76 WOENSDAG 16 FEBEUAEI 1938. Gemeenlo-bcgrooting Algemeene beschouwingen. (Tepe e.a.) cieele gelijkstelling krachtens de wet of zelfs op grond van de billijkheid aanspraak konden maken. Spreker vertrouwt derhalve, dat ook het College in zijn geheel door een zuiver geweten in dezen de gegriefdheid over de ondoordachte verwijten gemakkelijk zal te boven komen en hoopt van harte, dat de heer Goslinga zal beseffen, dat het beter is onrechtvaardig beschuldigd te worden dan licht vaardig te beschuldigen. In antwoord op de schriftelijke vraag, die hem thans bereikt, of spreker den heer Schriller namens het geheele College of namens de meerderheid daarvan heeft geantwoord, zegt spreker geen overleg met het College te hebben gepleegd. Spreker zal een dezer dagen wel de gelegenheid hebben het College alsnog te raadplegen en daarna den heer Schüller mededeelen, of het met spreker in dezen accoord gaat. De heer Verweij spreekt zijn erkentelijkheid uit voor den dank, dien men het College heeft gebracht voor het in dienen van een sluitende begrooting. Men staat thans in een zeer belangrijk opzicht voor nieuwe omstandigheden. Na een periode van aanpassing aan de ge wijzigde maatschappelijke omstandigheden had in Sep tember 1936 de devaluatie plaats, waarvan men intusschen de gevolgen heeft kunnen constateeren. In de eerste plaats had de devaluatie een daling van het werkloosheidscijfer ten gevolge. Spreker laat in het midden de vraag, in hoeverre de Eegeering daarbij door het nemen van maatregelen tot verruiming van de werkgelegenheid een gunstigen invloed had kunnen uitoefenen. In de tweede plaats is een langzame, maar zekere stijging van de prijzen der eerste levensbenoodigdheden en van verschillende materialen ingetreden. In de derde plaats is de kapitaalmarkt verruimd, waardoor de rentestand is gedaald. Bij de beantwoording van de vraag, welken invloed deze omstandigheden op de financiën van de Overheid hebben, kan men dadelijk een verschil in positie constateeren tusschen het Eijk en de gemeenten en tusschen de gemeenten onder ling. Het Eijk ondergaat alle gevolgen van de conjunctuur, terwijl de eene gemeente meer conjunctuurgevoelig is dan de andere. Het Eijk heeft voor het grootste deel van de wijziging der conjunctuur geprofiteerd, terwijl de overgroote meerderheid der gemeenten nog steeds afwacht en hoopt, binnen niet al te langen tijd een weinig van de verbetering, die blijkens de statistische gegevens is ingetreden, te kunnen profiteeren. Spreker kan niet enthousiast zijn over de verbetering van den economischen toestand in Leiden, al is het gemiddelde werkloozencijfer in 1937 beneden dat van 1936 gebleven. Het is merkwaardig, dat de geringe daling van het totaal aantal ingeschreven werkloozen slechts heeft plaats gehad bij de categorie validen, gesteund door den dienst van Sociale Zaken en dat dit geen daling van het totale steun bedrag tot gevolg heeft gehad. Door de financieele ver houding, waarin de gemeente tot het Eijk staat, zou alleen het Eijk de vooideelen van een eventueele verlaging van het totale steunbedrag hebben genoten. Het aantal van hen, die gesteund worden door Maat schappelijk Hulpbetoon, stijgt nog steeds; de subsidie aan de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulp betoon moest dan ook voor 1938 worden geraamd op 800.000.of 61.000.meer dan voor 1937 werd geraamd. Deze kosten komen volledig voor rekening van de gemeente. Men kan dus bezwaarlijk spreken van een noemenswaardige vermindering der werkloosheid in Leiden, hetgeen in de begrooting tot uitdrukking komt. De gemeente ondervindt van de geleidelijke prijsstijging niets anders dan een ongunstigen en in financieel opzicht nadeeligen invloed. De gestichten vorderen een aanmerkelijk grooter bedrag voor de voorziening in de behoefte aan levens middelen. De stijging van de prijzen der slachtdieren doet het aantal slachtingen zeer sterk achteruitgaan, waarvan het Openbaar Slachthuis de nadeelige gevolgen ondervindt. Tegenover het duurder worden van de verschillende grond stoffen en materialen staat geen enkel voordeel in den vorm van verhooging der inkomsten. In het bijzonder spelen de verhooging en de dreiging van nog verdere stijging van de kolenprijzen de gemeente parten. Wat de verruiming van de kapitaalmarkt betreft, kan spreker gelukkig een ander geluid doen hooren. De gemeente heeft in ruime mate gebruik gemaakt van de gelegenheid tot het converteeren van geldleeningen, n.l. tot een bedrag van ruim 18.000.000.in den tijd van 1 jaar, hetgeen de gemeente een bedrag van 100.000.aan rente heeft be spaard. Natuurlijk is dit alles niet alleen voordeel, maar zijn er ook nadeelen aan verbonden, aangezien daardoor de op- Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen. (Verweij.) brengst van de belastingen en de koopkracht verminderen. Het