35
welke hij te voren genoot. Het tweede lid van artikel 11,
alsmede artikel 12 blijven ten deze van toepassing.
Art. 14.
1. De wedde van den agent 2e klasse in tijdelijken dienst,
die voor een proeftijd is aangesteld, bedraagt 26.per week.
2. Overigens wordt de wedde van een ambtenaar in tijde
lijken dienst door Burgemeester en Wethouders op voorstel
van den Burgemeester bepaald op een bedrag, dat niet
booger is dan de maximum-wedde van de ambtenaren, die
in denzelfden rang werkzaam zijn, en niet lager is dan 4/5
gedeelte van de aanvangswedde. Periodieke verboogingen
worden den ambtenaar in tijdelijken dienst niet toegekend.
3. Indien de wedde bij aanstelling in tijdelijken dienst
wordt bepaald boven de aanvangswedde, is artikel 12,
vijfde lid, van toepassing.
Art. 15.
1. De ambtenaar op weekloon geniet een toelage boven
de wedde voor het bezit van bet politie-diploma, afgegeven
door den Algemeenen Nederlandsehen Politiebond, den Bond
van Christebjke Pohtie-Ambtenaren in Nederland, den Neder-
landschen Roomsch-Katholieken Politiebond „St. Michaël"
of den Algemeenen Bond van Pobtiepersoneel in Nederland,
of voor bet bezit van een door den Burgemeester daarmede
gelijk te stellen diploma. De toelage bedraagt:
a. 26.per jaar voor het diploma zonder aanteekening
en voor een daarmede door den Burgemeester gebjk gesteld
diploma
b. 52.per jaar voor het diploma met aanteekening en
voor een daarmede door den Burgemeester gelijk gesteld
diploma.
2. De toelage gaat in op den eersten dag van de maand,
volgende op die, waarin de ambtenaar het diploma heeft
verkregen en daarvan aan den Burgemeester heeft doen
blijken.
Art. 16.
1. Boven de wedde geniet de ambtenaar bij wijze van
tijdelijke toelage voor zijn wettige of gewettigde, zoomede
voor de uit vroeger huwelijk van zijn ecbtgenoote gesproten
kinderen beneden den leeftijd van 18 jaar, die hij op den
len Januari van het jaar, boven bet aantal van twee, bezit,
een kindertoelage. Deze toelage bedraagt voor elk kind
boven bet tweede kind 3 ten honderd van de wedde, met
dien verstande, dat de toelage ten minste 60.en ten
hoogste 205.per jaar voor elk daarvoor in aanmerking-
komend kind bedraagt.
2. Met kinderen, in het eerste lid genoemd, worden gebjk
gesteld pleegkinderen, die deel uitmaken van het gezin van
den ambtenaar en geheel als eigen kinderen door hem worden
onderhouden en opgevoed en voor wie de aftrek van het
belastbaar inkomen voor de Bijksinkomstenbelasting is
toegestaan.
3. De kindertoelage wordt per drie maanden, telkens voor
een vierde gedeelte, uitbetaald.
Art. 17.
1. De noodige wapens met ledergoed en verder toebe-
hooren, de identiteitskaarten en de voor de uitoefening van
den dienst benoodigde bijzondere uitrusting- en kleeding-
stukken, niet behoorende tot de in het derde lid bedoelde
uniformkleeding, worden kosteloos aan de ambtenaren ver
strekt en blijven het eigendom van de gemeente. Bovendien
worden door de gemeente kosteloos verstrekt:
a. aan de hoofdagenten en de brigadiers de rangsdistinc
tieven op nieuwe kleedingstukken
b. aan de hoofdagenten eenmaal in de twee jaren
een sabelkwast.
2. Boven de wedde wordt een per kwartaal uit te betalen
toelage voor kleeding ten bedrage van 125.per jaar
genoten door:
a. de(n) hoofdinspecteur(s), de inspecteurs le klasse, de
inspecteurs en de adjunct-inspecteurs;
b. de ambtenaren op weekloon, die in den regel in burger-
kleeding dienst doen.
3. Aan de ambtenaren op weekloon, niet bedoeld in het
tweede lid onder b, wordt de uniformkleeding, bestaande
uitoverjas, jekker, pelerine, langen mantel, tuniek, pantalon,
beenkappen, beenbeschermers, pet en zomer- en winter
handschoenen, van gemeentewege, doch voor hun rekening
verstrekt en betaald uit de som, die daartoe ten behoeve
van ieder boven de wedde beschikbaar wordt gesteld en die
100.per jaar bedraagt.
