MAANDAG 11 APEIL 1938. 139 Benoeming Voorzitter en leden Commissie van Toezicht (van Stralen e.a.) op de Arbeidsbeurs; e.a. Aangezien de Arbeidsbeurs ook een districts-arbeidsbeurs is, zullen bovendien vertegenwoordigers van de werkgevers en werknemers uit de omliggende gemeenten in deze commissie zitting moeten hebben, terwijl eveneens twee vertegenwoor digers van buitengemeenten, die bij het district Leiden zijn aangesloten, deel van de commissie zullen moeten uitmaken. De Commissie zou dan zoo groot en daardoor zoo moeilijk te hanteeren worden, dat dit zeker groot bezwaar zou op leveren. Spreker acht het het beste, dat de commissie na de aanvaarding van haar werkzaamheden zelf beoordeelt, in- hoever uitbreiding van het aantal leden, overeenkomstig den wensch van den heer Snel noodig is. Mocht inderdaad blijken, dat opneming van meer leden-werkgevers en -werk nemers in de commissie gewenscht is, dan kan zij daartoe aan het College het voorstel doen en dan zal het College overwegen, of er aanleiding is, daaraan gevolg te geven. Inderdaad heeft het College aandacht geschonken aan het feit, dat ook vertegenwoordigers van werknemers en werk gevers uit omliggende gemeenten in de commissie opgenomen moeten worden. Deze zaak heeft reeds lang geleden haar beslag gekregen; reeds in 1934 zijn door den Commissaris der Koningin, bij wien het benoemingsrecht van deze leden berust, aangewezen de vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers uit omliggende gemeenten en de vertegen woordigers van de besturen van omliggende gemeenten in het bestuur van de districtsarbeidsbeursdezen zullen tege lijkertijd zitting krijgen in deze commissie. Daaraan is dus voldaan; de commissie kan dus haar taak aanvatten. De heer Snel zegt, dat het niet zijn bedoeling geweest is, dat de plaatselijke vakcentrales van 200 of 300 leden in deze commissie zouden worden vertegenwoordigd, maar hij zou er wel prijs op stellen, wanneer de drie groote vakcentrales in deze commissie zitting zouden krijgen. Worden benoemd: tot voorzitter: de heer J. J. van Stralen met algemeene (33) stemmen; tot leden: de heer J. Heringa met algemeene (33) stemmen; de heer B. J. Huurman Jr. met 31 stemmen; de heer J. C. van der Steen verkreeg 2 stemmen; de heer J. Poelijoe met algemeene (33) stemmen; de heer H. van Cittert met 31 stemmen; de heer H. G. Wessel verkreeg 2 stemmen. De heer van Stralen verklaart de benoeming te aanvaarden. V. Benoeming van drie leden van de Commissie van Toe zicht op de Bewaarscholen. (59) Worden benoemd: de heer A. Bernard met 20 stemmen; mevrouw T. H. W. Piena-Klinkenberg verkreeg 13 stemmen. de heeren H. Kuipers en Dr. S. A. Nieuwzwaag, ieder met algemeene (33) stemmen. VI. Benoeming van een onderwijzeres in de lichamelijke opvoeding bij het openhaar lager onderwijs. (GO) De heer Groeneveld zegt, dat er in 1931, bij de tijdelijke benoeming van mejuffrouw Mak, in Leiden leerkrachten waren, die volkomen bevoegd waren tot het geven van eenige lessen in de lichamelijke oefening. Men heeft toen echter in Rotterdam mejuffrouw Mak ontdekt, aan wie deze lessen zijn opgedragen. In 1936 zijn aan mejuffrouw Mak wederom een aantal lessen opgedragen en nu stelt het College voor, haar een vaste aanstelling te geven. Op deze manier wordt de Eaad wel voor een voldongen feit gesteld. Mejuffrouw Mak heeft langs dezen weg nu eenmaal zekere rechten verkregen en spreker zou er niet toe willen medewerken haai nu weg te stemmen. Blijkens de stukken is mejuffrouw Mak geschikt voor haar taak, maar spreker heeft er bezwaai tegen, dat men altijd buiten Leiden zoekt. Voor spreker staat vast, dat voor deze betrekking ook in Leiden geschikte leerkrachten zijn te vinden. In andere gemeenten benoemt men in be staande vacatures altijd bij voorkeur eigen ingezetenen, terwijl Leidenaren blijkbaar in Leiden nooit in aanmerking komen. Andere gemeenten weren Leidsche ingezetenen en Leiden benoemt bij voorkeur personen van buiten de gemeente. Spreker zal zijn stem aan deze voordracht geven, hoewel bij niet kan inzien waarom hier niet een complete voordracht