GEMEENTERAAD VAN LEIDEN 21 DfSEKOHEN STUKKEN. N°. 40. Leiden, 23 Februari 1938. Door het Bestuur van de Vereeniging ,,Oud Leiden" werd op 12 Juli 1937 tot Burgemeester en Wethouders het verzoek gericht te bevorderen, dat zou worden vastgesteld een ver ordening, die het mogelijk maakt ontsierende reclames uit de bebouwde kom der gemeente te weren. Aanleiding tot het verzenden van dit adres was, dat op verschillende punten het stadsbeeld in zeer ernstige mate door reclames wordt ontluisterd, zooals b.v. op een gevel tusschen Huis ter Lucht en de Donkersteeg, het Invalidenhuis en het perceel Papen straat No. 3. Ook wij zijn van meening, dat tegen dergelijke excessen behoort te worden opgetreden. Het spreekt vanzelf, dat wij het reclame-maken op zich zelf geenszins zouden willen tegengaan. Dit zou een ernstige inbreuk beteekenen op de belangen van handel en industrie, terwijl in de huidige maat schappij een winkelstraat zonder reclame een wel zeer doodsch karakter zou dragen. Dit neemt niet weg, dat men bij het aanprijzen van zijn waren ook op dit terrein binnen zekere perken moet blijven. Op ons verzoek hebben Burgemeester en Wethouders over dit onderwerp het advies ingewonnen van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland, die op een uitvoerig schrijven slechts antwoordde, dat de ontsierende reclame in Leiden niet dien omvang heeft en zoo hinderlijk is, dat daar tegen maatregelen, zooals gevraagd, genomen zouden moeten worden. Wij zijn het met de Kamer eens, dat van een grooten omvang van dit euvel niet gesproken kan worden. Ware dit wel zoo, dan zou het nemen van maatregelen zeer moeilijk worden. Doch de uitwassen, welke thans kunnen worden ge constateerd, kunnen besmettelijk werken en zoo is het nu o. i. het juiste tijdstip om eenige beperkende bepalingen vast te stellen, zooals trouwens ook reeds in tal van andere ge meenten is geschied. Wij meenen, dat volstaan kan worden met een verbod van het hebben van een reclame, die naar het oordeel van Burge meester en Wethouders wegens haar ontsierend karakter behoort te worden verwijderd of gewijzigd. Men kan zich tegen dezen maatregel vrijwaren door tevoren aan Burgemeester en Wethouders een vergunning te vragen, die voor een bepaal den tijd en onder bepaalde voorwaarden kan worden verleend. Een overgangsbepaling houdt rekening met reeds thans be staande reclames. De regeling moet zich beperken tot de bebouwde kom der gemeente, aangezien deze materie voor wat het landelijk gedeelte betreft, geregeld is bij provinciale verordening. Een lid is van meening, dat tegen besluiten van Burge meester en Wethouders tot weigering van een vergunning of tot aanschrijving, dat een reclame verwijderd of gewijzigd moet worden, beroep op den Baad moet openstaan. De meerderheid ziet de noodzakelijkheid van dezen maatregel echter niet in en vreest daarvan bovendien een bovenmatige vermeerdering van 's Baads werkzaamheden. Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken geven wij Uw Vergadering alsnu in over weging vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 2 Mei 1912 (Gemeenteblad No. 17) op de Straatpolitie, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 22 Maart 1937 (Gemeenteblad No. 8). Eenig Artikel Na artikel 47c wordt ingevoegd een nieuw artikel 48 luidende Akt. 48. Onverminderd het bepaalde in art. 6 van de Verordening op het Bouwen en Sloopen (Gemeenteblad 1905, No. 25) is het verboden op of aan eenig onroerend goed van den open baren weg of van het openbaar water af zichtbaar, in strijd met na te melden aanschrijving, een reclame te hebben, waar van Burgemeester en Wethouders bij aanschrijving hebben te kennen gegeven, dat zij wegens haar ontsierend karakter binnen een daarbij te bepalen tijd behoort te worden ver wijderd