bedrag van 100.000.is bij lange na niet toereikend geweest om de nadeelen, die uit anderen hoofde ontstonden, op te vangen. Onder deze omstandigheden heeft het College de voor bereidende werkzaamheden voor de begrooting moeten ver richten. Het was niet eenvoudig en het College heeft het daarbij dan ook niet gemakkelijk gehad. Het kostte heel veel zorg en moeite de eindjes aan elkaar te knoopen. Het lid, dat meende, dat het College de begrooting eerder had kunnen indienen, omdat het had besloten den Eaad voor te stellen het enkeltarief voor electriciteit te verhoogen, miskende het werk, dat aan de indiening van de begrooting voorafging. Het College heeft de opbrengst van de tariefsverhooging kunnen waardeeren op 60.000.terwijl het aanvankelijke tekort op de begrooting 450.000.bedroeg. Het zoeken naar de dekkingsmiddelen voor het bedrag van 390.000. waarbij de laatste ton meer moeite veroorzaakte dan de eerste, heeft zooveel tijd gevraagd, dat het College ook dit jaar de begrooting niet op tijd heeft kunnen indienen. Alles in aanmerking nemende, prijst het College zich ge lukkig, er in geslaagd te zijn den Eaad een sluitende be grooting aan te bieden, waarbij met de belangen van de ingezetenen zooveel mogelijk rekening wordt gehouden; de sociale bemoeiingen van de gemeente zijn niet aangetast en het College heeft geen belastingverhooging voorgesteld. Spreker wenscht intusschen belastingverhooging geenszins bij voorbaat uit te sluiten als middel om de begrooting te doen sluiten. Op een bepaald oogenblik kan belastingver hooging een ijzeren noodzakelijkheid zijn. Naarmate echter het middel van belastingverhooging wordt toegepast, nadert het oogenblik van ingrijpen van hoogerhand. Practisch is er nog maar één mogelijkheid van verhooging n.l. de verhooging van het aantal opcenten op de personeele belasting tot 200, want de andere middelen: plaatsing van de gemeente in de 3e klasse voor wat betreft de gemeentefondsbelasting en verhooging van het aantal opcenten op de gemeentefonds belasting van 25 tot 75 (het peil, waarop het zich in de meeste noodlijdende gemeenten bevindt), zijn zoo uitermate pijnlijk voor de minst draagkrachtigen, dat spreker zich daartegen in alle opzichten en zoo lang mogelijk wil ver zetten. De verhooging van het aantal opcenten op de personeele belasting tot 200 levert, indien geen progressie wordt toe gepast, ruim 2 ton op. Ieder zal echter erkennen, dat men wel degelijk een progressieve regeling heeft te maken en daardoor zal het bedrag van ruim 2 ton dalen tot ca. 1ton. Men bevindt zich dan echter voor de deur, waarop het woord „noodlijdendheid" den lezer toegrijnst. Nog een stap verder en de gemeente zal zich het ingrijpen van de Eegeering moeten laten welgevallen en daarmede haar financieele zelfstandig heid verliezen. Men dient daartegen te waken; spreker acht het althans een gemeentebelang het oogenblik, waarop dit zou geschieden, zoo ver mogelijk te verschuiven en het ingrijpen, zoo mogelijk, te voorkomen. Een belangrijk bezwaar tegen belastingverhooging ontleent spreker aan de positie van de ingezetenen zelf. Tegenover de prijsstijging op velerlei gebied staat n.l. geen of slechts een zeer geringe stijging van de loonen en salarissen, zoodat het proces der aanpassing nog steeds voortduurt en de koop kracht der bevolking nog verder vermindert. Het College heeft er daarom naar gestreefd belastingverhooging te keeren, omdat dit middel de koopkracht van de Leidsche ingezetenen nog verder zou doen dalen. Dit bezwaar geldt in veel mindere mate ten aanzien van de verhooging der electriciteitstarieven, daar de uit dezen maatregel voort vloeiende grootere opbrengst over een grooter grondvlak is verdeeld, aangezien niet alleen de Leidenaars hierin bijdragen. Het antwoord op de vraag, of laatstbedoelde maatregel thans gemotiveerd is, moet bevestigend luiden, omdat de feiten zulk een duidelijke taal spreken. Immers: sinds jaar en dag heeft men de winsten der Lichtfabrieken genoemd: „de kurk, waarop de gemeente zich drijvende kan houden". Daarvan kan men dit College geen verwijt maken. Ten hoogste kan men zeggen, dat deze ontwikkeling van de gemeentebedrijven in het algemeen zich thans wreekt en de gemeente door de stijging van de kolenprijzen daarvan nu de minder aangename gevolgen ondervindt. Nu brokkelen aanzienlijke stukken van de kurk af door omstandigheden, die men niet in zijn macht heeft. Moet men dit proces nu maar laten voor wat het is, met het gevolg, dat de gemeente- financiën dreigen te worden ontredderd? De stijging van de kolenprijzen is bepaald angstwekkend. De totale besparing op de personeelsuitgaven en de zeer belangrijke bezuiniging, die door de conversie van geld leeningen ook bij de Lichtfabrieken is verkregen, zijn bijna

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1938 | | pagina 8