30
laatstelijk gewijzigd bij verordening van 26 Maart 1914
(Gem.Blad No. 9) worden gewijzigd.
Besluit dienovereenkomstig B. en W. te verzoeken be
doelde verordening aan een herziening te onderwerpen en
den Baad voor te leggen".
J. H. Schüllek.
N°. 72. Leiden, 1 April 1938.
De met de ziekenfondsen en de daaraan verbonden
medische en pharmaceutische medewerkers getroffen regeling,
in zake het verleenen van een reductie op de ziekenfonds
premie aan gesteunden, werd bij Uw besluit van 5 Juli 1937
(Ingek. Stukken No. 105) bestendigd tot en met 31 Maart
1938, op dien voet, dat met ingang van 1 Juli 1937 de bij
drage van de medewerkers, waaronder begrepen de oog
artsen, op 6 van hun honorarium uit de fondspraktijk
werd bepaald en de bijdrage van de fondsen met ingang
van 1 Januari 1938 op 2 van de bruto-premie-ontvangst,
vermeerderd met een bedrag gelijk aan IJ van het hono
rarium van genoemde medewerkers uit hun fondspraktijk.
Over 1937 betaalden de fondsen, de medewerkers en de
gemeente respectievelijk 9.557.95, 16.001.10 en 30.266.55.
Van dit laatste bedrag kwam 8.162.71 ten laste van den
Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon.
Bij de met betrekking tot de voortzetting van de regeling
na 31 Maart 1938, op de met ingang van 1 Januari j.l.
geldende basis, gevoerde onderhandelingen, verklaarden de
medewerkers zich bereid de regeling voor een jaar te conti-
nueeren. De ziekenfondsbesturen daarentegen verklaarden
zich niet voor een jaar te kunnen verbinden en wenschten
de regeling, zooals deze sedert 1 Januari j.l. geldt, slechts
tot 1 October a.s. voort te zetten. Vóór laatstgenoemden
datum zal getracht worden overeenstemming te verkrijgen
aangaande verdere voortzetting van de regeling, waaromtrent
t. z. t. dus nadere voorstellen van ons College tegemoet
kunnen worden gezien.
Met de Commissie voor den Geneeskundigen- en Gezond
heidsdienst zijn wij van meening, dat voorloopig met be
stendiging van de reductieregeling op den bestaanden voet
tot 1 October 1938 genoegen kan worden genomen.
De gegevens over het tweede en derde kwartaal 1937 tot
maatstaf nemende, kan de bijdrage der gemeente in de
reductie over het tijdvak 1 April1 October 1938 op
12.107. 63 geraamd worden; het aandeel der gemeente in
de reductie over het overeenkomstige tijdvak in 1937 bedroeg
13.103.20.
Op grond van het vorenstaande geven wij Uwe Vergadering
mitsdien, in overeenstemming met het advies van de Com
missie voor den Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst, in
overweging de met de ziekenfondsen en de daaraan ver
bonden medewerkers getroffen regeling in zake het verleenen
van reductie op de ziekenfondspremie aan gesteunden tot
en met 30 September 1938 voort te zetten, op dezen voet,
dat de medewerkers, waaronder begrepen de oogartsen, 6
van hun honorarium uit de fondspraktijk in de kosten bij
dragen en de bijdrage der fondsen wordt bepaald op 2
van de bruto-premie-ontvangst, vermeerderd met een bedrag
gelijk aan IJ van het honorarium van genoemde mede
werkers uit hun fondspra-ktijk.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 73. Leiden, 1 April 1938.
In Uwe Vergadering van 9 November 1936 werd, overeen
komstig ons voorstel (Ingek. Stukken No. 177) besloten een
bedrag van 4.000.te bestemmen voor een bij wijze van
proef voor een jaar op te richten werkinrichting voor blinden
in eenige lokalen van de v.m. bewaarschool aan de Groene-
steeg. Een bedrag van 600.werd bestemd voor eenige
noodzakelijke kosten van inrichting van de werkplaats,
zoodat het subsidie ten behoeve van de exploitatie over het
proefjaar 3.400.bedroeg.
