138
MAANDAG 11
APRIL 1938.
(Voorzitter e.a.)
De Voorzitter: Voor onbepaalden tijd.
De heer Eikerbout gelooft, dat de zaak formeel marcheert,
want er zijn gelden in ontvangst genomen en meer van
dergelijke dingen gedaan.
De Voorzitter zegt, dat daarover thans geen discussie kan
plaats hebben. Nn is alleen de wijze van behandeling van
de missive aan de orde.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Proces-verbaal van de opneming van kas en boeken
van den Gemeente-Ontvanger.
Zal in de Leeskamer voor de leden ter lezing worden gelegd.
2°. Mededeeling van G. Wilterdink, dat hij zijn benoeming
tot hoofd van de o.l. school aan de Haverstraat aanneemt.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
3°. Verzoek van de Vereeniging voor Christelijk Onderwijs
om medewerking tot de aanschaffing van leermiddelen ten
behoeve van haar bijzondere lagere school aan den Hooge
Morschweg 12.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
4°. Adres van de Leidsche Middenstands-Centrale inzake
verlaging van de electriciteitstarieven voor den middenstand.
Zal worden behandeld tegelijk met het desbetreffend
voorstel van de heeren van der Tas en Tobé.
De Voorzitter deelt alsnog mede, dat van Gedeputeerde
Staten bericht is ingekomen, dat op Dinsdag 26 April 1938
des namiddags 2.30 uur in het gebouw van het Provinciaal
Bestuur in een openbare vergadering verslag zal worden
uitgebracht in zake de door de Wed. H. J. van der Laaken
Boehmer en 4 anderen gevraagde voorziening tegen het
raadsbesluit d.d. 13 December 1.1. tot onbewoonbaar ver
klaring van de woningen Fokkeplein No. 3, Woutershof
nis. 3 t/m. 7, Bethlehemshof nis. 1 t/m. 7 en Fokkeplein
nis. 1 en 2.
In verband hiermede geven Burgemeester en Wethouders
in overweging hen te machtigen een of meer personen aan
te wijzen om in deze vergadering de gemeente te vertegen
woordigen.
Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot
dadelijke behandeling van dit voorstel is besloten, wordt,
eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming, over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
Aan de orde is alsnu
I. Benoeming van een lid van de Commissie van Fabricage
(wegens ontslagaanvrage van den heer D. van der Kwaak).
De Voorzitter verzoekt den heeren Goslinga, Manders,
van Rosmalen en van der Voort het stembureau te vormen.
De heer van Rosmalen beveelt, namens de christelijk-
historische fractie, voor deze vacature den heer Wilbrink aan.
Wordt benoemd met algemeene (33) stemmen de heer
J. Wilbrink.
II. Benoeming van een lid van de Commissie voor den Markt
en Havendienst (wegens ontslagaanvrage van den lieer
J. A. van der Beijden).
De heer van Rosmalen beveelt, namens de christelijk-
historische fractie, voor deze vacature den heer Wilbrink aan.
Wordt benoemd met algemeene (33) stemmen de heer
J. Wilbrink.
III. Benoeming van een lid van de Commissie voor de
Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit (wegens ontslag
aanvrage van den beer M. H. de Reede).
Benoeming lid Commissie voor de Sted. Fabrieken van Gas
(van Rosmalen e.a.) en Electriciteit; e.a.
De heer van Rosmalen beveelt, namens de christelijk-
historische fractie, voor deze vacature den heer Wilbrink aan.
Wordt benoemd met algemeene (33) stemmen de heer
J. Wilbrink.
De heer Wilbrink verklaart de drie benoemingen te aan
vaarden.
IV. Benoeming van een voorzitter en vier leden van de
Commissie van Toezicht op de Arbeidsbeurs. (511)
De heer Snel spreekt zijn verwondering uit dat, hoewel de
Arbeidsbemiddelingswet van 29 November 1930 de instelling
van een commissie van toezicht op de arbeidsbeurs gebiedend
voorschrijft en de Raad in zijn vergadering van 25 Januari
1935 de Verordening op de Arbeidsbeurs heeft vastgesteld,
het College nu pas het voorstel doet tot benoeming Aran
deze commissie.
