materiaal, is op de Stadswerf in zoodanigen voorraad aan
wezig, dat zonder bezwaar de benoodigde hoeveelheid aan
U.V.S. kan worden afgestaan. Koolasch is op het terrein
van de Stedelijke Lichtfabrieken voorhanden.
Ons College is van meenig, dat er wel aanleiding is om
aan de Yereeniging op de door haar aangegeven wijze de
behulpzame hand te bieden.
Weliswaar kan de hoeveelheid puin en koolasch, geleverd
op het terrein, dus inclusief de kosten van vervoer, een waarde
geacht worden te vertegenwoordigen van i 1000.doch
daar staat tegenover, dat de gemeente ongeveer een zelfde
bedrag aan steun aan werkloozen zal uitsparen.
Het in gereedheid brengen van het terrein zal n.l. een
arbeid vorderen van 275 manweken, terwijl de be
noodigde arbeidskrachten nit werkloozen via de gemeente
lijke arbeidsbeurs zullen worden betrokken.
En vermits wij het, afgezien nog van de baten, welke
de wedstrijden van U.V.S. voor de gemeente afwerpen,
met het oog op de belangen van de sport gewenscht achten,
dat U.V.S. haar voetbalveld binnen de muren van deze
gemeente blijft houden en de sportvelden bij den Leidschen
Hout nog niet ter beschikking zijn, geven wij Uwe Ver
gadering in overweging ons College te machtigen aan de
Leidsche Voetbalvereenigmg U.V.S. een hoeveelheid puin
en koolasch van resp. 600 M3 en 150 M3 op haar terrein
nabij den Wassenaarscheweg kosteloos ter beschikking te
stellen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden J
N°. 28. Leiden, 4 Februari 1938.
De N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij is voornemens
om, indien zulks in werkverschaffing kan geschieden, de
gronddepöts van het onlangs, eveneens in werkverschaffing,
gegraven kanaal onder Wassenaar te doen beplanten.
De beplanting zal zich uitstrekken over een oppervlakte
van 50.000 M2. Gedurende 10 a 12 weken zullen een
25-tal werkloozen bij dit werk aan arbeid kunnen worden
geholpen. Het totaal te verloonen bedrag wordt, inclusief
de verschillende vergoedingen, geraamd op 5750.
Blijkens het bij de stukken gevoegde advies A-an de
Sub-Commissie voor de Steunverleening is die commissie
van meening, dat het werk voor uitvoering in werkver
schaffing in aanmerking komt en, ons ten deze met dat
advies vereenigende, hebben wij bereids aan den Minister
van Sociale Zaken verzocht het werk voor subsidie uit het
Werkloosheidssubsidiefonds in aanmerking te brengen. De
meerderheid van ons College kon zich niet vereenigen met
het advies van de Sub-Commissie, om er bij dat verzoek
tevens op aan te dringen het uurloon, in verband met den
inmiddels gestegen levensstandaard, te bepalen op 0,40 per
uur in plaats van op 0,38 per uur, vermits uit ervaring
bekend was, dat daarvan geenerlei resultaat te ver
wachten was.
De Minister heeft inmiddels bij schrijven van 14 Januari
j.l. medegedeeld de uitvoering in werkverschaffing van het
werk goed te keuren en het werk voor de gewone bijdrage
uit het Werkloosheidssubsidiefonds, voor zooveel betreft het
aan loon c.a. uit te betalen bedrag, hetwelk, zooals ge
zegd, wordt geraamd op ƒ5750.in aanmerking te brengen.
De belooning is zoodanig bepaald, dat, ongeacht de gebrui
kelijke vergoedingen, ƒ0,38 per uur kan worden verdiend.
Onder opmerking nog, dat de Provincie Zuid-Holland
aan de N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij, welke maat
schappij de kosten van het beplantingsmateriaal en even-
tueele andere kosten moet dragen, een bijdrage van maximaal
1337.50 in de op 2675.geraamde kosten van dat
materiaal enz. heeft toegezegd en met verwijzing naar de
in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken, geven wij Uwe
Vergadering alsnu in overweging:
a. te besluiten tot het doen uitvoeren van de beplanting
langs het nieuw gegraven kanaal der N.V. Leidsche Duin
water Maatschappij onder Wassenaar in werkverschaffing,
met dien verstande, dat uitsluitend de kosten van de arbeids-
loonen c.a., na aftrek van de gewone bijdrage uit het
Werkloosheidssubsidiefonds, voor rekening van de gemeente
komen en de overige kosten door genoemde maatschappij
worden gedragen;
b. door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat,
model E, voor genoemd doel een bedrag van ƒ5750.op
den gewonen dienst der begrooting 1938 te brengen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. A'an Leiden.
9
N°. 29. Leiden, 4 Februari 1938.
Bij Ingekomen Stuk No. 242 van 1930 deden wij Uwe
Vergadering een voorstel inzake de overneming in eigendom
bij de gemeente van den paardenstal in het woonwagenkamp
aan den Lagen Morschweg en tot beschikbaarstelling van
gelden ten behoeve van het treffen van voorzieningen aan
dien stal en in dat kamp.
