140 MAANDAG 11 APEIL 1938. Verhuring winkelhuis N. Rijn 21e.a. (Wilbrink e.a.) De heer Wilbrink zegt, dat de heer Goslinga er heelemaal naast is, wanneer deze meent, dat de gemeente het perceel kan doen sloopen. Het pand, dat Kanbier in huur heeft, is voor gedeelte eigendom van de gemeente en voor f gedeelte eigendom van de diaconie der Hervormde Kerk. De huur van het laatste gedeelte bedraagt 900.per jaar. Indien de gemeente het pakhuis meer is het niet aan Kanbier niet verhuurt, kan zij op eigen kosten een scheidings muur tusschen de twee gedeelten plaatsen en daarna een pakhuisje, aan de Haarlemmerstraat gelegen, verhuren. Dan zal men er nog moeilijk 200.huur voor kunnen krijgen. Om deze reden heeft de Commissie van Fabricage geadviseerd, het voor dezen prijs maar te verhuren. De heer Goslinga redeneert echter, alsof het geheele pand aan de gemeente be hoort; dan zou het natuurlijk dwaasheid zijn het voor 200. te verhuren. Waar dit pand niet aan de gemeente behoort, kan deze het niet doen sloopen. De heer Splinter sluit zich bij den heer Wilbrink aan. De heer Goslinga heeft op dit punt blijkbaar de stukken niet gelezen. Dit pakhuis werd vroeger door de gemeente gebruikt als zandberghok en was door een houten muur afgescheiden van het aan den heer Kanbier verhuurde gedeelte van het perceel. De heer Kanbier heeft toen verzocht in dien muur twee deuren te mogen maken en het pakhuis te mogen huren voor ƒ350.De tijden zijn echter veranderd; de huren, ook van woningen van particulieren, zijn sterk verlaagd en nu is het toch beter den toestand daar zoo te laten en het voor dezen prijs te verhuren dan het onverhuurd te krijgen; dan zal de gemeente daar weer een scheidingsmuur moeten laten maken en weer moeten trachten het als pakhuis te verhuren. De kosten daarvan wegen niet op tegen deze sterke huurver- laging. De heer Goslinga zou geen woord over dit voorstel gezegd hebben, indien de duidelijke toelichting, die de Wethouder nu gegeven heeft, in de stukken te lezen was geweest. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XIV. Voorstel inzake het overnemen in eigendom bij de ge meente van verschillende voor straat bestemde strooken grond. (68) XV. Voorstel tot liet verkoopen van eenige perceelen bouw terrein aan de Houtlaan, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie P Nis 1040 (ged.), 1041 (ged.), en 2229 (ged.), aan Gcbr. F. J. A. en C. G. van Beukering, te Leiden. (69) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XIV en XV besloten. XVI. Voorstel: a. lot onderliandsche opdracht van het leveren, maken, werkvaardig opstellen en in bedrijf opleveren van een centrale verwarmingsinstallatie en van een ventilatie- inrichting e.a. in liet in aanbouw zijnde Stadhuis aan de firma W. Slotboom en Zn., te 's-Gravenhage b. tot liet vaststellen van de begrootingsstaten in verband met de sub a bedoelde en eenige daarmede samenhangende werken. (70) De heer Schiiller verzoekt het College een nadere uiteen zetting te geven van de beteekenis van de clausule in het bestek, dat de aannemer verplicht is, buiten de vaste perso- neelkern van hem zelf, Leidsch personeel te werk te stellen. Wat moet verstaan worden onder „vaste personeelkern?" Hoe groot is die? Met andere woorden: met hoeveel arbeiders van zich zelf mag de aannemer werken? Spreker vraagt dit ter voorkoming van moeilijkheden, zooals men reeds eerder bij den bouw van het stadhuis gehad heeft; de Raad moet precies weten, hoevele monteurs uit Den Haag bij den aanleg van de centrale verwarming mogen werken. De heer Goslinga zegt, dat de aan te brengen radiatoren van buitenlandsch fabrikaat zullen zijn, n.l. van de firma Rheinland, waarschijnlijk dus van Duitsch fabrikaat. Blijk baar is dit door den adviseur van de gemeente voorgeschreven. Nu zijn er zeer goede plaatijzeren radiatoren van Nederlandsch fabrikaat verkrijgbaar, die in vele openbare gebouwen ge plaatst zijn; spreker noemt het Raadhuis te Tilburg, de Raad van Arbeid te Rotterdam enz. Geen enkel gebouw, bij den bouw waarvan Rijksgeld betrokken is, wordt van buiten- landsche radiatoren voorzien. Het ergste is, dat men blijkbaar de opdracht heeft gegeven, Centrale verwarming-Stadhuis. (Goslinga e.a.) alleen de inschrijving voor de levering van buitenlandsche radiatoren te openen en naar de kosten van de uitvoering met Nederlandsche radiatoren niet heeft gevraagd. De grondstof (het ruwe ijzer) wordt wel door