130 MAANDAG 14 MAART 1938. Korting op gas- on electrieiteitsprijzen ten behoeve van (Mandeis e.a.) kinderrijke gezinnen. onrecht. Men moet niet alleen betalen voor elk slokje water, dat een kind drinkt en voor elke hoeveelheid gas, noodig voor het koken van de spijzen der kinderen, maar er moet ook nog op verdiend worden. De Commissie der Lichtfabrieken meent, dat door de motie van Weizen in het tariefsysteem „een element zou worden gebracht, dat daarin niet thuis behoort". Zij bedoelt hier waarschijnlijk mede het ook in deze discussie herhaaldelijk naar voren gebrachte sociale element. Mocht dit er niet in thuis behooren, dan is het toch hoog tijd, dat in de tariefsregeling het element van recht vaardigheid, dat toch in elke regeling thuis hoort, wel wordt gebracht. Wat de compensatie van den druk der indirecte belasting door de ontheffing van de directe belastingen betreft, vraagt spreker den heer Beekenkamp eens na te willen gaan, hoe van compensatie sprake kan zijn b.v. voor een gezin, dat uit 8 personen bestaat, een inkomen van 800.per jaar heeft, laten we aannemen, 5 pond suiker in de week gebruikt en daardoor alleen reeds bijna 1.indirecte belasting per week betaalt, terwijl misschien zonder kinderaftrek aan inkomstenbelasting een gulden of vijf betaald zou moeten worden. Dit is een van de rekensommetjes, welke spreker den heer Beekenkamp gaarne voor wil leggen. De heer Wilbrink Een gezin van 8 personen gebruikt toch geen 5 pond suiker in de week! De heer Manders zegt, dat de heer Wilbrink hiervan blijk baar geen verstand heeft en de gezinnen niet kent, waarin geen vleesch wordt gegeten, maar die moeten volstaan met het eten van alle mogelijke goedkoopere voedingsmiddelen. De heer Wilbrink tracht altijd een zaak zoo uit te leggen als het in zijn kraam te pas komt. Men moet met de nuchtere werkelijkheid rekening houden. Dan komt het niet precies aan op de vraag, of zoo'n gezin 5 pond suiker per week gebruikt of wel wat anders. In den prijs van verschillende artikelen is de indirecte belasting be grepen. Dacht de heer Wilbrink misschien, dat van de 16. die het gezin per week uitgeeft, minder dan 1aan in directe belasting betaald werd Zoowel voor hetgeen de motie van Weizen vraagt als voor hetgeen in dit adres gevraagd wordt, zal toch wel een oplossing zijn te vinden. Spreker gelooft, gezien de stemming in den Raad, niet, dat hiervan heden iets zal komen, maar spreker heeft toch alle hoop dat er nog wel eens een ommekeer in dezen zal komen, dat men nog wel eens zooveel inzicht in deze zaak zal krijgen, dat men tot medewerking in dezen bereid is. De onbillijkheid, die volgens den heer van der Laan in dit verzoek ligt, is geheel weg te cijferen; dit verzoek is juist zeer billijk en op rechtvaardigheidsgronden verdedigbaar, zooals spreker meent aangetoond te hebben. De Voorzitter zegt, dat het College zijn afwijzend standpunt tegenover dit verzoek verdedigt op grond van de overweging, dat de Lichtfabrieken commercieel geleid moeten worden en dat elementen van socialen aard daarbij een zoo klein mogelijke rol moeten spelen, wil men niet het commercieel beleid in gevaar brengen. Er is echter reeds in de tarieven een sociaal element gelegen, n.l. het z.g. plafond-tarief, (enkeltarief) waar door zeer vele verbruikers lang niet betalen hetgeen zij aan de Lichtfabrieken kosten. Voor de Lichtfabrieken is het een noodzaak, een concurreerend bedrijf te zijn. Het schijnt dikwijls een monopolistisch bedrijf te zijn, dat doen kan wat het wil, maar in zeer vele gevallen is het voor de Lichtfabrie ken zaak zeer scherp concurreerend op te treden met het oog op andere bronnen van licht, kracht en warmte of gelijk soortige bedrijven, die door lagere prijzen trachten de klanten weg te nemen. De groote afzet van K.W.U.'s, dien de Licht fabrieken hebben, is noodig om de productiekosten op een behoorlijk laag peil te houden. De Directie van de Lichtfa brieken moet dus vrijgelaten worden en moet in de mogelijk heid blijven verkeeren de prijzen voor groote verbruikers laag te stellen. Wanneer men door tariefsverlaging de in komsten uit de tarieven voor de kleinere verbruikers geringer doet worden, wordt dienovereenkomstig de mogelijkheid voor de Lichtfabrieken om den afzet te vergrooten, geringer. Op het oogenblik is uitbreiding van den afzet door ver grooting van het leveringsgebied niet meer mogelijk; de Lichtfabrieken moeten het zoeken in een uitbreiding van den afzet binnen het gebied, waarop ze op het oogenblik werk zaam zijn; zij moeten trachten zooveel mogelijk groote af nemers tot zich te trekken; zij hebben rekening te houden niet alleen met andere gemeenten, maar ook met de groote en met de kleine industrieën. Wanneer de Lichtfabrieken her haaldelijk tegen kostprijs of tegen nog lageren prijs leveren, doen zij dat