of op nader aan te geven wijze gewijzigd. Dit verbod is niet van toepassing ten aanzien van reclames a. die zich in het landelijk gedeelte der gemeente bevinden b. die zijn aangebracht na verkregen vergunning van Burgemeester en Wethouders, gedurende den tijd, waarvoor de vergunning is verleend; deze vergunning wordt slechts verleend voor een bepaalden tijd, den duur van vijf jaren niet te boven gaandeer kunnen in het belang van het stads- schoon voorwaarden aan verbonden worden. Voor op 1 April 1938 reeds bestaande reclames kan de in het eerste lid bedoelde verwijdering of wijziging door Burge meester en Wethouders niet worden gelast vóór 1 April 1939. De Commissie voor de Strafverordeningen, A. v. d. Sande Bakhuyzen, Voorzitter. N- J- Bowaan, Secretaris. Aan den Gemeenteraad. bur m Wi tb i mi Tniiünii N°. 41. Leiden, 4 Maart 1938. Ons vereenigende met het hierachter afgedrukte advies van de Commissie voor de Strafverordeningen inzake het voorstel-Beekenkamp, beoogende wering van obscene lectuur uit openbare leesbibliotheken, geven wij Uw Vergadering, onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken, in overweging: 1°. vast te stellen de hierna volgende verordening op het verstrekken van boeken, enz. aan minderjarigen beneden den leeftijd van achttien jaar door openbare leesbibliotheken; 2°. het voorstel-Beekenkamp als afgedaan te beschouwen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. VERORDENING op het verstrelclcen van boeken, enz. aan minderjarigen beneden den leeftijd van achttien jaar door openbare leesbibliotheken. Abt. 1. Onder „openbare leesbibliotheek" wordt in deze verorde ning verstaan een inrichting, welke geheel of gedeeltelijk ten doel heeft boeken en (of) andere gedrukte of geschreven stukken ter leen of ter lezing te verstrekken of althans deze ter leen of ter lezing verstrekt aan ieder zij het met zekere beperking die zich daartoe aanmeldt en voldoet aan algemeene, door den eigenaar of beheerder gestelde voorwaarden. Art. 2. Het is den eigenaar of beheerder van een openbare lees bibliotheek verboden aan een minderjarige beneden den leeftijd van achttien jaar, ten aanzien waarvan hij noch de ouderlijke macht, noch de voogdij, noch de verzorging heeft, boeken en (of) andere gedrukte of geschreven stukken ter leen of ter lezing te verstrekken, tenzij hij 1°. een schriftelijke verklaring heeft ontvangen, waaruit blijkt, dat een van de ouders, de voogd of de verzorger aan dien minderjarige toestemming heeft verleend, hetzij uit zijn bibliotheek boeken en (of) andere gedrukte of geschreven stukken te betrekken, hetzij het door hem aangevraagde boek of gedrukt of geschreven ander stuk te betrekken; 2°. den naam, den geboortedatum en het adres van dien minderjarige in een daarvoor bestemd register heeft uit geschreven. Art. 3. Van het in art. 2 omschreven verbod kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing verleenen ten behoeve van den eigenaar of beheerder van een openbare leesbibliotheek, die. een daartoe strekkend schriftelijk verzoek bij hen heeft ingediend en daarbij naar hun oordeel voldoende waarborgen heeft gegeven, dat uit zijn bibliotheek aan minderjarigen beneden den leeftijd van achttien jaar tegen den wil van ouders, voogden of verzorgers, geen boeken of andere ge drukte of geschreven stukken zullen worden verstrekt. Art. 4. Overtreding van het bepaalde in art. 2 dezer verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste één maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden en met verbeurd verklaring van het boek, de boeken, het geschreven of ge drukte stuk of de geschreven of gedrukte stukken, waarmede de overtreding is gepleegd, voor zoover zij den veroordeelde toebehooren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 1