MAANDAG 14 MAART 1938. 131 Korting op pas- on electriciteitsprijzen ten behoeve van (Voorzitter e.a.) kinderrijke jjezinnen. wodren ingediend, zonder dat men zich daarbij rekenschap geeft, dat men daardoor een gat slaat in de begrooting, die het College met de grootste moeite sluitend heeft gemaakt. Uitvoering van de motie-van Weizen zou 6.000.kosten, inwilliging van dit verzoek eveneens 6.000. in totaal ƒ12.000.in de eerste vergadering na de behandeling der gemeentebegrooting wordt dus voorgesteld de inkomsten met 12.000.te verlagen, terwijl het College in alle toonaar den heeft betoogd, dat de gemeente die inkomsten niet kan missen. Volgens den heer Bergers is deze zaak wat de buitenge meenten betreft zeer eenvoudig; aan de inwoners van deze gemeenten moet dit tarief ook in rekening worden gebracht, maar dan zullen toch de besturen dier gemeenten over de brug moeten komen en het gederfde bedrag terug moeten betalen aan de Lichtfabrieken. Spreker verzoekt den heer Bergers, die nogal eens met buitenlieden in aanraking komt, eens met hen te spreken over de houding van hun gemeente besturen tegenover de Leidsche Lichtfabrieken, wanneer zij die besturen zouden verzoeken 500.of 1.000.terug- te betalen voor hetgeen de fabrieken aan de inwoners zouden hebben cadeau gedaan. Dan zal hij eens zien welk antwoord hij van hen krijgt. Het College handhaaft dus zijn praeadvies en geeft in overweging op dit adres afwijzend te beschikken. De heer de Reede zegt, dat sommige begrippen bij deze be spreking niet geheel tot hun recht zijn gekomen. Men spreekt hier van de economische en sociale taak van de Lichtfabrieken en van de andere gemeentebedrijven. Men kan deze econo mische en sociale taak echter niet anders zien dan die van elk ander bedrijf, dat behoorlijk geleid wordt en dat behoorlijk rekening houdt met de behoeften van zijn cliënten. Maar stelt men de zaak aldus, dan is de geheele quaestie van uit zonderingstarieven volmaakt uit den booze, want dan treedt op den voorgrond de vraag: welke is de kostprijs van het product en welken prijs moet het opbrengen, om een zekere rendabiliteit te verkrijgen? Aan dien eisch voldoen de Licht fabrieken tot op zekere hoogte. Tot sprekers verwondering heeft hij van den Voorzitter gehoord, dat de Lichtfabrieken een concurreerend bedrijf is; dit is spreker duidelijk ge worden na de verklaring, door den Voorzitter daarvan gegeven, maar de verbruikers ondervinden van die concurreerende werking weinig; zij ondervinden alleen, dat zij betalen moeten en dat zij moeten opbrengen den verhoogden kostprijs van de steenkolen, die ten goede komt mede aan de groote verbruikers. De Voorzitter vraagt, of het dan voordeelig voor de kleine verbruikers zou zijn, wanneer alle grootverbruikers en alle gemeenten, aan welke de Lichtfabrieken leveren, niet meer van de Lichtfabrieken zouden afnemen. De heer de Reede weet dat wel, maar zegt dat die kost- prijsverhooging niet voor alle verbruikers op dezelfde wijze werkt. Dit wordt buiten beschouwing gelaten voor de parti culiere verbruikers; tegen hen wordt gezegd: aanpakken en betalen. Invoering van een speciaal tarief, voor groote gezinnen of voor menschen met lage inkomens, is zeer onlogischvoor een dergelijk tarief is er in een bedrijf als de Lichtfabrieken geen plaats, omdat dergelijke bedrijven niet anders dan econo mische wetten kennen. De kleine verbruiker is onvoordeeliger voor een bedrijf, de groote verbruiker is voordeelig. Bij toe neming van het verbruik kan daarom het tarief lager worden. Spreker gaat niet verder op deze zaak in, omdat de Voor zitter er reeds op heeft gewezen, dat de zeer simplistische manier, waarop het verzoek van den Bond is ingericht, eigen lijk een behandeling daarvan onmogelijk maakt. Het zou dwaasheid zijn, menschen, die in een behoorlijken welstand verkeeren, een cadeautje thuis te sturen. De heer Wilmer vraagt, waarom het dwaasheid is. Ook bij de schoolgeldheffing hebben personen met een jaarlijksch inkomen van 10.000.geen reductie noodig. De heer de Reede begrijpt, dat deze zaak den heer Wilmer ter harte gaat. Het draait er om, dat de Bond vraagt reductie toe te staan, ongeacht de vraag, of het gezinsinkomen 10.000.of 100.000.per jaar is. De heer Wilmer: Zij krijgen die ook bij de directe belas tingen. De heer de Reede zegt, dat de heer Wilmer het nu absoluut mis heeft. Bij de directe belastingen is inderdaad sprake van een kinderaftrek, die dank zij de wijzigingen, welke er te Korting op (jas- en electriciteitsprijzen ten behoeve van (de Reede e.a.) kinderrijke gezinnen. onzaliger