36 MAANDAG 14 FEBEUAEI 1938.
Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen.
(Beekenkamp.)
het reeds met elkaar eens zijn geworden over de typografische
verzorging van de circulaire, maar raadt hun aan, daarbij
geen misbruik te maken van het oranje-blanje-bleu, doch
een neutraal grijsachtig tintje met een roode streep er door
te kiezen; er is wel behangselpapier in die tint te vinden.
De circulaire moet ook niet op kosten en in tijd van de
gemeente worden verzonden.
Uit hetgeen de heeren van Eek en Wilmer in de middag
zitting hebben gezegd over de medezeggenschap, ten aanzien
waarvan de heer van Eek een voorstel (No. 3) heeft ingediend,
is spreker gebleken, dat omtrent dit punt eenig misverstand
bestaat, hetgeen niemand behoeft te verwonderen, omdat
in de leiding van de 8.D.A.P. dit vraagstuk nog niet volledig
tot oplossing is gebracht. Bij de N.Y. ,,De Arbeiderspers"
is de medezeggenschap zoogenaamd ingevoerd, maar is van
de medezeggenschap in de leiding nog niet veel terecht
gekomen. Zoolang men aan die zijde het nog niet met elkaar
eens is kunnen worden over de practische uitwerking en de
practische toepassing van het denkbeeld, is de tijd nog niet
aangebroken om met een dergelijk idee te experimenteeren
in gemeentebedrijven. Prof. Mr. Bonger heeft in het jaar
1923 in een minderheidsrapport inzake bedrijfsorganisatie en
medezeggenschap o.a. de opmerking geplaatst, dat het een
utopie is te gelooven, dat de arbeiders of hun vertegen
woordigers op voet van gelijkheid met den leider zouden
kunnen deelnemen in het bestuur der onderneming; boven
dien, zei hij, is een ondernemingsraad, zoo'n parlementje
met 15 tot 30 leden, ten eenen male ongeschikt om juist,
waar de ontwikkeling specialisatie eischt, goede leiding
te geven.
,,Van utopie tot wetenschap," heet het in socialistischen
kring.
De heer van Eek hangt nog te veel aan de utopie en schenkt
te weinig aandacht aan de wetenschap. Het zou verstandig
zijn, indien hij zich niet al te zeer ging verliezen in utopieën
en met nuchteren werkelijkheidszin het denkbeeld van
medezeggenschap in de leiding voorloopig bij de stukken
opborg.
Heeft het nu eenig doel in zich zelf, telken jare in den
Eaad dit steekspel te houden? Wie der parlementaire demo
cratie gram is, zal wellicht met smalend schouderophalen
bij de lectuur van zijn courant de gemeenteraadsverslagen
overslaan. Sombere pessimisten en avonturiers, die streven
naar een nieuwe toekomst, zullen er geen goed woord voor
over hebben. Men zal misschien eenigszins geschrokken zijn
van de cacophonie van stemmen, die in het sectieverslag
van dit jaar weerklinken. Toch houdt spreker vol, dat in
deze jaarlijksche discussie een goed element schuilt en dat
van een dergelijke discussie toch wel eenig nut is te ver
wachten. Veelal heeft men in de gewone Eaadsvergaderingen
niet de gelegenheid om beginsel tegenover beginsel te stellen
het gaat dan meestentijds over doodgewone zakelijke dingen,
waarbij levens- en wereldbeschouwing niet direct een belang
rijke rol spelen. Slechts zelden is er gelegenheid zich over
de diepere levensvragen te uiten, doch eens per jaar biedt
de behandeling van de gemeentebegrooting een geschikte ge
legenheid iets dieper op de zaken in te gaan. En zulk een
gelegenheid dient aangegrepen te worden om zich zelf en
den kiezers, die de Eaadsleden afvaardigden, rekenschap te
geven van hetgeen geschied is en geschieden moet. Spreker
waarschuwt er echter zeer in het bijzonder tegen, dit beginsel
en die diepere levenswaarden te misbruiken als een vlag,
die een zekere lading moet dekken.
Nu staat, bij alle fouten die de anti-revolutionnaire fractie
maakt en bij alle verschil van meening, dat zich misschien
mag openbaren, haar toch dit voor oogen, dat zij ten aanzien
van het beginsel één lijn wil trekken en dat zij elke concrete
situatie wil toetsen aan de algemeene normen, die er zijn;
dan is het zeer goed mogelijk dat soms, bij de practische
toepassing op verschillende vraagstukken, divergentie van
meeningen blijkt. Men mag dit niet verkeerd uitleggen.
Een beginsel is nu eenmaal geen schablone, dat met mathe
matische zekerheid een bepaald resultaat geeft. Slechts daar
waar cadaver-discipline heerscht en de afgevaardigden tot
marionetten verlaagd worden, zooals in fascistische en
nationaal-socialistische landen, doch ook elders wel eens
gemanifesteerd wordt, heeft men een eenheid in levens
uitingen en levensopenbaringen, ten aanzien waarvan het
echter de vraag is, of daaraan beantwoordt een innerlijke
zedelijke waarde. Spreker zegt deze dingen met nadruk en
met opzet, omdat den anti-revolutionnairen wel eens gebrek
aan homogeniteit wordt verweten; in de anti-revolutionnaire
fractie heerscht echter zeker geen meeningsverschil over
principieele zaken; over beginselvragen denken de anti-
revolutionnairen gelijk; hun anti-revolutionnair beginsel is
hun allen even lief. Wanneer een zekere divergentie van
Gemcente-begrooting Algemeene beschouwingen.
