39
komt, indien liet wachtgeld uit hoofde van ontslag uit die
betrekking wordt toegekend;
c. indien de diensttijd wegens verleend ontslag onder
broken is geweest, de tijd vóór de onderbreking, behalve
voor de toepassing van bet tweede lid van het vorige artikel,
slechts medetelt, indien de onderbreking minder dan een jaar
heeft geduurd;
d. diensttijd, die in aanmerking is genomen bij de be
rekening van den duur van wachtgeld of een daarmede
gelijk te stellen uitkeering ten laste van een der lichamen,
bedoeld in de artikelen 3 en 4 der Pensioenwet 1922 (Staats
blad No. 240), en tijd, in het genot van een zoodanig wacht
geld of zoodanige uitkeering doorgebracht, niet wordt mede-
geteld.
Art. 54.
1. Onder laatstelijk genoten wedde wordt voor de toe
passing van dit Hoofdstuk, behoudens het bepaalde in de
volgende leden, verstaan de wedde, de toelagen, die in den
pensioensgrondslag worden opgenomen, en de tijdelijke
kindertoelage, bedoeld in artikel 16 van deze verordening,
die door betrokkene op den dag vóór het ontslag werden
genoten.
2. Indien in de wedde, de toelagen en de tijdebjke kinder
toelage, in het eerste lid bedoeld, uit anderen hoofde dan
wegens periodieke verhoogingen, wijziging zou zijn gekomen,
wanneer de betrokkene op de laatstelijk genoten wedde in
dienst ware gebleven, geldt van den datum van inwerking
treding van die wijziging af het aldus gewijzigd bedrag als
laatstelijk genoten wedde.
3. Voor betrekkingen, die geleidelijk worden opgeheven,
kan ten aanzien van bet voor de toepassing van dit Hoofdstuk
als laatstelijk genoten wedde aan te nemen bedrag van het
bepaalde in bet eerste lid worden afgeweken.
Art. 55.
1. Wanneer de op wachtgeld-gestelde inkomsten geniet of
gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter
hand genomen met ingang van of na den dag, waarop het
ontslag, terzake waarvan bet wachtgeld hem is verleend,
hem is aangezegd of door hem is aangevraagd, wordt, be
houdens het bepaalde in het tweede lid van dit artikel:
a. indien die inkomsten genoten worden in dienst van
een openbaar lichaam, zoodra en zoolang bet wachtgeld,
vermeerderd daarmede, de laatstelijk genoten wedde zou
overschrijden, het wachtgeld met het bedrag dier over
schrijding verminderd;
b. in de overige gevallen het wachtgeld voor den duur
van die inkomsten met een bedrag gelijk aan de helft daarvan
verminderd, met dien verstande echter dat van die inkomsten
buiten aanmerking blijft een bedrag gelijk aan het verschil
tusschen het wachtgeld en de laatstelijk genoten wedde of,
bedraagt dit verschil meer dan 30 ten honderd van de
laatstelijk genoten wedde, gelijk aan 30 ten honderd van
de laatstelijk genoten wedde, en dat nimmer méér wordt
afgetrokken dan bij toepassing van het bepaalde onder
c. bij gelijktijdig genot van inkomsten, als bedoeld onder a
en b, het wachtgeld verminderd met het eventueel gedeelte
der inkomsten onder a, waarmede deze, vermeerderd met
het wachtgeld het bedrag der laatstelijk genoten wedde
overschrijden, doch ten aanzien van de overblijvende in
komsten gehandeld, alsof zij alle onder b vallen, echter met
dien verstande, dat bij de in de tweede plaats bedoelde ver
mindering nimmer méér wordt afgetrokken dan de helft van
de inkomsten onder b.
2. Het hier bepaalde vindt overeenkomstige toepassing
ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid
of bedrijf, ter hand genomen gedurende verlof, voorafgaande
aan het ontslag, terzake waarvan het wachtgeld is toegekend.
3. In geval van inkomsten uit overwerk in dienst van
openbare lichamen kan worden bepaald, dat de in het voor
gaande lid onder a en c bedoelde vermindering geheel of ten
deele tot wederopzegging achterwege blijft.
4. Yan het ter hand nemen van eenigen arbeid of bedrijf
doet de op wachtgeld-gestelde onverwijld mededeeling aan
Burgemeester en Wethouders. Daarbij doet hij voor zoover
mogelijk opgave van de inkomsten, die hij uit de ter hand
genomen werkzaamheden zal trekken, terwijl hij voorts
verplicht is om, indien die inkomsten tijdehjk of blijvend
wijziging ondergaan, daarvan tijdig voor het verschijnen van
den eerstvolgenden wachtgeldtermijn nadere opgave te doen.
Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven, dan doet hij
tijdig vóór het verschijnen van eiken wachtgeldtermijn
opgave van de inkomsten, die hij sinds het ter hand nemen
der werkzaamheden of sinds de vorige opgave heeft genoten.
