DONDEEDAG 17 EEBEÜAEI 1938.
87
Gemeente-begrootiug Algcmeenc beschouwingen,
(van Stralen.)
De lieer van Stralen zegt, in antwoord aan den lieer Snel,
dat inderdaad door de wijziging van de loonnormen, waardoor
speciaal de groote gezinnen zijn getroffen, in vele gevallen
de steun aanmerkelijk zal worden verlaagd. Het College
heeft al het mogelijke gedaan om dit tot de kleinst mogelijke
proporties terug te brengen; het is er helaas niet in geslaagd
die wijziging geheel te doen vervallen, maar in elk geval is
een belangrijke steunverlaging voor velen voorkomen.
Het College is niet in de gelegenheid mededeeling te doen
van het resultaat van het onderzoek naar den voedings
toestand van de werkloozen, met medewerking van het
Departement ingesteld, hoewel deze gegevens wel reeds zijn
ingekomen; het Departement heeft er echter bezwaar tegen,
dat deze gegevens reeds nu, plaatselijk, worden gepubliceerd,
waar het een regeeringsenquête betreft, die ook in andere
gemeenten is gehouden; deze cijfers moeten in haar geheel
worden gepubliceerd.
De heer Snel betreurt de weigering van het College om de
Begeering te verzoeken, een duurtetoeslag op den steun te
verleenen. Het College meent daarop niet te kunnen ingaan
omdat wel vaststaat, dat de Minister weigert op dit punt
iets te doen. Waar nu de quaestie van den steun in het alge
meen aan het oordeel van een commissie is onderworpen,
meent het College, om geen verwachtingen te wekken, die
niet vervuld zullen worden, niet om een duurtetoeslag te
moeten verzoeken.
Het College zal overwegen of voldaan kan worden aan
het verzoek van den heer Snel om de cijfers betreffende de
registratie van de werklooze jeugd ook aan de Baadsleden
toe te zenden.
De zaak van het eenmaal per dag stempelen door de losse
transportarbeiders, door den heer Snel ter sprake gebracht,
is herhaaldelijk in behandeling geweest bij het College; een
hernieuwd verzoek is bij het College nog in overweging.
De beslissing inzake de verhooging van het uurloon in de
werkverschaffing is gevallen bij agendapunt n°. 12. Hoewel
de minderheid van het College voorstandster blijft van het
richten van een verzoek tot de Begeering tot verhooging
van dit uurloon, en zij dus ook zal stemmen voor het voorstel-
Snel van die strekking, n°. 5, is medewerking van het geheele
College daaraan niet te verwachten.
De herscholing, door den heer van der Kwaak bepleit,
is een vrij ingewikkeld en moeilijk vraagstuk. Intensieve
en doelmatige herscholing van arbeiders is alleen mogelijk
op de fabriek zelf; inrichting van een werkplaats daarvoor
zou niet doelmatig zijn, omdat herscholing noodig is in ver
band met het feit, dat de arbeiders na langdurige werkloos
heid niet meer mee kunnen met het bedrijf, de technische
verbeteringen niet hebben meegemaakt, en daartegenover
vreemd staan; waar zij in capaciteiten en bekwaamheid
tekort zouden schieten, is herscholing gewenscht. Deze is
echter alleen mogelijk door plaatsing in de fabriek. In enkele
plaatsen bestaat gelegenheid tot herscholing van textiel
arbeiders, die dan tijdelijk boven het loon, dat zij verdienen
een loontoeslag krijgen, die na 12 of 13 weken eindigt. Her
scholing is dus alleen mogelijk bij gebruik van deze meerdere
werkgelegenheid in de fabrieken. In Leiden heeft men nog
geen gelegenheid tot herscholing. Mogelijk zal zich binnen
kort een gelegenheid voordoen.
Volgens mevrouw Braggaar is het aantal afgewezen aan
vragen om kraamverzorging te groot en wijst zij er op, dat
in sommige gevallen aanvragen eerst worden afgewezen en
daarna toegestaan. Het aantal gevallen, waarin Maatschap
pelijk Hulpbetoon de kraamverzorging bekostigt, neemt niet
toe in evenredigheid aan de toeneming van het aantal steun-
trekkenden. Dit wil echter niet zeggen, dat door Maat
schappelijk Hulpbetoon meer aanvragen worden afgewezen;
de oorzaak daarvan ligt mede in het feit, dat steeds meer
bevallingen geschieden in het Academisch Ziekenhuis; daar
gebeurt het n.l. kosteloos.
Mevrouw Braggaar vraagt voorts of de gesteunden, die
kraamverzorging aanvragen, geheel vrij zijn in de keuze van
de vereeniging. Op dit gebied bestaan twee vereenigingen,
de neutrale en de katholieke. Er is een regeling getroffen,
waarbij de Protestantsche aanvragers naar de neutrale ver
eeniging en de Katholieke aanvragers naar de Katholieke
vereeniging worden verwezen, tenzij de betrokkene er prijs
op stelt door een andere vereeniging te worden geholpen.
In dat geval worden de betrokkenen verwezen naar de ver
eeniging, aan welke zij zelf de voorkeur geven.
Spreker weet niet op welke gevallen mevrouw Braggaar
doelt, wanneer zij zegt dat in sommige gevallen, waarin de
Geneeskundige Dienst adviseerde tot verstrekking van medi
cijnen enz., door Maatschappelijk Hulpbetoon daaraan
desondanks geen gevolg is gegeven. Spreker verzoekt mevrouw
Braggaar hem deze gevallen ter hand te stellen; dan zal hij
Gemeentc-bcgrooting Algemecne beschouwingen,
(van Stralen e.a.)
ze alsnog met den Directeur van Maatschappelijk Hulp
betoon bespreken.
