DONDERDAG 17
FEBRUARI 1938.
79
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van
14 Februari 1938 op Donderdag 17 Februari 1338,
des namiddags te 2 uur.
Afwezig is de heer Splinter.
De Voorzitter legt alsnog aan den Raad over:
1°. Verzoek van Mr. J. J. Beijerman, Archivaris te Dordrecht,
om het voorstel tot benoeming van een gemeente-archivaris
aan te houden.
Zal worden behandeld hij het desbetreffende voorstel.
2°. Adhaesiebetuiging van bet bestuur der Eerste Leidsche
Inkoop Combinatie aan het voorstel van de heeren van der Tas
en Tobé inzake verlaging van de electriciteitstarieven voor
Middenstandsbedrij ven
Zal worden behandeld bij het desbetreffende voorstel.
Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de
begrooting.
De heer Verwcij, zijn rede voortzettend, had gedacht dat
de Nota inzake het Gemeentelijk Ongevallenfonds(Ingekomen
Stuk 1937 No. 189, blz. 127) (Voorstel-Elkerbout en Würtz
No. 11) die aan den Raad is overgelegd voldoende duidelijk
weergeeft het groote belang, dat de gemeente heeft bij instand
houding van dit fonds. Met klem dringt spreker er bij den
Raad op aan het voorstel van de heeren Eikerbout en Würtz
tot opheffing van het fonds (No. 11) niet aan te nemen, omdat
dezelfde motieven, die in 1907 aanleiding hebben gegeven
om het eigen risico te dragen, nog onverzwakt gelden. Die
motieven waren:
a. dat de gemeente daarvoor, gelet op den aard van het
risico, groot genoeg was,
b. dat de gemeente eigenares zou zijn van het fonds, met
de mogelijkheid dat in de toekomst met een lagere storting
kon worden volstaan of dat geen storting behoefde te ge
schieden,
c. dat men niet wenschte, dat de gemeente betrokken zou
zijn bij door anderen aangebrachte risico's, hetgeen het geval
zou zijn bij overdracht van het risico aan een vennootschap.
In totaal is door het fonds in de 30 jaren van zijn bestaan
ontvangen 533.000.en uitgegeven 300.000.zoodat
men 233.000.heeft overgehouden, een besparing dus van
43 Volgt men het advies van de heeren Eikerbout en
Würtz op, dan zou dit beteekenen, dat men zich in den loop
van die jaren 233.000.zou hebben laten ontgaan. Nu zal
men zeggen: sinds enkele jaren volgt de Rijksverzekerings
bank het systeem van de variabele premies, waardoor zij
15 lager afrekent. Maar zelfs wanneer dit kortingpercentage
zou stijgen van 15 tot 20 of 25, dan nog is het voor de ge
meente, gezien de resultaten van de afgeloopen 30 jaren,
aanmerkelijk voordeeliger eigen risico te blijven dragen. De
heeren Eikerbout en Würtz hebben twee denkfouten gemaakt.
In de eerste plaats deze, dat zij in twijfel trekken de juistheid
van het bedrag van 300.000.dat in de 30 jaren van zijn
bestaan door het fonds is uitgegeven. Welnu, spreker kan
verzekeren, dat dit bedrag absoluut juist is; dit bedrag is
door de administratie der Rijksverzekeringsbank uit haar
gegevens aan de gemeente verstrekt. De tweede fout is, dat
zij hun berekeningen baseeren op het resultaat van de jaren
1930/1936, in welke periode een ongeval aan de Licht
fabrieken heeft plaats gehad, dat aan twee werklieden het
leven heeft gekost. Een risico-berekening moet loopen over
een langeren termijn. De halveering van de ongevallenpremie
is principieel hetzelfde als het systeem van de z.g. variabele
premie van de Rijksverzekeringsbank. De rechten der ver
zekerden komen niet in het gedrang; daarvoor staat het fonds
van 233.000.borg.
Ten bewijze, dat vermindering der premie niet geoorloofd
is, maken de heeren Eikerbout en Würtz een berekening van
het financieel eindresultaat, indien van den aanvang af, dus
vanaf de stichting van het fonds, de premie met de helft
verminderd was. Inderdaad zou er dan een tekort van
33.500.zijn geweest, nl. 533.000.2 266.500.
300.000.33.500 tekort. Doch deze redeneering gaat
er van uit, alsof de premie voortaan blijvend met 50 zou
worden verminderd, terwijl het slechts gaat om de verlaging
over 1937 en 1938. Het College zegt dus geenszins, dat de
premie voor altijd kan worden gehalveerd; wat in de toe
komst zal gebeuren, is dus niet aan de orde. Thans gaat het
over de vraag, of de gevormde reserve toelaat over deze
twee jaren de premie te halveeren. Het College meent van
wel, gelet op het tot nog toe bespaarde bedrag. De heer
Würtz vraagt nu: en in de toekomst Daar staat men absoluut
vrij tegenover. Men neemt thans geen beslissing voor de
toekomst, maar alleen deze, dat het financieel volkomen
verantwoord is over 1937 en 1938 de premie te halveeren,
Geincente-begrooting Algemeene beschouwingen.
