2 Bovendien heeft de eigenaar van het woonhuis Witte Singel No. 101 zich alsnog bereid verklaard het vóór dit perceel gelegen strookje grond in verband met de verbetering van de Neksluisbrug in eigendom af te staan aan de gemeente. Wij stellen Uw Vergadering mitsdien voor te besluiten: a. kosteloos in eigendom bij de gemeente over te nemen de volgende voor straat bestemde strookjes grond: 1°. van H. Kukler, te Leiden, het strookje grond, groot 0,60 M2., van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie H, No. 1300, op de overgelegde kaart Igeel gekleurd, gelegen aan de Zuid-Rundersteeg, hoek Schagen- steeg; 2°. van A. van der Kwast, te Leiden, het strookje grond, groot 0,60 M2., van het perceel, kadastraal bekend ge meente Leiden, sectie H, No. 1318, op de overgelegde kaart II met gele kleur aangegeven, gelegen aan de Noord- Rundersteeg, hoek Schagensteeg 3°. van J. W. Wurzer, te Leiden, het strookje grond, groot 30 M2., van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie K, No. 4167, op de overgelegde kaart III met gele kleur aangeduid, gelegen aan de Oosterstraat; 4°. van Th. L. J. Zitman, te Zoeterwoude, de op de overgelegde kaart IV geel gekleurde strookjes grond, beide groot 0,70 M2., van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie C, No. 1910, gelegen aan de Nieuwe Waardstraat, hoek Korte Oranjegracht en van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie C, No. 1911, gelegen aan de Nieuwe Waardstraat, hoek Korte Langestraat 5°. van A. P. van Es, te Oegstgeest, het strookje grond, groot 0,70 M2., van het perceel, kadastraal bekend ge meente Leiden, sectie K, No. 3239, in gele kleur aangeduid op de overgelegde kaart V en gelegen aan den Zijlsingel, hoek Trompstraat; b. met J. de Bést, te Leiden, een overeenkomst aan te gaan, waarbij hij aan de gemeente in eigendom afstaat het met roode kleur op de overgelegde kaart VI aangegeven strookje grond, groot i 3 M2., kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie M, No. 3727 (ged.), gelegen aan den Witte Singel, onder de mede overgelegde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 7. Leiden, 22 Januari 1937. Bij raadsbesluit van 4 December 1933 (Ingek. Stukken nis. 219 en 233) werd de exploitatie van het Hötel „den Burcht" met aanhoorigheden voor den tijd van 5 jaren, ingaande 1 Mei 1934, verpacht aan den heer A. Backer, alhier, voor den prijs van 4400.per jaar. Van den heer Backer is een verzoek ingekomen om ver laging van de pacht, aangezien de algemeene teruggang in het hötel-, café- en restaurantbedrijf zich ook voor dit hötel c.a. in sterke mate doet gevoelen. Besprekingen met den pachter en een van zijn borgen hebben ons, evenals der Commissie van Fabricage, de overtuiging geschonken, dat in de gegeven omstandigheden een verlaging van de pachtsom tot 2000.per jaar gerechtvaardigd en ook uit een oogpunt van gemeentebelang gewenscht is. Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging Uw besluit van 4 December 1933, inzake de verpachting van het Hötel „den Burcht" met aanhoorigheden aan A. Backer, te Leiden, in dien zin te wijzigen, dat met ingang van 1 Januari 1937 de pachtsom wordt verlaagd tot 2000.per jaar, zulks met wijziging van de borg stelling, zooals is aangegeven in de missive aan den pachter d.d. 22 Januari 1937. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 11. Leiden, 22 Januari 1937. Op 28 Februari a.s. eindigt de pacht van het baggerwerk en de uitvoering van bijkomende werkzaamheden, welke pacht ingevolge raadsbesluit van 30 October 1933 (Ingek. Stukken n°. 203) met ingang van 1 Maart 1934 werd op gedragen aan P. Kuyf, te Nieuwkoop, tegeu een door de gemeente te betalen pachtsom van 1048.per maand en een vergoeding van 0.70 per M3. voor het vervoeren van straatvuil enz. De pachtsom werd per 1 Maart 1936 nader bepaald op ƒ956.94 per maand. In December 1935 overleed de pachter en werd het bedrijf voortgezet door zijn erven, door wie in September 1936 de naamlooze vennootschap Kuyf's Vuil- en Baggerbedrijf te Nieuwkoop werd opgericht. Deze vennootschap is bereid het baggerwerk c. a. te pachten tegen den thans geldenden pachtprijs en een vergoeding voor het vervoer van straat- vuil enz. van ƒ0.60 per M3. De nieuwe pacht zal weder worden aangegaan voor den tijd van drie jaren, behoudens mogelijkheid van tusschentijdsche opzegging tegen 1 Maart door beide partijen. De aan de verpachting te verbinden voorwaarden zullen, behoudens enkele wijzigingen van ondergeschikt belang, gelijkluidend zijn aan de tegenwoordige. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel, dat verlenging van de pacht van het baggerwerk c.a. op dezen voet aannemelijk is, weshalve wij Uw Vergadering in over weging geven te besluiten het baggerwerk en de uitvoering van bijkomende werkzaamheden voor. den tijd van drie jaren, ingaande 1 Maart 1937, ondershands te verpachten aan Kuyf's Vuil- en Baggerbedrijf N.V., te Nieuwkoop, zulks tegen een door de gemeente te betalen pachtsom van 956.94 per maand en een vergoeding van 0.60 per M3. voor het vervoeren van stoffen en voorts onder de ter inzage gelegde voorwaarden, met dien verstande, dat beide partijen bevoegd zullen zijn de pacht telken jare tegen 1 Maart op te zeggen met een termijn van drie maanden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 9. Leiden, 22 Januari 1937. Bij ons voorstel inzake het sportfondsenbad (Ingek. Stuk ken No. 222 van 1936) deelden wij U mede, dat met het Rijk onderhandelingen werden gevoerd over den aanleg van een nieuw militair oefenterrein ter vervanging van dat op het Schuttersveld. Deze onderhandelingen waren reeds lang, vóór het sport fondsenbad aan de orde kwam, aangevangen in verband met de omstandigheid, dat in het ontwerp-uitbreidingsplan het Schuttersveld niet meer als exercitieterrein voorkwam, doch daarvoor een terrein aan den Hoogen Morschweg werd opgenomen. Het Schuttersveld werd n.l. voor woningbouw bestemd, zoodat rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid, dat binnen afzienbaren tijd het veld niet meer voor de militairen beschikbaar zou zijn. De Minister van Defensie wendde zich daarom in Juli 1931 tot ons College met de vraag,, of het niet aanbeveling verdiende reeds dadelijk met elkander in overleg te treden nopens de voor waarden, waarop t.z.t. een ander terrein van de gemeente zou kunnen worden gehuurd. Aangezien deze vraag met het oog op de eischen van de stadsuitbreiding bevestigend moest worden beantwoord, werd het aanleggen van een nieuw exercitieterrein op de gronden, die daarvoor, ook bij het latere definitieve uitbreidingsplan, waren aangewezen, in behandeling genomen, en de vorm van beschikbaarstelling daarvan aan het Rijk, in overleg met de militaire autoriteiten, onder oogen gezien. Het Schuttersveld had aanvankelijk een grootte van ruim 5 H.A., doch in den loop der jaren moesten er ge deelten aan worden onttrokken, o.a. laatstelijk voor parkeer terrein. De beschikbare oppervlakte is daardoor gedaald tot 4,7 H.A., terwijl de door het Rijk verschuldigde huurprijs, berekend naar 1000.bij de aanvankelijke grootte, thans 856.bedraagt. De gemeente heeft bovendien de op brengst van de beweiding en mag het veld als feestterrein gebruiken. Bij de besprekingen met het Rijk werd wederzijds tot basis genomen, dat de gemeente op hare kosten het nieuwe terrein aanlegt en dat als wijze van beschikbaarstelling wederom de vorm van verhuring zal gelden. Bij het bepalen van de huursom moest o.i. zooveel mogelijk rekening worden gehouden met de door de gemeente te maken kosten van aanleg (de waarde van den grond daar onder niet begrepen), met dien verstande intusschen, dat ook in aanmerking mocht worden genomen, dat het Schutters veld voor exploitatie als bouwterrein vrij kwam. Er werd derhalve overeenkomstig het uitbreidingsplan een ontwerp gemaakt voor de gronden aan den Hoogen Morschweg, dat naast het eigenlijke oefenterrein, een sport veld bevatte. Hoewel wat de grootte en de ligging van het terrein betreft, tegen het plan op zich zelf geen bedenking bestond, was wel een ernstig bezwaar, dat de gronden slechts voor een gedeelte eigendom van de gemeente waren, zoodat nog aanzienlijke uitgaven voor grondaankoop zouden moeten worden gedaan, terwijl voorts wegens de gesteldheid van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1937 | | pagina 2