36 agent 2e klasse 0,65 en voor den agent 2e klasse, die nog in zijn proeftijd is, 0,50 per uur bedraagt. 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding wordt slechts uitgekeerd, indien het naar het oordeel van den Commissaris van Politie niet mogelijk is, ter vereffening van het aantal uren, waarin buiten den bij dienstrooster vastgestelden dienst tijd dienst is gedaan, een gelijk aantal uren extra vrij te geven. 3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toe passing op opgedragen extra dienst: a. noodig tot herstel van een verzuim of font; b. bestaande in het bijwonen van theorie door agenten, die nog in hun proeftijd zijn; e. verricht in bijzondere omstandigheden, bedoeld in artikel 217, eerste lid, der Gemeentewet. 4. Yoor oncontröleerbaren, niet opgedragen extra-dienst geniet de ambtenaar op weekloon: a. bij de afdeeüngen Eecherche en Bijzondere Wetten een tijdelijke toelage van 50.per jaar; b. bij de motorbrigade een tijdelijke toelage van 37,50 per jaar. 3. Vacantie, verlof en buitengewoon verlof. Abt. 23. De jaarlijksche vacantie, waarop de ambtenaar krachtens de door den Burgemeester vastgestelde regeling per kalender jaar recht heeft, wordt genoten met behoud van de bezoldi ging. Art. 24. Verlof van korten duur, dat krachtens de door den Burge meester vastgestelde regeling in bijzondere gevallen kan worden verleend, wordt genoten met behoud van de bezol diging. Art. 25. Indien verleende vacantie of verleend verlof in het belang van den dienst is ingetrokken en de ambtenaar aantoont ten gevolge van die intrekking geldelijke schade te lijden, wordt deze hem op voorstel van den Burgemeester, tot het door Burgemeester en Wethouders vast te stellen bedrag vergoed. Art. 26. 1. De ambtenaar, die als militair ingevolge een uit de wet of een verbintenis voortvloeiende verplichting in werkelijken dienst is, behoudt over den tijd van dezen dienst zijn bezol diging, voor zoover hij daarop krachtens de volgende bepa lingen recht heeft, dan wel voor zoover die werkelijke dienst wordt vervuld gedurende de aan hem verleende vacantie. 2. In alle andere gevallen wordt hem de bezoldiging over den tijd van het verblijf in werkelijken dienst niet uitbetaald. Art. 27. 1. De ambtenaar, die voor herhalingsoefeningen in werke lijken dienst is, behoudt over den tijd van dezen dienst zijn bezoldiging. 2. Als herhalingsoefening wordt beschouwd de dienst, die voor de toepassing van het Bijksambtenarenreglement als zoodanig door den Minister van Defensie wordt aangemerkt. 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt met her halingsoefeningen gelijkgesteld de werkelijke dienst, vervuld krachtens a. artikel 5, vijfde lid, onder a, der Wet voor het reserve- personeel der landmacht 1905 (zooals die sedert is gewijzigd), voor zooveel ziekte betreft; b. artikel 36, eerste lid, onder a, der Dienstplichtwet, of artikel 5, onder 3°, sub a der Wet voor de Koninklijke marine-reserve 1924 (Staatsblad No. 369), indien het niet tijdig bereiken van den vereischten graad van geoefendheid het gevolg is van ziekte c. artikel 36, eerste lid, onder c, der Dienstplichtwet, artikel 5, vijfde lid, onder b der Wet voor het reserve-personeel der landmacht 1905 (zooals die sedert is gewijzigd) of artikel 5, onder 3°, sub c, der Wet voor de Koninklijke marine-reserve 1924 (Staatsblad No. 369), voor zoover betreft den tijd, door gebracht tot het ondergaan van het daar bedoelde onderzoek, indien dat onderzoek geen krijgstuchtelijke straf of veroor- deelend vonnis ten gevolge heeft; d. artikel 36, eerste lid, onder e en der Dienstplichtwet, artikel 5, vijfde lid, onder c en d, achtste en negende lid, der Wet voor het reserve-personeel der landmacht 1905 (zooals die sedert is gewijzigd) of artikel 5, onder 3°., sub e en der Wet voor de Koninklijke marine-reserve 1924 (Staatsblad No. 369); e. artikel 36, tweede lid, der Dienstplichtwet, artikel 5, zevende lid, der Wet voor het reserve-personeel der land macht 1905 (zooals die sedert is gewijzigd) of artikel 5, onder 4°, der Wet voor de Koninklijke marine-reserve 1924 (Staats blad No. 369), mits de oproeping in werkelijken dienst niet plaats heeft voor het ondergaan van straf en het bedoelde onderzoek geen krijgstuchtelijke straf of veroordeelend vonnis ten gevolge heeft. Art. 28. 