88
DONDERDAG 17 FEBRUARI 1938.
Gemeente-begrooling Algemeene beschouwingen.
(Voorzitter.)
van de Winkelsluitingwetandere zaken zijn daarin echter
niet behandeld. Verder is er een commissie voor bouwaange-
legenlieden, uit welker handen nog nooit iets gekomen is.
Men had nog niet kunnen komen tot de oprichting van
den economischen raad, die in het Nijmeegsche systeem een
onmisbare schakel was, die samengesteld zou moeten worden
uit vertegenwoordigers van de verschillende contact-com
missies, en die zou kunnen fungeeren als zeef voor de ver
schillende voorstellen aan den Raad. Men heeft daartoe niet
kunnen komen, omdat de Kamer van Koophandel niet
wenschte mede te werken. De Kamer van Koophandel acht
dezen economischen raad en dit geheele systeem eigenlijk
een doublure van de Kamer van Koophandel, die zelf reeds
adviezen geeft aan het gemeentebestuur. Maar is ook die
economische raad niet een doublure van den gemeenteraad?
De heer Wilmer is voornemens om, wanneer het College
niet met een voorstel komt, zelf met een voorstel te komen,
maar is het dan niet beter dat de heeren van Eek en Wilmer
en spreker, die alle drie studie van de zaak gemaakt hebben,
eens overleg plegen om te zien of zij deze zaak verder kunnen
brengen? Spreker doet dus een beroep op de heeren van
Eek en Wilmer om in gezamenlijk overleg met spreker de
beste oplossing aan deze zaak te geven.
De heer Beekenkamp drong aan, ter contröle op de biblio
theken, op het nemen van dezelfde maatregelen als in Bussum
en Hilversum door het gemeentebestuur getroffen zijn. Den
heer Beekenkamp was ontgaan, dat in de Commissie voor
de Strafverordeningen een uitvoerig debat heeft plaats gehad
daarover en dat deze Commissie een verordening op dit
punt heeft ontworpen, die dezer dagen in het College gebracht
zal worden. Daarin wordt voorgesteld een controle op de
bibliotheken in dezen zin, dat de houders van bibliotheken
aan kinderen beneden 18 jaren geen boeken mogen geven,
tenzij met toestemming van de ouders. In dien zin zal binnen
kort den Raad een voorstel bereiken.
De inzake de weigering om de Stadsgehoorzaal beschikbaar
te stellen voor de vereenigingen, waarvan het lidmaatschap
voor ambtenaren verboden is, door de heeren Groeneveld en
van Weizen gebruikte uitdrukkingen zijn veel te kras en
slaan niet op het geval. Het College zou de Grondwet hebben
verkracht, de vrije meeningsuiting hebben onderdrukt enz.
Dat is toch de zaak omdraaien en een geheel overdreven en
verkeerde voorstelling van de zaak geven. Het is in het
geheel niet waar, dat het College poogt aan de vrije meenings
uiting moeilijkheden in den weg te leggen. De vraag is echter,
of men een gebouw van de gemeenschap daarvoor beschik
baar moet stellen; het College kan geen vrijheid vinden om
gemeentelijke gebouwen beschikbaar te stellen voor ver
eenigingen, die door de Regeering dusdanig veroordeeld zijn,
dat ambtenaren daarvan geen lid mogen zijn, om daar pro
paganda te voeren. Men kent toch de Communistische Partij
en andere partijen, en men weet dat wanneer zij voor de
plannen en maatregelen, die zij openlijk voorstaan, de meerder
heid van de bevolking winnen, het dan met de geestelijke
en lichamelijke vrijheid niet gunstig meer gesteld zal zijn.
Om nu gemeenschapsgebouwen beschikbaar te stellen, ten
einde belagers van die gemeenschap in staat te stellen hun
booze plannen te smeden, gaat te ver.
Inzake de luchtbescherming antwoordt spreker den heer
Würtz, dat de in Leiden opgerichte Yereeniging voor Lucht
bescherming bezig is leden en medewerking te verwerven en
die personen op te leiden en te oefenen, voorzoover dat
mogelijk is. In dien zin is er vruchtdragende samenwerking
tusschen deze vereeniging en het gemeentebestuur, zooals
ook spreker die zou wenschen. Door deze vereeniging zijn
algemeene inleidingen over de luchtbescherming gehouden,
en ook bijzondere cursussen voor de opleiding van personen
daarvoor. Nu begrijpt spreker wel wat achter de vraag van
den heer Würtz steekt, n.l. dit,,men hoort zoo weinig van de
organisatie van de luchtbescherming, hoe staat het daarmede?"
Daaraan wordt voortdurend gewerkt. De Commissaris van
Politie heeft een van de inspecteurs in het bijzonder met dit
werk belast, deze doet dit werk naast zijn gewone werk. De
inspecteurs van politie hebben evenwel met het politioneel
werk hun handen vol, zoodat zij voor de luchtbescherming
niet veel tijd per dag beschikbaar kunnen stellen. In de
grootere gemeenten zijn speciale bureaux voor dit werk inge
richt. De organisatie van de luchtbescherming is zeer moeilijk
en ingewikkeld en ook ondankbaar, omdat men voortdurend
stuit op maatregelen, die men gaarne zou willen nemen, maar
die men toch niet kan nemen. Ook bij de Regeering heerscht
er op dit gebied nog veel onzekerheid. Ook in Den Haag en
Amsterdam bestaan nog geen luchtbeschermingsplannen;
men heeft daar alleen nog maar een regeling op papier, al is
reeds een enkele proef genomen. Wanneer men iets wil doen,
moet men over middelen beschikken; de Regeering stelt
Gemeente-bcgrooting Algemeene beschouwingen.