(Verweij.)
hetgeen geenszins inhoudt, dat deze beslissing ook voor na
1938 zal gelden. Van redenen om over te gaan naar de Rijks
verzekeringsbank is tot nog toe niet gebleken; integendeel;
de gemeente is met het dragen van eigen risico voordeeliger
uit geweest, want anders was zij het op de premie bespaarde
bedrag kwijt geweest. Met het nieuwe omslagstelsel van de
Rijksverzekeringsbank heeft men nog weinig ervaring. Al
zijn er ook eenige ongunstige jaren geweest, men kan vol
strekt nog niet zeggen, of in de toekomst de gemeente op
de premie van de Rijksverzekeringsbank niet meer zou ver
dienen. Bij overgang naar de Rijksverzekeringsbank gaat een
eventueel voordeelig verschil met de premie der Rijksver
zekeringsbank voor de gemeente verloren. Er bestaat dus
geen reden om thans tot de Rijksverzekeringsbank over
te gaan.
Op deze gronden ontraadt het College aanneming van het
voorstel van de heeren Eikerbout en Würtz; overlegging van
een nadere nota aan den Raad is volkomen overbodig; in de
overgelegde nota is de zaak uitputtend behandeld. Van jaar
tot jaar kan men de quaestie opnieuw onder oogen zien.
Er is aan het College gevraagd een opgave van de oorzaken
der werkloosheid in Leiden en een verklaring van het feit,
dat Leiden zoo weinig geprofiteerd heeft van de opleving.
Die verklaring is niet ver te zoekenzij ligt n.l. in de om
standigheid, dat Leiden in sterker mate dan vele andere
plaatsen ongevoelig blijkt te zijn voor de economische con
junctuur, als gevolg van den aard der in Leiden gevestigde
bedrijven. Leiden heeft pas veel later en in langzamer tempo
de gevolgen van de crisis ondervonden. Intusschen is spreker
over de vraag, of en inhoever van een langzame en geleidelijke
verbetering kan worden gesproken, niet bepaald gerust. De
poorten der verschillende fabrieken, die in den loop van de
laatste jaren zijn gesloten, zullen zeer waarschijnlijk niet
gemakkelijk meer open gaan. In de toekomst zal Leiden het
dus moeten hebben van de vestiging van nieuwe industrieën.
Op dit punt wordt iedere mogelijkheid, die zich voordoet,
nauwkeurig onderzochtaan plannen tot vestiging van nieuwe
of uitbreiding van bestaande industrieën wordt de grootst
mogelijke medewerking verleend. Zoo heeft b.v. de sigaren
fabriek van Wijtenburg van de gemeente de grootst mogelijke
medewerking ondervonden. De liefde en de wil kunnen echter
niet van één kant komen; ook de energieke, jonge Leidsche
industrieelen hebben hier een taak. "Laten, zij hun plannen
aan het Gemeentebestuur voorleggen en dan is spreker over
tuigd, dat men op het Raadhuis van hoog tot laag hun met
groote welwillendheid zal tegemoettreden. In dit opzicht
mag de heer Würtz zich niet op minder vleiende wijze uit
laten over de ambtelijke sfeer, die ten aanzien van deze
quaestie op het Raadhuis zou heerschen. Immers, het zou
een schromelijke plichtverzaking zijn, indien men de werk
gelegenheid in Leiden niet met alle middelen zou bevorderen.
Een van de pijlers, waarop het instituut van de contact
commissies zou moeten rusten, bestaat reeds, n.l. de reclame
commissie ter bevordering van het vreemdelingenverkeer, die
sinds 1936 onder leiding van het gemeentebestuur regelmatig
functionneert.
De heer Wilmer heeft ten aanzien van de activiteit in het
belang van de werkverruiming een vergelijking gemaakt tus-
schen 1935 en 1938, en trekt daaruit de conclusie, dat deze
werkzaamheid thans minder is geworden. Spreker zal de
juistheid van deze opvatting toegeven noch ontkennen, doch
de heer Wilmer begaat de fout, dat hij maar even de voort
zetting van den stadhuisbouw buiten beschouwing laat, ter
wijl bij het door hem genoemde bedrag van 447.100.
moet opgeteld worden 60.850.voor de verbreeding van
den Witte Singel, waartoe Maandag j.l. besloten is, welk
bedrag dus nog niet in dezen staat verwerkt is. Overigens
zijn de cijfers over de werkverruiming in de Memorie van
Antwoord te vinden. In 1937 kwamen 19 werken gereed voor
rond 703.000.voorts 101 woningen, aan de van der
Werffstraat, waarvoor een voorschot van 225.000.is ver
leend. In uitvoering zijn werken tot een bedrag van
428.900.benevens het Raadhuis, terwijl op het pro
gramma staan werken tot een bedrag van rond 475.000.
Gewaarschuwd is tegen het opsoupeeren der reserves en
gevraagd is wat er moet gebeuren wanneer deze op zijn;
voorts is gevraagd wanneer het College met belastingver-
hooging zal komen. Spreker antwoordt daarop, dat het College
met het aanspreken der reserves der gemeente zoo spoedig
mogelijk zal ophouden, dus zoodra vitale gemeentebelangen
zullen worden geschaad. In dat geval zal aangesproken
worden de belangrijkste reserve, die de gemeente nog heeft,
n.l. belastingverhooging.
Met klem komt spreker er tegen op, dat deze begrooting
op kunstmatige wijze sluitend zou zijn gemaakt. Het feit,
dat in dezen buitengewonen tijd buitengewone middelen