alleen om daardoor een zoo grooten afzet te Korting op gas- en electrieiteitsprijzen ten behoeve van (Voorzitter e.a.) kinderrijke gezinnen. creëeren, dat zij in staat zijn de tarieven voor de andere ver bruikers op peil te houden. Spreker geeft tot op zekere hoogte toe, dat de Licht fabrieken een sociale taak hebben, maar voegt hieraan on middellijk toe, dat zij op meer dan voortreffelijke wijze deze taak onder het tegenwoordige beheer uitoefenen, doordat zij zooveel winst opleveren, dat de gemeente nog in staat is haar sociale taak te vervullen. De sociale daad, die den Lichtfabrieken wordt gevraagd in de motie van den heer van Weizen en in het adres van den Bond voor Groote Gezinnen, kan het bedrijf allerminst ver richten. Men kan gemakkelijk aantoonen, dat de motie-van Weizen onuitvoerbaar is, maar ten aanzien van den maatregel, dien men in het adres vraagt, is dit niet zoo gemakkelijk. Men kan zeggen: het is vrij eenvoudig, Avant men kan gemakkelijk het aantal kinderen van elk gezin vaststellen. Spreker betwijfelt echter, of men dan ook een socialen maatregel zou nemen. De gevraagde maatregel is te verge lijken met een zeer ruw instrument. Men decreteert, dat er eerst aanleiding Aroor tegemoetkoming bestaat indien er 5 kinderen zijn. Maar waarom begint men niet bij het eerste kind; er is niet de minste reden om te veronderstellen, dat de druk op het gezin bij de komst Aran het eerste kind niet verzwaard wordt. Waarom speelt de grootte van het huis en van het inkomen in dezen geen rol? Het voorstel, opgenomen in het adres, bevat zoo vele elementen, die daaraan in het geheel niet het karakter van socialen maatregel gevendat spreker het niet anders dan een zeer ongelukkig instrument kan noemen. Ongetwijfeld kan men in het algemeen zeggen, dat een groot gezin op zwaardere lasten zit dan een klein gezin, maar dit gaat lang niet altijd op, want er zijn zeer veel gevallen, waarin het hebben van een groot gezin juist AToordeelen oplevert, omdat daardoor de gezinsinkomsten grooter worden. Het is ook niet juist, dat een groot gezin per se veel meer gas en electriciteit gebruikt dan een klein gezin. In een kamer kunnen twee of meer menschen, zonder dat men iets meer verbruikt, van hetzelfde licht profiteeren, dat anders één persoon gebruikt. Houden voorts de percentages, in het adres gegeven, ook maar eenigermate verband met de werkelijkheid? Is er inderdaad een redelijk verband aan te wijzen tusschen de percentages, die men heeft voorgesteld en het aantal kinderen? Men heeft deze idee willen propageeren en een schema opge steld, krachtens hetwelk men ter tegemoetkoming aan de groote gezinnen tot een A'erlaging der tarieven kan komen. Wanneer het er evenwel om gaat, aan de sociale behoeften te voldoen, moet men zeer zeker niet een maatregel nemen, waardoor men tegemoet komt aan groote gezinnen, die den prijs uitermate best kunnen betalen en waardoor men de inkomsten van de gemeente, die bet geld zoo dringend noodig heeft, vermindert. De heer Wilmer zegt, dat bij de directe belastingen zich toch hetzelfde voordoet! Ook daarbij betalen de welgestelden minder, wanneer zij een groot gezin hebben. De Voorzitter zegt, dat het inzenden van een rekening voor electriciteitSA^erbruik, waarbij rekening wordt ge houden met de grootte van het gezin, iets geheel anders is dan een schoolgeldheffing naar draagkracht op grond van het inkomen van een gezin. Bij een schoolgeldregeling kan men zeer gemakkelijk rekening houden met het aantal kinderen, dat men te verzorgen heeft; bij meer kinderen krijgt men dan een zekere korting. Bij de directe belastingen heeft men dit systeem toegepast waar dit mogelijk was, maar bij andere belastingen is het nu eenmaal niet toe te passen, evenmin als bij de electriciteitstarieven. Sociale maatregelén zijn uitstekend, noodzakelijk en 's menschen plicht, maar dan moeten zij inderdaad doel treffen, in zich zelf goed zijn en hun doel niet voorbijstreven. En dit zou bij inwilliging van dit verzoek ongetwijfeld het geval zijn. Men kan dit vergelijken met een schot hagel uit een jachtgeweer, dat misschien ook wel treft datgene wat men treffen wil, maar daarnaast nog vele andere dingen, die men niet treffen wil of mag. Wanneer men in de tarieven van de Lichtfabrieken aan alle groote gezinnen wil tegemoetkomen, zou men daarvan allerlei personen doen profiteeren, die daaraan niet de minste behoefte hebben. De heer Coster wil de kosten hiervan betalen uit Onvoor zien, maar in andere jaren zou men het uit een anderen post moeten betalen. In elk geval zullen daardoor de inkomsten van de gemeente of van de Lichtfabrieken worden getroffen. Dit is nu weer een van die voorstellen, waarover spreker bij de gemeente-begrooting sprak, die in den loop van een jaar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 6