In Uwe Vergadering van 1 December 1930 werd, in
verband met de tegen het behoud van het woonwagenkamp
ter plaatse gerezen bezwaren, besloten, de behandeling van
dit voorstel aan te houden, opdat eerst nog door ons
College een onderzoek zou kunnen worden ingesteld naar de
mogelijkheid van verplaatsing van het kamp.
Het naar aanleiding van dit besluit door ons ingesteld
onderzoek ten aanzien van welk onderzoek wij mogen
verAvijzen naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde
stukken heeft aangetoond, dat een geschikt terrein voor
woomvagenkamp moeilijk is te vinden en dat in elk geval
Arerplaatsing van het kamp zeer belangrijke kosten met zich
zal brengen. Daarbij komt nog, dat, indien al een terrein,
hetwelk op het oogenblik in aanmerking zou kunnen komen
voor woonwagenkamp, zou zijn te vinden, dit terrein, wegens
de betrekkelijk geringe oppervlakte en de situatie der ge
meente, binnen korteren of langeren tijd toch weer zóó
nabij de bebouwing zou komen te liggen, dat dezelfde
bezAvaren, welke tegen het tegenwoordige bestaan, tegen
het nieuwe terrein zouden rijzen. En vermits wij, gelijk de
Commissie van Fabricage in haar rapport van 12 Juli 1935,
van meening zijn, dat de hinder, welke van het tegen
woordige woonwagenkamp Avordt ondervonden, niet zóó
groot is, dat een belangrijke uitgave in deze tijden daar
door gewettigd zou zijn, konden wij ons vereenigen met het
advies van die Commissie, om voorloopig deze zaak te laten
rusten, totdat de gemeente in de gelegenheid is de hand
te leggen op een inderdaad geschikt terrein.
Intusschen zijn de bij ons voorstel, vervat in Ingekomen
Stuk No. 242 van 1930, bedoelde voorzieningen aan den
paardenstal en in het kamp uiteraard achterwege gebleven.
De af deeling Leiden en Omstreken van de Neder landsche
Vereeniging tot Bescherming van Dieren heeft, bij haar om
praeadvies in onze handen gesteld adres van 20 November
1936, aan welk adres door den Bond van Politieambtenaren
in Nederland tot Bescherming van Dieren adhaesie is betuigd,
opnieuw op het dichtmaken A'an den stal aangedrongen en
zich daarbij bereid verklaard zoo noodig in de kosten daar
van bij te dragen.
In overeenstemming met het advies van de Commissie
van Fabricage van 12 Februari 1937, zijn Avij, nu binnen
afzienbaren tijd niet tot verplaatsing A'an het woonwagen
kamp kan worden overgegaan, van meening, dat er geen
aanleiding is A*oor langer uitstel van de voorzieningen aan
den stal en in het kamp en dat die voorzieningen, bestaande
in, zooals in Ingekomen Stuk No. 242 van 1930 is om
schreven, het afsluiten van de open zijde van den paarden
stal, het vervangen van de petroleumverlichting van het
terrein door een electrische verlichting en het plaatsen van
een behoorlijken steenen vuilnisbak, thans dienen te worden
aangebracht.
Het afsluiten van den stal zal door en voor rekening van de
gemeente moeten geschieden op den voet, gelijk in voor
meld Ingekomen Stuk is aangegeven, d. w. z., dat de stal
in eigendom aan de gemeente wordt overgedragen en het
aan de vereeniging verleende opstalrecht met betrekking
tot dien stal zal vervallen. De vereeniging heeft haar bij
drage in de kosten van afsluiting van den stal, thans begroot
op 950.nader bepaald op een bedrag van 250.
Onder mededeeling tenslotte, dat de totale kosten van
alle de vorenbedoelde voorzieningen thans worden geraamd
op 1700.en met verwijzing overigens naar de in de
Leeskamer ter inzage gelegde stukken, geven -wij Uwe Ver
gadering alsnu in overweging:
a. met de Nederlandsche Vereeniging tot Bescherming
van Dieren (afdeeling Leiden en Omstreken) een overeen
komst aan te gaan, waarbij het recht van opstal, gevestigd
ten behoeve van die vereeniging op het aan de gemeente
toebehoorende terrein aan den Lagen Morschweg, Sectie P
No. 245, voor het hebben van een paardenstal op dat terrein,
met ingang van een nader door ons College te bepalen datum
Avordt beëindigd, met bepaling, dat de aanwezige paarden
stal om niet aan de gemeente in eigendom zal overgaan;
b. een bedrag van ƒ1700.— ter beschikking te stellen
voor de afsluiting van de open zijde van den onder a be
doelden stal, het aanbrengen van electrische verlichting op
het onder a genoemde terrein en het plaatsen van een vuilnis
bak op dat terrein;
c. het bij de stukken gevoegde adres van L. Brusse e.a.,
houdende verzoek om het woonwagenkamp te verplaatsen,
als afgedaan te beschouwen.