Brengt echter de aard der werkzaamheden ter beoordeeling
van Burgemeester en Wethouders mede, dat de inkomsten
over een langeren termijn moeten worden berekend, dan
geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op het
wachtgeld een vermindering toegepast van een voorloopig
vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan
het einde van den evenbedoelden termijn.
5. Bij de vaststelling van het bedrag der vermindering
kan van de opgave van den betrokkene worden afgeweken.
Indien de inkomsten vrijwillig zonder voldoende reden
worden prijs gegeven of door eigen schuld verloren gaan,
blijft niettemin de vermindering tot het laatstelijk bepaalde
bedrag toegepast.
6. Indien een op wachtgeld-gestelde de in dit artikel be
doelde opgave nalaat of ook onjuist of onvolledig doet, kan
het wachtgeld geheel of ten deele worden vervallen verklaard.
7. De op wachtgeld-gestelde wordt geacht door het aan
vaarden van het wachtgeld te bewilligen, dat allen, die daar
voor naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in
aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle in
lichtingen geven, die Burgemeester en Wethouders zullen
dienstig oordeelen.
8. Wanneer de op wachtgeld-gestelde uit of in verband
met arbeid of bedrijf, ter hand genomen vóór den dag,
waarop het ontslag, terzake waarvan het wachtgeld hem is
verleend, hem is aangezegd of door hem is aangevraagd, op
of na dien dag inkomsten of meerdere inkomsten gaat genieten,
zijn, behoudens het bepaalde aan het slot van het eerste lid
van dit artikel, ten aanzien van die inkomsten of meerdere
inkomsten de bepalingen van dit artikel van overeenkomstige
toepassing.
Art. 56.
1. Indien de op wachtgeld-gestelde een hem aangeboden
ambt of betrekking, die hem in verhand met zijn persoon
lijkheid en omstandigheden redelijkerwijze kan worden op
gedragen, weigert te aanvaarden of ook anderszins, indien
hij in de gelegenheid komt om op een wijze, die in verband
met zijn persoonlijkheid en omstandigheden voor hem
passend kan worden geacht, inkomsten te verkrijgen, daar
van geen gebruik maakt, dan vervalt het wachtgeld voor het
bedrag, waarmede het wachtgeld vermeerderd met de ver
zuimde inkomsten de laatstelijk genoten wedde zou hebben
overschreden.
2. De op wachtgeld-gestelde is voorts verplicht zich te
gedragen naar de voorschriften, die hem door Burgemeester
en Wethouders hetzij in het algemeen, hetzij voor eenig
hijzonder geval worden gegeven, strekkende om tot het
verkrijgen van een ambt of betrekking of een andere bron
van inkomsten te geraken. Bij niet-nakoming van die voor
schriften kan het wachtgeld geheel of ten deele worden
vervallen verklaard.
3. De bepalingen van dit artikel vinden overeenkomstige
toepassing voor den ambtenaar, wien het voornemen is mede
gedeeld om zijn betrekking op te heffen of de inrichting
van het dienstvak, waarhij hij werkzaam is, zoodanig te
veranderen, dat hij overbodig zal worden, in deze voege,
dat, indien zoodanig ambtenaar een ambt of betrekking
weigert of niet van een gelegenheid gebruik maakt, als
bedoeld in het eerste lid, de toekenning van wachtgeld
achterwege blijft of slechts tot een verminderd bedrag ge
schiedt en dat bij niet-opvolging van de voorschriften, als
bedoeld in het tweede lid, de toekenning van wachtgeld
achterwege kan blijven of slechts tot een verminderd bedrag
geschieden.
Art. 57.
1. Voor de toepassing van de heide vorige artikelen worden
onder inkomsten of verzuimde inkomsten mede verstaan
bedragen, die terzake van pensioenen ten laste van den
belanghebbende komen of zouden gekomen zijn.
2. Met inkomsten, die genoten worden in dienst van een
openhaar lichaam, worden andere inkomsten gelijkgesteld,
indien zij verhonden zijn aan een betrekking waardoor de
belanghebbende ingevolge artikel 4 der Pensioenwet 1922
(Staatsblad No. 240) onder die wet valt of, ware hij in vasten
dienst, ongeacht het bepaalde bij artikel 3, eerste lid onder b,
dier wet, zou vallen.
Art. 58.
1. Het wachtgeld vervalt, zoodra de op wachtgeld-gestelde
in de termen komt om pensioen uitgezonderd vervroegd
ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 48, eerste lid onder b,
der Pensioenwet 1922 (Staatsblad No. 240) te genieten.
2. Voor hem, die in het genot is gesteld van vervroegd
ouderdomspensioen, als bedoeld in het eerste lid, vervalt
het wachtgeld, zoodra het gelijk is aan of minder bedraagt
dan dat pensioen en anders hij het bereiken van den 65-
jarigen leeftijd.