98 DONDERDAG 17 FEBRUARI 1938. Gemeente-begrooting (de Reede.) Algemeene beschouwingen. gaat ternauwernood om 2.5 millioen), vergeet hij den ge- heelen post van ontvangsten, die er tegenover staat. Het is in feite zoo, dat op het oogenblik de werkloosheidslasten worden getaxeerd op 1.385.000.I)e Wethouder inter rumpeert nu: ,,en de derving van het belastinggebied", maar vergist zich weer; wanneer hij slechts naar één kant van de begrooting kijkt en den anderen kant voorbijziet, ziet hij de begrooting maar half. Spreker heeft weieens meer een fout ontdekt, waarover hij niet gesproken heeft, maar wanneer men met het maken van dergelijke verkeerde opmerkingen doorgaat, wenscht hij er op te wijzen, omdat hij het zeer nadeelig vindt in verband met de opvoedende kracht, die volgens den heer van Eek van de discussies in den Raad moet uitgaan. De Wethouder maakte een denkfout, toen hij opnieuw het sprookje -vertelde, dat de kolenprijzen de winsten van de Lichtfabrieken zouden doen afbrokkelen. De winsten over de verschillende jaren vertoonen een aanzienlijk stijgende lijn, ook als men van de winsten aftrekt het bedrag van de gestegen kolenprijzen. Ten hoogste zouden de kolenprijzen den voortgang van de winsten kunnen belemmeren. Het is daarom een belangrijke denkfout, dat de Licht fabrieken zelf versterking van middelen zouden noodig hebben. Het eenige motief voor de tariefsverhooging kan slechts ontleend worden aan de positie van de gemeentebegrooting, die het wenschelijk maakt, de 60.000.binnen te halen. Wie het anders zegt, denkt verkeerd en ziet de zaak verkeerd. Spreker is er niet van overtuigd, dat men den arbeid, die voor de indiening van de begrooting moest worden ver richt, miskent, indien men zegt, dat de begrooting vlugger kon worden ingediend. De Wethouder zei, dat het tekort aan vankelijk had bedragen 450.000.waarvan slechts 60.000.door de tariefsverhooging werd gedekt. Maar de vorige Wethouder van Financiën kwam eens vertellen, dat het tekort 800.000.bedroeg, waarop spreker heeft gezegd: doe er 6 ton af en dan gaan wij naar dekking zoeken. Bij het opmaken van elke begrooting komt men zoowel i in goede als in kwade tijden altijd te hoog uit en moet men trachten de begrooting sluitend te maken. Het spreekt vanzelf, dat wanneer men een tekort van 450.000.heeft, waarvan een deel uit de reserves wordt gedekt, het werkelijke tekort een betrekkelijk klein bedrag is. Men had de begrooting sneller kunnen indienen en moet het ook sneller doen, want met de late behandeling van de begrooting is men op den weg van de dictatuur. Men leeft twee maanden lang zonder een goedgekeurde begrooting en daarmede kan men op den duur geen genoegen nemen, wanneer men althans nog iets voor democratie gevoelt. De heer Hessing heeft het een en ander verteld van de voorzichtige financieele politiek, die de sociaal-democraten gewoon zijn op financieel gebied te voeren. Spreker is niet precies op de hoogte van wat in andere gemeenten gebeurt, al weet hij, dat wijlen de heer Wibaut een buitengewoon bekwaam financier was en de heer K. ter Laan in den tijd, dat de gemeente Zaandam noodlijdend was, de begrooting van die gemeente op kranige wijze sluitend heeft gemaakt. In dezen Raad spreekt men echter over Leiden en spreker heeft er op gewezen, dat indien de sociaal-democraten hier indertijd hun zin hadden gekregen, zij den boel onherroepelijk in de soep hadden gestuurd en de gemeente op het oogenblik volop noodlijdend zou zijn. Er kwam geen begrooting in behandeling, of de heer van Eek stelde een verlaging van de tarieven voor, die 2 a 3 ton kostte en diende voorstellen zoogenaamd tot verbetering van de belastingen in. Eens stelde de heer van Eek een belastingverlaging tot het bedrag van 274.000.voor. Daarna dienden de sociaal-democraten hun Leidsche plan van den arbeid in, dat iedereen graag had aangenomen, indien men overtuigd was van de uitvoer baarheid en het beschikbaar zijn van de noodige financieele middelen. De S.D.A.P. heeft altijd zeer verkeerd gedaan met geen verantwoordelijkheid te willen dragen en in het wilde weg te redeneeren. Het is hiermede nog niet uit, want het voorbeeld is gegeven door den heer van Eek, die tegenover den kasteelheer, met wien hij weinig of geen medelijden heeft, een noodlijdend gezin zet. Ieder erkent, dat de ellende in kringen, waar honger geleden wordt en geen kleeding is, vrij wat erger is dan de ellende van menschen, die zich ten slotte alles kunnen verschaffen, wat zij noodig hebben. Laat men het echter niet omdraaien. Wanneer spreker een dergelijke opmerking maakt, gaat het niet om het ideëele, maar om het materieele. De tegen woordige belastingmaatregelen maken het hebben van derge lijke bezittingen