4. Aan de in het derde lid bedoelde ambtenaren, die in
eenig jaar minder dan het beschikbaar gestelde bedrag
noodig hebben gehad, wordt na het einde van het jaar het
verschil in geld uitbetaald, terwijl, indien het beschikbaar
gestelde bedrag in eenig jaar is overschreden, het meerdere
op de rekening van het volgende jaar wordt overgeschreven,
tenzij Burgemeester en Wethouders op voorstel van den
Burgemeester termen aanwezig achten tot dadelijke terug
vordering door inhouding op de wedde.
5. De in het derde lid bedoelde ambtenaren, die den dienst
verlaten, kunnen desgewenscht hun uniformkleeding, voor
zoover deze door den Commissaris van Politie nog bruikbaar
wordt geacht, aan de gemeente overdragen tegen den prijs,
waarop zij wordt getaxeerd. Zijn zij echter ter zake van
hun uniformkleeding bij de gemeente in debet, dan moeten
zij hun uniformkleeding ter beschikking van de gemeente
stellen, voor zoover zulks tot afdoening van de schuld
noodig is.
6. De taxatie geschiedt volgens regelen, door Burgemeester
en Wethouders op voorstel van den Burgemeester te stellen.
Art. 18.
1. Schade, aan de kleeding bij verzet, brand of andere
buitengewone omstandigheden in dienst, buiten schuld van
den ambtenaar, toegebracht, wordt voor rekening van de
gemeente hersteld. Is herstel niet mogelijk, dan worden van
gemeentewege de noodige nieuwe kleedingstukken verstrekt,
met dien verstande, dat alsdan het verschil tusschen den
prijs van de nieuwe kleedingstukken en de getaxeerde waarde
van de oude kleedingstukken vóór de daaraan toegebrachte
schade hetzij in mindering wordt gebracht van de in artikel
17, tweede lid, bedoelde toelage, hetzij wordt betaald uit
de in artikel 17, derde lid, bedoelde som.
2. De in het eerste lid bedoelde taxatie geschiedt naar de
in het zesde lid van het vorige artikel vermelde regelen.
Art. 19.
1. Voor zoover in deze verordening niet het tegendeel is
bepaald, worden de wedden en de toelagen aan de ambtenaren
op jaarwedde maandelijks en aan de ambtenaren op week
loon wekelijks uitbetaald.
2. Aan de ambtenaren op jaarwedde, aan wie vóór de
inwerkingtreding van deze verordening de wedde wekelijks
werd uitbetaald, zal zij ook daarna wekelijks worden uit
betaald.
2. Waarneming van een andere betrekking en vergoeding voor
dienst buiten den bij dienstrooster vastgestelden diensttijd.
Art. 20.
1. De ambtenaar, die gedurende meer dan dertig achter
eenvolgende dagen in plaats van zijn eigene, tijdelijk een
hooger bezoldigde vacante betrekking waarneemt, geniet,
indien dit voor hem voordeelig is, gedurende den tijd der
waarneming de minimum-wedde, verbonden aan die betrek
king, met stilstand van eigen wedde.
2. Neemt de ambtenaar naast zijn eigen betrekking ge
durende meer dan dertig achtereenvolgende dagen een vacante
betrekking waar, dan wordt hem daarvoor gedurende den
tijd der waarneming een door Burgemeester en Wethouders
op voorstel van den Burgemeester vast te stellen tijdelijke
geldelijke vergoeding toegekend.
3. In geval van ziekte of afwezigheid, buiten het geval
van vacantie, van een ambtenaar kan aan hem, die zijn werk
zaamheden hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk, gedurende dien
tijd heeft verricht, door Burgemeester en Wethouders op
voorstel van den Burgemeester een tijdelijke geldelijke ver
goeding worden toegekend.
Art. 21.
1. De ambtenaar op jaarwedde geniet in het algemeen
geen vergoeding voor hem opgedragen dienst buiten den voor
hem bij dienstrooster vastgestelden diensttijd.
2. In zeer bijzondere gevallen kunnen echter Burgemeester
en Wethouders op voorstel van den Burgemeester aan den
ambtenaar op jaarwedde voor dienst, als in het eerste lid
bedoeld, bij wijze van tijdelijke toelage een billijke belooning
toekennen.
Art. 22.
1. De ambtenaren op weekloon ontvangen voor het krach
tens opdracht van of namens den Commissaris van Politie
verrichten van dienst buiten den voor hen bij dienstrooster
vastgestelden diensttijd, buitengewone dienst als disciplinaire
straf daaronder niet begrepen, bij wijze van tijdelijke toelage
een vergoeding, welke voor den hoofdagent 0,90, voor den
brigadier 0,80, voor den agent le klasse 0,75, voor den