De Voorzitter heeft uit de verdediging van zijn voorstel
tot het toestaan van optochten op Zondag (No.2) door den
heer van Eek vernomen, dat door de sociaal-democraten,
ten wier behoeve hij deze vergunning zou willen verkrijgen,
daarvan niet veelvuldig gebruik zou worden gemaakt, waaruit
spreker geconcludeerd heeft, dat de behoefte hieraan dan
ook niet zeer groot is en dat het wel wat kras is te zeggen,
dat hierdoor de rechtsgelijkheid en de vrijheid in het gedrang
zouden komen. De heer van Eek stelt altijd voorop, dat men
de meening van anderen en ook die van de sociaal-democraten
moet eerbiedigen; dat is zeer juist, maar het gaat hier om
het houden van optochten en dat beteekent in een stad iets
meer dan het hebben van een eigen meening. Het houden
van optochten bezorgt last aan verscheidene menschen en
is voor ieder waarneembaar. De heer van Eek zegt: „men
doet wel alles wat de Katholieken en de Calvinisten
willen." Wanneer dit juist zou zijn, hetgeen spreker niet met
den heer van Eek eens is, dan toch is hetgeen hij verlangt,
iets geheel anders dan wat de Calvinisten verlangen. Deze
verlangen een zeer rustigen Zondag, die niemand aanstoot
geeft en de heer van Eek verlangt optochten, die wel veel
last aan anderen kunnen bezorgen. Het College bewandelt
een middenweg, die aan het meerendeel der bevolking be
vrediging schenkt ten aanzien van de vrijheid, die de heer
van Eek wenscht, om op Zondag dingen te doen, die strikt
genomen volgens de wet verboden zouden zijn; daartegenover
heeft het College toch wel een zeer gematigde houding aan
genomen het is in vele opzichten tegemoetgekomen aan hen,
die een open Zondag wenschen, en niet aan degenen, die
een volkomen gesloten Zondag wenschen. Yolgens den heer
van Eek wenscht de meerderheid van de bevolking vrijheid
van optocht op Zondag, maar wanneer de heer van Eek
eens de stemmencijfers van de verschillende partijen naziet,
dan zal hij zien dat hij een belangrijk deel van de bevolking
niet met zich mee gekregen heeft in deze quaestie. Het is
nogal boud van den heer van Eek te zeggen, dat inderdaad
de meerderheid van de bevolking met zijn ideeën instemt.
De meerderheid van het College adviseert dan ook dit voorstel
van den heer van Eek voor den 16-den keer niet aan te nemen.
De quaestie van uitbreiding van de gemeentegrenzen is
een nogal pijnlijk onderwerp, omdat het College elk jaar
moet komen met de mededeeling, dat niet het College de
schuldige is, maar een hooger College, waarbij Burgemeester
en Wethouders hebben aangedrongen de zaak met spoed
te behandelen, welk College echter voortdurend nalatig blijft
die zaak in behandeling te nemen. De vroeger door dit
College gegeven argumenten, die aanvaardbaar maakten,
dat men zich onthield van het in behandeling nemen van
deze zaak, zijn nu verdwenen; het College heeft er op aan
gedrongen deze zaak nu ter hand te nemen en eindelijk eens
te antwoorden. De tijd werkt echter in het belang van deze
goede zaak. Het College zal echter bij Gedeputeerde Staten
blijven aandringen deze zaak inderdaad te onderzoeken op
haar verdiensten en dan een beslissing te geven.
De bestudeering van de quaestie der contact-commissies
door het College is nog niet zoover gevorderd, dat het College
reeds hier kan komen met een voorstel om te besluiten tot
invoering van contact-commissies, zooals deze in Nijmegen
bestaan. Het College heeft ook nog geen vaststaande meening
over deze zaak. Spreker heeft zelfs nog geen vaststaande
meening of, en zoo ja, hoe dit zal moeten geschieden. Nu
heeft spreker zich door een persoonlijk bezoek aan Nijmegen
op de hoogte gesteld van de werking van dit systeem. Naar
spreker gebleken is beschikt het gemeentebestuur van
Nijmegen echter niet over de advies-instanties, waarover
Leiden beschikt; vanzelfsprekend was men in Nijmegen dus
ook eerder geneigd dergelijke contact-commissies in het leven
te roepen. In Leiden bestaan verschillende organen tot welke
het College zich van tijd tot tijd wendt, b.v. de Beclame-
commissie Stad Leiden, die zeer goed werk verricht, de
Sportstichting, die men ook kan beschouwen als een commissie
van contact tusschen burgerij en gemeentebestuur, de Ver-
keerscommissie en talrijke andere organen, afdeelingen van
de Kamer van Koophandel of deze Kamer zelve, vereeni
gingen van industrieelen, bonden van werklieden; met al
deze instanties gaat het gemeentebestuur herhaaldelijk te
rade en pleegt het dikwijls overleg. In Nijmegen, waar men de
meeste van die adviseerende instanties niet bezit, heeft men
echter behoefte aan dergelijke contact-commissies gevoeld. In
Nijmegen waren ingesteld 4 commissies; het resultaat van
haar werk bleek echter niet van overwegende beteekenis.
Er bestaat daar allereerst een commissie voor den kleinen
winkelstand, waaraan advies is gevraagd over de toepassing