Tot ons voorstel, om het subsidie in de exploitatie te be
palen op 3.400.waren wij gekomen op grond van de
overweging, dat dit subsidie, vermeerderd met het bedrag,
hetwelk wegens ondersteuning aan te werk te stellen arm
lastige blinden door de Gemeentelijke Commissie voor
Maatschappelijk Hulpbetoon werd uitgekeerd, niet mocht te
boven gaan het subsidie ad 6.000.hetwelk vóór dien
aan de Afd. Leiden tot verbetering van het lot der blinden
in Nederland en zijn Koloniën ten behoeve van een blinden-
werkinrichting werd verleend. In ons desbetreffend voorstel
was verder gestipuleerd, dat bij eventueele voortzetting van
de inrichting na afloop van het proefjaar, naar een ge
leidelijke vermindering van het subsidie in de exploitatie ad
3.400.zou moeten worden gestreefd.
De inrichting is in bedrijf gesteld op 15 Maart 1937. Het
proefjaar is derhalve met ingang van 15 Maart j.l. geëindigd.
Bij haar in de Leeskamer ter inzage gelegd schrijven doet
de Commissie van Beheer verslag van de exploitatie van de
werkinrichting over 11 maanden van het proefjaar en ver
zoekt zij de werkinrichting te bestendigen en haar een
jaar lij ksch subsidie van 3.400.ter beschikking te stellen.
Aan het verslag ontleenen wij de volgende gegevens.
In de inrichting werken thans een 11-tal blinden. Hun
gemiddeld werkloon bedroeg, afgezien van ondersteuning
van den dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon, over de
eerste 8 weken van dit jaar per week 5.32. De omzet beliep
over Maart 1937 een bedrag van 32.en werd geleidelijk
opgevoerd tot een bedrag van 763. over Januari 1938.
Uit een en ander blijkt wel, dat de werkinrichting aan het
daarmede beoogde doel beantwoordt. Voorts blijkt uit het
verslag, dat de werkinrichting overeenkomstig de gedachte,
welke aan het verleenen van het subsidie ten grondslag lag,
wordt geëxploiteerd, terwijl verder de bij het verslag over
gelegde exploitatierekening over de verslagperiode doet zien,
dat de Commissie er in geslaagd is, de exploitatie, met
inbegrip van het gemeentelijk subsidie, sluitend te maken.
Kan derhalve gezegd worden, dat de proef geslaagd mag
heeten en mag op dien grond geconcludeerd worden, dat
voortzetting van de inrichting gewettigd is, toch achten wij,
met het oog op den betrekkelijk korten proeftijd, den tijd
nog niet gekomen, om reeds nu tot een definitieve voort
zetting van de inrichting te besluiten.
Weliswaar werd, gelijk gezegd, een sluitende exploitatie
over 11 maanden van het proefjaar verkregen, doch de
financieele positie van de inrichting is, zooals de bij het
verslag overgelegde gegevens doen zien, nog verre van sterk.
Met het oog op een en ander en gelet op de omstandigheid,
dat thans het subsidie nog niet lager kan worden gesteld,
komt het ons voor, dat er aanleiding bestaat, de Commissie
in de gelegenheid te stellen de inrichting voorloopig weder
voor een jaar voort te zetten en haar daartoe weder een
subsidie te verstrekken van 3.400.
Dit bedrag, vermeerderd met de door de Gemeentelijke
Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon uit te keeren
ondersteuningen, zal, volgens de thans voorhanden gegevens,
blijven beneden het als maximum aangenomen bedrag van
6.000.voor den rechtstreekschen en den middellijken
steun van de gemeente aan de inrichting.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging de
werkinrichting voor blinden, gerekend te zijn ingegaan op
15 Maart 1938, op den in Ingekomen Stukken No. 177 van
1937 omschreven voet voorloopig weder voor een jaar voort
te zetten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.