(Beekenkamp.)
opvatting blijkt, dan kan dit slechts zoo geïnterpreteerd
worden, dat de anti-revolutionnairen hier staan met eigen
verantwoordelijkheid, met eigen inzicht en met eigen karakter
eigenschappen. Zij willen deze eenheid naar voren brengen
en trachten steeds na te streven de waarheid van de oude
spreuk: in necessariis unitas, in non necessariis libertas, in
utrisque charitas.
De anti-revolutionnairen zoeken naar eenheid in het noodige,
naar vrijheid, waar het mogelijk: is en hun optreden wordt
gekenmerkt door liefde voor het gemeenebest en het beginsel
bij alles wat zij doen. Deze gedragslijn voor de anti-revolution
naire fractie is ook een schoone norm voor handelingen van
den Eaad in zijn algemeen optreden naar buiten.
Bij het zoeken naar eenheid in het noodige zal blijken,
dat zich meeningsverschil over de vraag, wat tot het strikt
noodzakelijke moet worden gerekend, openbaart. Bij het
stellen van deze vraag komt het principieele onderscheid
tusschen de verschillende levens- en wereldbeschouwingen
naar voren. Voor wie een hooger gezag dan de menschelijke
rede erkent en niet het laatste woord wil doen spreken door
klassebelang, partijbelang of algemeen belang, zal het duidelijk
zijn, dat hier voor handel en gedragingen hoogere normen,
ontleend aan een hoogeren Wetgever dan de aardsche,
aanwezig zijn.
Hierbij treedt op den voorgrond de aloude antithese,
volgens sommigen een oud, afgedankt principe, maar voor
de anti-revolutionnairen een levende realiteit.
Sprekers beginsel stelt in de eerste plaats op den voorgrond
de goddelijke souvereiniteit op alle gebied van het leven,
dus ook over het politieke en maatschappelijke leven. Daaruit
vloeit voort: erkenning en toepassing ervan voor elk vraag
stuk, dat in den Eaad aan de orde komt. Zelden is voor
sprekers besef deze tegenstelling zoo fel en scherp naar voren
gekomen als in de rede, welke de heer van Eek in de middag
zitting heeft gehouden, toen deze zich de uitdrukking liet
ontvallen: „Ik ben geen Christen." Tegenover deze erkenning
en belijdenis van den heer van Eek staan in den Eaad een
andere erkenning en belijdenis en het kan niet anders of deze
beide van elkaar principieel verschillende levensovertuigingen
moeten herhaaldelijk tegen elkaar botsen.
Indien spreker de zaak aldus stelt, bepaalt deze gedragslijn
vanzelf de houding van de anti-revolutionnaire fractie tegen
over het College. Men mag haar niet zien als een oppositie
partij, welke de oppositie liefheeft om haars zelfs wil. Zij zal elk
voorstel en elke daad van het College beoordeelen op hun
eigen mérites, ongeacht de vraag of het is een uiting, een
daad of een gedragslijn van een meerderheid of een minder
heid van het College.
Indien men de anti-revolutionnairen voor „frontmakers"
wil uitschelden, men ga zijn gang, mits men vooropstelt,
dat zij frontmakers willen zijn, waar naar hun meening
wordt gehandeld in strijd met wat huns inziens hoogste
openbaring is.
De anti-revolutionnairen willen zijn bouwers aan de ge
meenschap, bouwers aan de stad hunner inwoning, bezield
door charitas, liefde voor het beginsel en voor allen. Zij
doen het zooveel mogelijk in vrijheid, omdat de vrijheid
een zoo kostelijk goed is, dat het verlies daarvan moreele
en materieele schade veroorzaakt.
Tot de necessaria behooren gezagshandhaving, versteviging
van de christelijke grondslagen van ons volksleven, gezond
financieel beheer en doelmatige verzorging van de belangen
der werkloozen en strijd tegen de werkloosheid. Deze punten
van landsbelang en algemeen politiek beleid komen ook bij
de behandeling van de gemeentelijke zaken telkens naar voren.
Wat de handhaving van het gezag betreft, stuit men bij
het lezen van den geleidebrief tot zijn verwondering, tot
zijn verbazing om niet te zeggen tot zijn verontwaardiging
op het feit, dat er in het College een minderheid is, die niet
schroomt uit te spreken, dat zij revolutionnaire propaganda
wil steunen. Dit naar aanleiding van den in het Algemeen
Verslag vermoedelijk door den heer van Weizen uitgesproken
wensch de Stadsgehoorzaal en de andere gebouwen, die
eigendom van de gemeente zijn, vrij te geven voor het voeren
van revolutionnaire propaganda. Wanneer de Overheid als
zoodanig zich daartegen niet vierkant verzet, maakt zij zich
schuldig aan gezagsondermijning. Kan men het eens worden
hierover, dat tot een van de noodzakelijkste elementen van
gezonde politiek behoort gezagshandhaving, dan kan het
niet anders of men moet deze uitlating van de minderheid
van het College betreuren en veroordeelendit maant tevens
tot de grootste voorzichtigheid bij het beoordeelen van
andere daden van dezulken.
Tot deze noodzakelijke elementen behoort ook de zorg
voor de handhaving van de christelijke volkszeden. In dit
verband ontmoet spreker het aloude voorstel van den heer