Naar sprekers meening ligt de oorzaak van deze ver
traging, niet, zooals het Ingekomen Stuk zegt, bij de organi
saties, doch is zij een gevolg van de samenstelling der com
missie, zooals deze is vastgesteld bij de verordening. De
werknemersorganisaties konden n.l. van de gelegenheid tot
het indienen van aanbevelingen geen gebruik maken, door
dat slechts twee aanbevelingen werden gevraagd; doordat
de drie in aanmerking komende organisaties niet tot over
eenstemming konden komen, zijn er moeilijkheden ontstaan.
Deze moeilijkheden hadden voorkomen kunnen worden
indien men rekening had gehouden met den plaatselijken
toestand; er zijn in Leiden drie behoorlijke vakcentrales, de
Leidsche Bestuurdersbond, de Christelijke Besturenbond
en de Roomsch-Katholieke Volksbond; indien nu het College
het aantal werknemersleden van deze commissie, op drie
had bepaald, waartoe art. 13 van de Arbeidsbemiddelingswet
de mogelijkheid opent, zouden deze moeilijkheden voor
komen zijn. Het College heeft den drie organisaties verzocht
over de samenstelling van die commissie tot overeenstemming
te komen.
De besturen der vakcentrales hebben onderling be
sprekingen gevoerd, waarbij zij tot overeenstemming met
elkaar zijn gekomen, echter op een manier, die niet alle
organisaties bevredigt, daar zij ten slotte bij loting hebben
moeten uitmaken, wie in deze commissie zitting zullen
nemen. De eerste 4 jaar zullen zitting nemen de vertegen
woordiger van den Leidschen Christelijken Besturenbond en
van den Leidschen Bestuurdersbond, terwijl de volgende
4 jaar de vertegenwoordiger van eerstgenoemden bond zal
worden vervangen door den vertegenwoordiger van den
R.K. Volksbond. Men kan dit niet als de ideale oplossing
beschouwen. Deze moeilijkheden had het College kunnen
voorkomen door de commissie de bevoegdheden te geven,
welke het volgens de Arbeidsbemiddelingswet 1930 kan toe
kennen. Indien de drie grootste vakcentrales een vertegen
woordiger hadden kunnen aanwijzen, zou de kwestie in
betrekkelijk korten tijd zijn opgelost.
Spreker dringt er daarom bij het College op aan, den
Raad voor te stellen het aantal leden-werknemers of ver
tegenwoordigers van werknemers tot 3 uit te breiden, indien
de commissie een daartoe strekkend verzoek aan het College
doet. De Arbeidsbemiddelingswet 1930 geeft het College
daartoe de bevoegdheid. Bij aanneming van dat voorstel
zullen de organisaties bevredigd zijn.
Ten slotte stelt spreker de vraag, of het College rekening
gehouden heeft met de omstandigheid, dat Leiden een
Districts-Arbeidsbeurs heeft en dat de Arbeidsbemiddelings
wet 1930 ook de vertegenwoordiging van werkgevers en werk
nemers uit de omliggende gemeenten in deze commissie
eischt.
De heer van Stralen erkent, dat deze zaak buitengewoon
lang heeft getraineerd. Wat de samenstelling van de com
missie betreft, heeft men rekening te houden met de ver
ordening, welke de Raad in het jaar 1935 heeft vastgesteld,
welke verordening in werking zal treden, zoodra de Commissie
van Toezicht zal zijn geïnstalleerd. Met inachtneming van
deze verordening was het niet mogelijk den Raad voor te
stellen, een grooter aantal leden-werknemers of vertegen
woordigers van werknemers in de commissie te benoemen
dan thans is voorgesteld. Indien alle organisaties van werk
nemers een vertegenwoordiger konden aanwijzen, zou het
aantal leden der commissie veel te groot worden. Aan de
zijde der werknemers bestaan 5 vakcentrales en ook aan de
zijde van de werkgevers is het aantal organisaties ten minste
5, zoodat het aantal leden der commissie zeker 10 zou be
dragen, indien aan den wensch der arbeidersorganisaties werd
voldaan, welk aantal volgens spreker veel te groot is.