had kunnen worden ingediend. Een voordracht, waarop slechts één persoon voorkomt, is geen voordracht, omdat de Eaad niet op personen buiten de voordracht mag stemmen. Wanneer men propaganda voor Leiden als woonstad wil maken, moet men niet deze tactiek volgen, die den indruk moet vestigen, dat men voor niets geschikt is, indien men in Leiden woont. Indien men een betrekking te Leiden wil Benoeming onderwijzeres; e.a. (Groeneveld e.a.) hebben, doet men misschien beter met uit Leiden te ver trekken, want eerst dan komt men voor een benoeming in aanmerking. Spreker dringt er daarom voor de zooveelste maal op aan, niet ver te zoeken, wat men dichtbij heeft. Wordt benoemd met algemeene (33) stemmen mej. N. H. Mak, zulks met ingang van een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen datum. VII. Benoeming van vier schoolartsen. (61) Worden benoemd, allen met algemeene (33) stemmen: Mej. Dr. C. Hovens Gréve, de heeren W. J. E. M. Simons, A. J. B. Poortman en H. P. Veldhuyzen, zulks voor het tijdvak van 1 April 19381 Januari 1939. VIII. Benoeming van een ambtenaar van den Burgerlijken Stand, bestemd om den ambtenaar, belast met alle aan den ambtenaar van den Burgerlijken Stand opgedragen werkzaam heden, te vervangen. (62) Wordt benoemd de heer J. Wolters, met 21 stemmen; 12 stemmen waren van onwaarde. De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor de genomen moeite. De heer van Weizen was na de gehouden stemmingen ter vergadering gekomen. IX. Praeadvies op het verzoek van J. M. Bakker om ont slag als onderwijzer aan de Jongensschool voor u.l.o. (63) X. Praeadvies op het verzoek van Mejuffrouw A. E. Driesens om ontslag als onderwijzeres bij het openbaar vervolgonderwijs voor Meisjes. (64) XI. Voorstel inzake hel verhuren van het pakhuis aan de Burgsteeg No. 6 aan II. J. W. Peeters en H. Stol, te Leiden. (65) XII. Voorstel inzake het verhuren van het winkelhuis Nieuwe Bijn No. 21 aan N. van Loef, te Leiden. (66) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen IX tot en met XII besloten. XIII. Voorstel tot het wijzigen van het raadsbesluit van 10 Februari 1936, inzake het verhuren van het perceel Haarlem merstraat No. 165a aan W. F. Kanbier, te Leiden. (67) De heer Goslinga zegt, dat het perceel eigenlijk een winkel huis is, al spreekt het College in het Ingekomen Stuk van ,,twee verheelde pakhuizen" en vraagt zich af, of het wel juist is, dat de gemeente een aan een voorname winkelstraat gelegen winkelhuis, dat wel is waar niet uitmuntend is, maar waarin toch meubelen worden verkocht, verhuurt tegen den prijs van 200.per jaar. Deze huurprijs is lager dan die van een arbeiderswoning. Het College zegt in de stukken, welke ter visie hebben ge legen, dat Kanbier te lijden heeft van scherpe concurrentie, maar wanneer de gemeente dergelijke verkoopgelegenheden tegen zulke lage prijzen verhuurt, verscherpt zij de concur rentie nog meer en maakt zij het bestaan voor de midden standers, die in dezelfde artikelen handelen en hoogere huren moeten betalen, nog moeilijker. Indien Kanbier niet in staat is 7.huur te verdienen, beteekent zijn zaak niet veel meer en dan is het misschien beter de huur te beëindigen, het pand te huur te zetten of het te sloopen en te vervangen door flinke huizen. Het laatste zou zeker strekken tot verfraaiing van de Haarlem merstraat. De heer Coster erkent, dat de heer Goslinga aan het einde van diens betoog een radicale oplossing heeft aangegeven, indien het perceel het eigendom van de gemeente is, hetgeen echter moet worden betwijfeld. Het zijn geen winkelhuizen, maar wel magazijnen, die vroeger pakhuizen warenvoorheen was het Soephuis er in gevestigd. Kanbier heeft zich destijds in het perceel gevestigd, toen het nog pakhuis was en niemand anders het wilde huren; hij heeft zijn geld besteed aan de verandering van het uiterlijk van het pand. Wanneer dit komt leeg te staan, kan ieder zien, dat het geen enkel gerief heeft, maar dan zullen ook steeds meer panden, die de ge meente in eigendom heeft, leeg komen te staan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 3