstel tot het intrekken van de bepalingen omtrent minimum-loon en maximum-arbeidsduur in bestekken van gemeentewerken en van die, inzake de artt. 1638c en 1638d van het Burgerlijk Wetboek, tevens praeadvies op het voorstel van den heer Schüller inzake herziening van de bepalingen omtrent minimum-loon en maximum-arbeidsduur in be stekken van gemeentewerken. (71) XVIII. Voorstel inzake het voortzetten van de regeling, betreffende het verleenen van een reductie op de ziekenfonds premie aan ondersteunden. (72) XIX. Voorstel inzake het voortzetten van de werkinrichting voor blinden. (73) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XVII tot en met XIX besloten. XX. Voorstel tot het verlioogen van het over 1938 aan de Vereeniging voor Schoolkindervoeding en Selioolkinderkleeding toegekende subsidie en tot het vaststellen van den dcsbetref- fenden begrootingsstaat. (76) De heer Goslinga zegt, dat over deze zaak ten principale reeds door den Raad is beslist. Dit voorstel had echter reeds 1fiiTitip.il worden ingediend in de eerste vergadering in Januari 1938, maar is buiten de schuld van den Raad eenige maanden later gekomen. Is nu werkelijk de Vereeniging voor schoolkindervoeding met de verstrekking van schoenen begonnen zonder dat deze meerdere uitgave bij begrootingswijziging was vastgesteld, welke begrootingswijziging dan natuurlijk onderworpen is aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten? De mededeeling van het desbetreffende Raadsbesluit in de courant heeft een zeer groote vermeerdering van het aantal aanvragen om schoenen ten gevolge gehad. Terwijl in December 1937 werd medegedeeld, dat 1800 kinderen aan Schoolkindervoeding. (Goslinga e.a.) de schoolkindervoeding en -kleeding deelnamen en de meerdere kosten op een bedrag van 2.272.werden geraamd, is het aantal kinderen thans boven de 2000 gestegen en geeft het College niet onduidelijk te kennen, dat aan de stijging nog geen einde is gekomen. Hieruit blijkt, dat een aantal ouders, die tot nu toe volledig voor de eigen kinderen hadden gezorgd, thans de gemeente vragen voor de kleeding en het schoeisel te zorgen. Het bedrag van 48.325.is tot ver boven de 50.000.gestegen en spreker voorspelt, dat het nog verder zal stijgen, misschien tot vreugde van een groot aantal Raadsleden, maar niet tot vreugde van degenen, die de financiën der gemeente in orde willen houden. Op het oogenblik zal van den schralen post „onvoorziene uitgaven" 3.500.worden afgenomen en men weet nog niet, waar het einde is. De heer Hessing moet zijn stem verheffen tegen het geluid, dat de heer Goslinga heeft doen hooren. De heer Goslinga wekt de suggestie, dat degenen, die met vreugde dezen post zien stijgen, minder verantwoordelijkheidsgevoel ten aanzien van de financiën der gemeente bezitten dan de heer Goslinga, die vreugde heeft, wanneer de kinderen geen schoenen of kleeding krijgen. Inderdaad zal spreker zich er over verheugen, indien door de verhooging van dit subsidie de ouders in staat worden gesteld hun kinderen met de hulp van de ge meente behoorlijk gekleed en geschoeid naar school te sturen. Indien daarvoor noodzakelijk is het zoeken naar andere bronnen van inkomsten, zal spreker aan de desbetreffende voorstellen met vreugde zijn stem geven. Spreker protesteert echter tegen de uitlating van den heer Goslinga. Mevrouw Braggaar sluit zich aan bij den heer Hessing naar aanleiding wat de heer Goslinga zeide over de voor standers van den maatregel, die met vreugde dezen post zien stijgen. Het behoort tot de goede gewoonten, dat men de conse quenties van de aanneming van een voorstel aanvaardt. De heer Goslinga heeft blijk gegeven, geen goed verliezer te kunnen zijn, want hij kan het nog steeds niet verdragen, dat het voorstel, waartegen hij jarenlang heeft gestreden, eindelijk door den Raad, zij het ook met een kleine meerder heid van stemmen, is aangenomen. De verhooging van dezen post moet men niet alleen op rekening van de aanneming van het voorstel schrijven, want men heeft de laatste jaren voortdurend een stijging van het aantal aanvragen kunnen constateeren, reeds vóórdat met de verstrekking van schoenen is begonnen. Spreekster erkent echter onmiddellijk, dat er vele nieuwe aanvragen bij zijn, en dat vele ouders tengevolge van de aanneming van haar voorstel voor hun kinderen schoolkleeding hebben aan gevraagd. Men moet dus toch aannemen, dat deze meerdere uitgave van 1.328.mede ten goede komt aan de 132 kinderen, die er bij gekomen zijn. Nu moet men niet denken, dat alle aanvragen gemakkelijk of automatisch worden in gewilligd. De aanvragen worden niet door de vereeniging zelf, maar door de ambtenaren van Maatschappelijk Hulp betoon onderzocht, en worden beoordeeld volgens een vaste norm, n.l. het inkomen, welke norm vrij laag gelegen is. Het feit dat nu besloten is schoenen in plaats van klompen te verstrekken, er vele nieuwe aanvragen binnen komen, moet voor den heer Goslinga een bewijs zijn, hoe nood zakelijk deze verstrekking was; ondanks den grooten nood en de groote behoefte aan voeding en kleeding voor de kinderen hebben toch vele ouders gedraald schoolkinder- kleeding voor hun kinderen aan te vragen, omdat zij niet wilden, dat hun kinderen klompen zouden dragen. Uit de vele aanvragen, die nu ingekomen zijn, blijkt hoe juist dit besluit van den Raad is geweest. Voor volksfeesten kan men het geld toch ook vinden. Nu is het eigenaardig, dat de meeste aanvragen om schoenen thans gekomen zijn uit de kringen van de Raadsleden, die tegen spreeksters voorstel gestemd hebben, n.l. van ouders, wier kinderen op christelijke scholen gaan. De heer Tepe beantwoordt bevestigend de vraag van den heer Goslinga, of de Vereeniging voor Schoolkindervoeding reeds begonnen is met de verstrekking van schoenen, vóór dat dit subsidie door den Raad was toegestaan. Spreker erkent voorts, dat dit voorstel tot verhooging van het subsidie eerder ingediend had kunnen zijndan had het misschien één Raadsvergadering eerder behandeld kunnen worden, maar niet zoo vroegtijdig als de heer Goslinga meent. Op 8 Februari 1938 heeft het College de opgave gekregen van de hoogere uitgave, die vermoedelijk dit jaar zou moeten worden gedaan, grootendeels ten gevolge van het besluit van den Raad om schoenen in plaats van klompen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 6