1. De ambtenaar, die in verband met oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden verplichten werke lijken dienst verricht, geniet gedurende 30 dagen zijn bezol diging en daarna hetgeen zijn bezoldiging meer bedraagt dan zijn militaire belooning. 2. Het eerste lid is eerst van toepassing, nadat de ambte naar hetzij vóór, hetzij gedurende de buitengewone omstandig heden als militair een werkelijken dienst van 11 maanden of, indien hij een eerste oefening van korteren duur te vervullen had, deze oefening heeft volbracht. 3. Het bepaalde in het tweede lid geldt niet: a. ten aanzien van de buitengewone dienstplichtigen, die eerst in werkelijken dienst behoeven te komen na liet jaar der lichting, waartoe zij behooren of naar hun leeftijd gerekend kunnen worden te behooren; b. voor de vrijwilligers van den landstorm, die hetzij een rang bekleeden, hetzij het bewijs van voorgeoefendheid hebben verworven. Art. 29. Op den ambtenaar, die in tijdelijken dienst is aangesteld, zijn de bepalingen, vervat in de artikelen 26, 27 en 28, slechts van toepassing tot en met den dag, waarop de dienst bij de gemeente zou zijn beëindigd, indien hij daaraan niet door den militairen dienst zou zijn onttrokken. Art. 30. Indien aan een ambtenaar door den Burgemeester buiten gewoon verlof is verleend, wordt dit verlof genoten met be houd of met geheele of gedeeltelijke inhouding van de bezol diging, zulks ter beoordeeling van Burgemeester en Wet houders, den Burgemeester gehoord. Buitengewoon verlof van langer dan een jaar wordt zonder behoud van bezoldiging verleend, tenzij het in het openbaar belang wordt gegeven. 4. Ziekte en overlijden. Art. 31. 1. Behoudens het hierna bepaalde, geniet de ambtenaar, die wegens ziekte of ongeval verhinderd is zijn dienst te verrichten, zijn bezoldiging gedurende de maand, waarin de verhindering aanvangt en vervolgens: a. indien hij in vasten dienst is en een voor pensioen geldigen diensttijd van niet meer dan 10 jaren heeft, gedurende een jaar zijn volle bezoldiging en gedurende het daarop volgende jaar 2/3 gedeelten daarvan; b. indien hij in vasten dienst is en een voor pensioen geldigen diensttijd van meer dan 10 jaren heeft, gedurende anderhalf jaar zijn volle bezoldiging en gedurende de daarop volgende anderhalf jaar 2/3 gedeelten daarvan; c. indien hij in tijdelijken dienst is, gedurende een half jaar zijn volle bezoldiging en gedurende het daarop volgende halfjaar 2/3 gedeelten daarvan, tenzij hem vóór het verstrijken van die(n) termijn(en) ontslag wordt verleend. 2. Na het verstrijken van den termijn, waarover 2/3 ge deelten van de bezoldiging wordt genoten, wordt tot het tijdstip van hervatting van den dienst of het einde van de dienstbetrekking de helft van de bezoldiging genoten. 3. Voor de toepassing van de vorige leden wordt, indien de ambtenaar binnen 30 dagen na hervatting van zijn werk zaamheden wegens dezelfde ziekte of hetzelfde ongeval op nieuw verhinderd wordt zijn dienst te verrichten, de tweede verhindering als een voortzetting van de eerste aangemerkt. 4. Wanneer de ziekte of het ongeval ontstaan is in verband met zijn dienstbetrekking, geniet de ambtenaar zijn volle bezoldiging gedurende den tijd, dien hij verhinderd is te werken, totdat de dienst wordt hervat of de dienstbetrekking eindigt. Art. 32. De bezoldiging over den tijd der verhindering wordt ver minderd met de rente of schadeloosstelling in geld, welke de ambtenaar over dien tijd wegens de ziekte of het ongeval mocht ontvangen krachtens eenige bij de wet voorgeschreven verzekering of krachtens een door de gemeente of door hem onverplicht gesloten verzekering, voor zoover die rente of schadeloosstelling strekt tot vergoeding van werkverzuim.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 6