Duitschland geleverd, maar het arbeidsloon, dat bij de fabricage van radiatoren wordt betaald, kan in Nederland worden verdiend. In Nederland snakt men naar werk en daarom begrijpt spreker niet goed, waarom men hier met buitenlandsch fabrikaat moet werken. Spreker begrijpt evenmin, waarom ten behoeve van eenige met den aanleg van de centrale verwarming e.a. samenhan gende werken nog een bedrag van 24.800.noodig is. Bij den aanleg van een centrale verwarming in oude gebouwen berekent men voor de samenhangende werken 10 in het nieuwe raadhuis zal men echter wel voor de buizen de gaten uitgespaard en voor de ketels de kelders gemaakt hebben. Spreker vraagt daarom nadere inlichtingen omtrent dit bedrag. De heer Manders sluit zich aan bij de opmerking van den heer Goslinga betreffende de levering van buitenlandsche radiatoren. De heer Splinter zegt, in antwoord op de vraag van den heer Schriller naar de grootte van de onmisbare kern van het personeel van den aannemer, dat dit personeel zal werken in ploegen, die elk een voorman hebben, terwijl het personeel in zijn geheel ook een voorman heeft. Deze voormannen zullen waarschijnlijk met eenige andere personen, die speciaal voor de uitvoering van het werk noodig zijn, de onmisbare kern vormen. Spreker kan echter niet precies zeggen, hoeveel personen uit Den Haag en hoeveel personen uit Leiden te werk gesteld zullen worden, maar kan wel toezeggen dat bij de uitvoering van het werk met de gestelde vraag zooveel mogelijk rekening zal worden gehouden. Spreker vermoedde, dat de heer Goslinga tevredengesteld was door het antwoord, dat de Voorzitter bij de interpellatie van den heer Goslinga heeft gegeven. Voor zoover spreker bekend, heeft de architect geen op dracht gegeven om alleen de inschrijving voor de levering van buitenlandsche radiatoren te openen. Het blijkt spreker thans, dat de heer Goslinga niet bedoeld heeft dit te zeggen dan heeft spreker dat verkeerd begrepen. Om de redenen, genoemd in de raadsvergadering van 1 Februari 1937 (Hande lingen 1937 bl. 23) is het niet mogelijk radiatoren uit Neder land te betrekken; de Commissie van Fabricage heeft zich aangesloten bij het rapport van den architect over deze zaak en is daarom ook meegegaan met het voorstel, om deze radiatoren uit het buitenland te betrekken. Bovendien was, toen de heer Goslinga deze vragen heeft gesteld, de opbouw reeds aan den ganghet feit, dat overal in het beton ruimten moesten worden uitgespaard voor de verschillende leidingen, heeft den doorslag gegeven om niet Nederlandsche radiatoren te nemen, maar buitenlandsche. Wanneer men nu in aan merking neemt, dat dit werk van 99.000.op 8.000. na, geheel aan Nederland en aan het Nederlandsch fabrikaat ten goede zal komen, dan kan spreker niet begrijpen, dat de heer Goslinga er zoo op blijft staan, dat die radiatoren van Nederlandsch fabrikaat moeten zijn. Vaststaat dat gegoten ijzeren radiatoren de beste zijn, die men krijgen kan; voor een Stadhuis, dat eeuwen zal blijven staan, moet men een ver warming hebben, die zeer goed is. In de groote nissen zullen ook de buitenlandsche radiatoren beter uitkomen dan de Nederlandsche. Eigenlijk gaat er slechts 4.000.naar het buitenland, doordat deze radiatoren nog gedeeltelijk door de Hoogovenfabrieken te IJmuiden bewerkt zullen worden. Spreker zegt niets van de Nederlandsche radiatoren, maar niemand zal toch kunnen beweren, dat de Veha-radiatoren b.v. de vergelijking met de buitenlandsche radiatoren kunnen doorstaan. De heer Goslinga kon niet begrijpen, dat ten behoeve van de met den aanleg van de centrale verwarming samenhan gende werken nog 24.800.noodig is. Wanneer de heer Goslinga de stukken had gelezen, zou hij gezien hebben,dat het hier niet betreft het hakken van gaten enz., maar het maken en leveren van bij die centrale verwarming behoorende zaken, de verdere afwerking dus. Hiervoor worden b.v. ge leverd ventilatie met verwarming en koeling, de mechanisatie van de ventilatie van de regelingsinstallatie, de regelkleppen van de ventilatoren, de kanalen voor de ventilatie, de auto matische stoker van de centrale verwarming (Nederlandsch fabrikaat). In het bedrag van 99.125.is geen cent voor breekwerk of iets dergelijks begrepen. De heer Schiiller heeft uit het antwoord van den Wethouder begrepen, dat de aannemer ten hoogste 5 werknemers uit Den Haag zal te werk stellen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 4