ure in aangebracht zijn, in menig opzicht zeer on elegant werkt, maar kleiner en onbeteekenender wordt naar mate het inkomen grooter wordt. De kinderaftrek werkt degressief, terwijl de belasting progressief werkt. In dit geval vraagt men een gelijk tarief, dat noch degressief noch progressief werkt. Men zou het tarief voor een deel teruggeven aan menschen, die het niet noodig hebben. Dit gaat geheel in tegen hetgeen gebruikelijk is. De zaak van de groote gezinnen heeft op het oogenblik de roerende zorg van de Regeering. Groote gezinnen, die goed koop genoeg wonen, krijgen 14 aftrek per kind, zoodat zij vaak in het geheel geen personeele belasting betalen. Men wil bij alle mogelijke heffingen kinderaftrek toepassen. Men staat op het punt een kinderfonds in te stellen. Spreker vraagt zich echter af, of de lasten van de groote gezinnen op de geheele maatschappij gelegd moeten worden. Spreker verheugt er zich over, dat hij geen klein gezin heeft, daar men anders zou kunnen denken, dat hij voor zich zelf staat te praten. Wanneer men kinderen een zegen durft noemen, moet men ook de consequentie aanvaarden, dat men de lasten, die het kindertal meebrengt, voor zijn rekening neemt, en dat men er verantwoordelijk voor is, dat de kinderen behoorlijk in de maatschappij komen. Het is gebleken, dat de groote gezinnen daarbij vaak beter voor den dag komen dan de kleine ge zinnen. De heer Wilmer vraagt, of de heer de Reede nu het Christe lijk Historisch standpunt verdedigt. De heer (le Roede zegt, dat dit niets aan de zaak verandert. Voor spreker is het kardinale bezwaar tegen het stemmen voor een dergelijken maatregel, dat hij verantwoording- draagt voor zich zelf en voor de gemeenschap, maar niet voor allerlei uitzonderingen, die men in de gemeenschap gaat in voeren. De heer Coster had als aanloopje voor zijn betoog noodig te zeggen, dat gebleken was, dat hij alleen stond. Er was nog niets gebleken, aangezien nog niemand zich had uitgesproken. Wanneer de zaak zuiver staat, wacht men tot de discussies zijn gehouden en dan gaat men overwegen. Nu is gebleken, dat een minderheid van den Raad buitengewoon gevoelig is voor den kindertoeslag, maar het overige gedeelte op goede gronden er afwijzend tegenover staat. De heer WTilbrink zegt, in antwoord op de interruptie van den heer Wilmer, dat in het algemeen ieder lid der christelijk- historische fractie in den Raad voor zich zelf spreekt, maar dat de Christelijk-Historische Unie zich nog geen enkele maal heeft uitgesproken, dat ten opzichte van kinderrijke gezinnen maatregelen als voorgesteld in het adres van de afdeeling Leiden van den Bond voor Groote Gezinnen ge nomen moeten worden. De christelijk-historisehen meenen niet, dat bij alle publieke bedrijven maatregelen moeten worden genomen om groote gezinnen tegemoet te komen. Ook spreker is van oordeel, dat men zelf de consequenties van het hebben van een groot gezin moet aanvaarden, al beteekent dit niet, dat men de groote gezinnen niet zooveel mogelijk mag tegemoet komen, gelijk bij de schoolgeld- regeling en de directe belastingen geschiedt. De houding, die de Roomsch-Katholieke fractie in dezen aanneemt, bevreemdt spreker. De christelijk-historische fractie stond in haar geheel tegenover het voorstel tot verhooging van het enkel tarief, omdat het vooral zou drukken op de minst draagkrachtigen en het er bij haar om gaat hun, die het minst kunnen dragen en het het moeilijkst in de maatschappij hebben, het zoo gemakkelijk mogelijk en niet nog moeilijker te maken. Indien de Roomsch-Katholieken het ook zoo goed door voeld hadden, zouden zij ook hebben moeten zeggen dat een verhooging, hetzij van de personeele belasting, hetzij van de fondsbelasting voor de groote gezinnen beter is dan een verhooging van de tarieven, omdat het laatste een indirecte belasting is, welke voor allen in dezelfde mate geldt, terwijl men bij de directe belastingen de groote ge zinnen ontziet. De R.K. fractie heeft in meerderheid echter gestemd voor de indirecte belasting, hoewel zij wist, dat er nog ruimte was voor verhooging van de directe belastingen. Wanneer men aan de eene zijde wel deze tariefsverhooging heeft aan gedurfd, is het absoluut onjuist, dat men aan de andere zijde aandringt op het nemen van een maatregel, waarvan de kosten aan administratie onevenredig grooter zijn dan de voordeelen, die men er mede bereikt en waardoor men tegemoet komt aan groote gezinnen, waarbij er zijn die deze tegemoetkoming absoluut niet noodig hebben, omdat zij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 7