(Voorzitter.)
deze echter niet ter beschikking en wie zou het dan moeten
doen? Er zijn groote moeilijkheden; aan deze zaak wordt
echter voortdurend en met ijver gewerkt, maar men is in
Leiden nog niet zoover, dat men een luchtbeschermingsplan
heeft kunnen vaststellen. In den loop van deze maand zal in
Leiden echter een vergadering plaats hebben van de burge
meesters uit dezen kring, op welke vergadering door den
inspecteur van de Luchtbescherming inlichtingen verstrekt
zullen worden inzake de luchtbescherming.
De heer Manders vraagt hoe het staat met zijn voorstel
tot het instellen van een onderzoek naar middelen ter be
strijding der werkloosheid. Over dit voorstel heeft indertijd
een verwarde discussie plaats gehad, die geëindigd is met
de toezegging van het College, dit nog eens te zullen overwegen.
Wat nu precies geschied is, weet spreker niet, maar dit voor
stel van den heer Manders, dat naar spreker meent tenslotte
ingetrokken is, heeft toch enkele resultaten gehad; zoo is
b.v. de meer werk-actie daarvan een gevolg geweest. De heer
Manders weet echter ook zeer goed, dat het niet gemakkelijk
is in Leiden tot werkverruiming te komen. Het treffen van
veelbelovende maatregelen heeft heel wat voeten in de aarde
en dan zal het voor een Commissie niet gemakkelijk zijn, met
goede plannen te komen.
Het voorstel-Hessing (No. 6) tot verhooging van de maxi
mum-snelheid van 25 tot 35 K. M. per uur acht spreker een
schrede vooruit, waar spreker nog altijd op het standpunt
staat, dat de maximum-snelheid dient te worden afgeschaft.
Ook de heer Hessing is thans blijkbaar tot de conclusie ge
komen, dat een maximum-snelheid van 25 K. M. niet te
handhaven is. Zijn voorstel kan echter niet worden aange
nomen, omdat het eerst de Commissie voor de Strafveror
deningen moet passeeren. Spreker stelt echter namens het
College voor, het voorstel-Hessing in zijn handen te stellen
om praeadvies. In de verkeersverordening moeten echter,
wegens wijzigingen in de Motor- en Rijwielwet en in het Motor
en Rijwielreglement, verschillende veranderingen aangebracht
worden en spreker zou met het in behandeling nemen van
deze wijziging willen wachten tot dat deze zaak in haar ge
heel aan de orde komt. De heer Hessing vraagt echter om dan
ook aan dat maximum de hand te houden. Dat kan niet door
de politie worden toegezegddat is moeilijk, zoo niet onmogelijk
te handhaven. Duizenden processen-verbaal zouden daarvan
't gevolg zijn. Trouwens, hoe is voor een agent van politie uit
te maken, of men 35 of 40 K. M. rijdt? Men kan zeggen: ik
zie het tot 45 K. M. aan, wanneer men daarboven komt, ver
baliseer ik, maar dan zou men een autoval moeten zetten.
Den heer Schiiller antwoordt spreker, dat in de van het
College uitgaande stukken alleen melding gemaakt wordt
van een minderheid in het College, wanneer twee leden van
het College een afwijkende meening voorstaan. In één jaar
worden door het College 1750 beslissingen genomen; slechts
in 20 gevallen is verschil van meening gebleken. Er heerscht
dus een nogal aardige eenstemmigheid in het College. Wan
neer er verschil van meening bestaat, is de verhouding meestal
32dat één lid van het College bepaaldelijk niet kan meegaan
met een voorstel van het College komt zelden voor. De
Memorie van Antwoord geeft dus de meening van het College
weer, al is er één lid van het College, dat niet van
harte vóór stemt of dat zich zijn stem voorbehoudt.
Het College is bereid, ook het voorstel van de heeren
Tobé en van der Tas (No. 13) tot verlaging van de elec-
triciteitstarieven voor middenstandsbedrijven in praeadvies
te nemen. Dit is eigenlijk niet noodig; reeds eenigen tijd
geleden heeft de Directeur van de Lichtfabrieken spreker
medegedeeld, dat hij een tariefswijziging op dit punt in
voorbereiding had. Spreker zal echter de aandacht van den
Directeur op het in den Raad gesprokene vestigen en hoopt,
dat deze daarmede zijn nut kan doen. De bedoeling van
de voorgenomen wijziging is den middenstand eenigermate
tegemoet te komen en ook, om onnoodigen administratieven
rompslomp weg te nemen. Men kan echter niet zeggen, dat voor
den middenstand totnogtoe niets gedaan isin 1935 is het vast
recht van het winkeltarief in een voor de verbruikers gunstigen
zin gewijzigd en in Juli 1936 bovendien verlaagd; ook de prijs
per K.W.U. is in 1935 en 1936 verlaagd. Yoorts is in Juil
1936 ook het dubbeltarief verlaagd van 22 tot 20 cent per
eenheid, terwijl reeds in 1935 het tarief voor de eerste 2.500
K.W.U. verlaagd was van 11 tot 10 cent. Tenslotte is
bij de laatste wijziging van het tarief van de Lichtfabrie
ken de winkelstand ten eenen male ontzien. Men kan dus
niet zeggen, dat de Lichtfabrieken tegenover den winkel
stand niet een welwillende houding hebben aangenomen.
De heer Tobé drong aan op opheffing van de Toonkamer
van de Lichtfabrieken. Blijkens het rapport van Commis
sarissen, zijn zij echter van meening, dat de toonkamer
vooralsnog niet gemist kan worden.