onmogelijk; daardoor wordt de belasting opbrengst vernield en ook de mogelijkheid, ideëele dingen Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen, (de lteede e.a.) tot stand te brengen. De heer van Eek mag dergelijke zaken niet tegenover elkaar stellen; daarmede geeft hij het bewijs, dat hij de zaak absoluut niet doordenkt. Belastingverhooging zou het ingrijpen van hoogerliand naderbij brengen. Ook alweer een denkfout. De Wethouder heeft getracht dit aan te toonen, maar hij kan dit niet aan- toonen; door belastingverhooging houdt men ingrijpen van hoogerhand juist op grooter afstand, omdat men dan zijn reserves spaart en omdat die dan langer mede kunnen. Op dien grond is ook uit den booze belastingverhooging, wanneer alle andere middelen uitgeput zijn; omdat men dan direct op den top komt. Ook houdt de Regeering wel degelijk rekening met de draagkracht; die is er in verwerkt. En dan kan de Regeering niet anders zeggen dan: gelijke monniken, gelijke kappen. In Leiden betaalt men hetzelfde als in andere gemeenten. Neen, de Regeering houdt rekening met de wet, die op normale wijze tot stand gekomen is. Gevraagd is of spreker de consequentie van een belasting verhooging zou kunnen aanvaarden. Wanneer het College zou komen met een voorstel tot belastingverhooging, dat de perken niet te buiten ging en dat rekening hield met de toekomst, dan zou spreker de consequentie niet durven aanvaarden om tegen te stemmen. Er is gezegd: de gemeente moet 10 maal 49.000.missen, maar men moet er ook bij zeggen, dat daarvan alweer een bedrag is afgegaan. De Regeering houdt niet a tort et a travers aan dien eisch vastwanneer de middelen voorhanden zijn, zal zij tegemoet komen, maar indien deze niet voorhanden zouden zijn ge weest, dan was het ook nu niet gebeurd. Volgens den heer Goslinga heerschte er in Protestantsch- christelijke kringen ontstemming over de door den Wet houder van Onderwijs gevoerde politiek. De heer Goslinga heeft hierbij echter voor zich zelf gesproken en misschien uit naam van de vereeniging, waarvan hij bestuurslid is, maar niet voor de vereeniging, waarvan spreker bestuurslid is, of voor zijn kring. Volgens den heer Goslinga brengt het feit, dat het beroep pas opengesteld is, wanneer de rekeningen zijn ingediend, mede, dat het schoolbestuur risico's draagt. Spreker geeft direct toe, dat het buitengewoon onaangenaam is. Men mag het echter niet het College aanwrijven. Men moet ten slotte opponeeren ter plaatse, waar de wet ver anderd kan worden. Spreker acht het buitengewoon verkeerd, dat het van het tijdstip van de goedkeuring van de gemeente rekening afhangt, of men al of niet buiten de werking van het besluit valt. Ook spreker is van meening, dat het College de zaak van den afkoop van de verbruiksvergoeding buitengewoon onge lukkig heeft behandeld. Aan den anderen kant moet men het College niet de gelegenheid ontnemen in beroep te gaan. Ten gevolge van het traineeren van het gemeentebestuur, waardoor men op 1 Januari 1937 niet gereed kon zijn, is een bedrag van 10.000.verloren gegaan. Spreker betreurt het zeer, dat men niet tijdig met het advies van de Commissie voor de Financiën rekening heeft gehouden. Indien men naar sprekers waarschuwing had geluisterd, was het niet noodig geweest dit nadeel te ondervinden. Ten slotte wenscht spreker een enkele opmerking te maken naar aanleiding van hetgeen de heer Groeneveld heeft ge meend te moeten zeggen bij het verdedigen van het voorstel der heeren van der Laan en Groeneveld inzake de verzending van een circulaire aan de ouders van de a.s. leerlingen van het lager onderwijs (No. 1). Wat de circulaire en de verzending daarvan zelf betreft, zijn het College en spreker het klaarblijkelijk met elkaar eens. De heer Groeneveld heeft blijkbaar fraaie voorlichters; hij heeft zich laten beliegen en bedriegen en zich zelf in den Raad tot den tolk van laster gemaakt. Spreker vertrouwt, dat de heer Groeneveld in den Raad royaal en zonder omhaal zal terugnemen de aperte leugen,, dat de circulaire, die door de Vereeniging voor Christelijk Onderwijs is verspreid, huis aan huis door de schoolkinderen is bezorgd. De heer Groeneveld heeft zelf aan zijn deur de circulaire van een kind in ontvangst genomen. De heer de Reede zegt, dat de heer Groeneveld het niet zelf heeft geconstateerd en dat deze, wanneer hij zegt het wel te hebben gedaan, zit te liegen. Spreker toont de quitantie van het bezorgloon. Het heeft dus met de schoolkinderen niets te maken en wanneer de heer Groeneveld volhoudt, dat het wel zoo is, is hij een leugenaar. De Voorzitter zegt, dat men dergelijke uitdrukkingen niet in den Raad tegenover de leden mag gebruiken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 20