MAANDAG 25 OCTOBER 1937.
269
Interpellatie Snel i.z. vergunningen tot exploitatie van
(Voorzitter e.a.) taxi's enz.
De Voorzitter beantwoordt vraag 1 bevestigend.
Op vraag 2 antwoordt spreker, dat het College bereid is
deze voorwaarden in de Leeskamer voor de Raadsleden
ter lezing te leggen.
Aangezien vraag 1 bevestigend is beantwoord, behoeft
vraag 3 geen beantwoording.
Op vraag 4 antwoordt spreker, dat het College bereid is
nader te overwegen of een dergelijke commissie in het
leven geroepen behoort te worden.
De heer Snel heeft inmiddels reeds langs anderen weg
kennis kunnen nemen van de voorwaarden, die gesteld
zijn, doch zou het op prijs gesteld hebben, wanneer deze,
toen ze werden vastgesteld, ter kennis van de raadsleden
waren gebracht. Spreker neemt echter met genoegen nota
van de toezegging van den Voorzitter, dat deze voorwaarden
alsnog voor de raadsleden ter visie zullen worden gelegd.
Het antwoord van den Voorzitter op vraag 3 is inderdaad
zeer handig; spreker had echter nog handiger kunnen zijn,
n.l. door nog een vraag te stellen, n.l. deze: Indien vraag
1 bevestigend wordt beantwoord, zijn dan in deze voor
waarden opgenomen bepalingen inzake de loonen en arbeids
voorwaarden 1 Spreker zou er niet aldus ingevlogen zijn,
indien indertijd die voorwaarden tijdig aan de raadsleden
bekend gemaakt waren. Spreker had echter eigenlijk een
ander antwoord op vTaag 3 mogen verwachten, omdat het
College stellig wel zeer goed de bedoeling van die vraag
zal hebben begrepen, te meer omdat dit verzoek ook reeds
door werkgevers en werknemers aan het College gedaan is
in den vorm van een aan het College aangeboden ontwerp
verordening; ook in een daarop volgende bespreking met
het gemeentebestuur is op deze zaak nog eens uitdrukkelijk
de aandacht gevestigd, zij het dat toen alleen de werkne
mers op opneming van de loonen en arbeidsvoorwaarden
in deze voorwaarden hebben aangedrongen. In eerste
instantie hebben de werkgevers daartegen ook geen bezwaar
geopperd. Het was van de roomsch-katholieke en moderne
organisaties, zoowel als van de werkgevers eigenlijk een
noodkreethet Leidsch taxi- en huurautobedrijf lijdt onder
zijn verleden, een verleden dat perioden gekend heeft van
bloei en van ondernemingsgeest, en van mogelijkheden om
voor de chauffeurs en werkgevers een behoorlijk bestaan
op te leveren.
Men meent nog steeds te veel, dat alleen de economische
crisis de oorzaak is van de huidige misère en ongetwijfeld
is zij ook wel een belangrijke factor, maar de werkelijke
oorzaak ligt in het lukraak oprichten van bedrijven en
ondernemingen, dat in de laatste jaren heeft plaats gehad.
Hieruit volgt, dat ook zonder de algemeene crisis men
deze misère zou hebben gekregen.
De maatregelen, die genomen zullen worden, nu de
overheid regelend optreedt, steunen op de overweging, dat
men alleen tot een gezond bedrijf en normale arbeidsver
houdingen kan komen, indien men breekt met het oude
systeem, waarin ieder met of zonder geld, met of zonder
de noodige bekwaamheid tot het stichten van een taxi
bedrijf kon overgaan. De samenwerking van de werkgevers
met de gemeentebesturen en de organisaties van werknemers,
die vooral nu moet plaats hebben, houdt in de gezond
making van het bedrijf, die zoowel voor de bedrijven zelf
als voor de werknemers en de gemeenschap noodzakelijk
iszij kan de levenskansen van de goede gevestigde bedrijven
verhoogen en zij moet meer en betere bestaansmogelijkheden
brengen voor de honderden personen, die in deze bedrijven
werkzaam zijn, terwijl de gemeenschap er van kan profiteeren,
doordat zij meer zekerheid krijgt omtrent het gebruik van
goed materiaal en de aanwezigheid van voor hun taak
berekende chauffeurs en bovendien er van overtuigd kan
zijn, dat men de tarieven zoo laag mogelijk heeft gesteld
om een zoo groot mogelijke clientèle te veroveren.
De eigenlijke oorzaak van alle misère is gelegen in de
omstandigheid, dat de overheid veel te lang heeft gewacht
met regelend op te treden. Ook de werkgevers hebben in
dezen schuld door hun gemis aan vertrouwen en hun gebrek
aan onderlinge samenwerking. De onderlinge bestrijding
van de werkgevers heeft velen noodlijdend gemaakt.
Nu de overheid vruchtdragend werk heeft verricht en
nog verricht, moeten allen als één man deze maatregelen
ondersteunen, opdat de toepassing er van voor allen gelijk
zij. Daarbij is het zoowel in het belang van de werkgevers
als van de werknemers noodzakelijk, dat een uniform tarief
wordt voorgeschreven en de loonregeling in de vergunnings
voorwaarden of in een verordening wordt opgenomen, waar
tegen geen bezwaar kan bestaan, nu alle werkgevers en
werknemers op het nemen van deze maatregelen hebben
aangedrongen.
Interpellatie Snel i.z. vergunningen tot exploitatie van
(Snel e.a taxi's enz.
Wel hebben de werknemers er bezwaar tegen gemaakt,
dat in de vergunningsvoorwaarden een bepaling zou worden
opgenomen, dat geen rijvergunning aan vrouwen wordt
verleend. Deze bepaling, waartegen ook spreker bezwaar
heeft, is op aandrang van de werkgevers opgenomen.
De Voorzitter verzoekt den heer Snel niet te spreken
over den inhoud van de vergunningsvoorwaarden, aan
gezien de Raad ze niet kent.
Artikel 3 van paragraaf 47 der Bezuinigingswet geeft
een limitatieve opsomming van de voorwaarden, welke aan
een vergunning kunnen worden verbonden en vermeldt niet
voorwaarden omtrent de loonen. Het gemeentebestuur kan
derhalve deze voorwaarden niet in de vergunning opnemen.
Spreker begrijpt dan ook niet, dat de heer Snel op het
opnemen van deze bepalingen aandringt.
Twee gemeentebesturen hebben het wel gedaan, maar
zien nu de dwalingen huns weegs in.
Vroeger zijn verordeningen in het leven geroepen, waarin
die bepalingen werden vastgesteld, maar daarop heeft de
heer Snel niet aangedrongen. Er is ook geen aanleiding om
het te doen, omdat binnenkort deze geheele zaak in een
wet wordt geregeld, waardoor het den gemeentebesturen
niet meer mogelijk zal zijn, zelf regelingen te dien aanzien
te treffen.
De heer Snel kan zich niet met het antwoord van den
Voorzitter vereenigen. Inderdaad hebben tot nu toe slechts
twee gemeentebesturen wel loonbepalingen in de ver
gunningsvoorwaarden opgenomen, doch in vele andere ge
meenten is deze zaak in voorbereiding, en heeft men be
palingen ten opzichte van loon en arbeidsvoorwaarden
gesteld, gelijk blijkt uit de inlichtingen, welke spreker heeft
ontvangen van het Hoofdbestuur der Nederlandsche Unie
van Chauffeurs.
In de vergunningsvoorwaarden van het gemeentebestuur
van Breda staat een loonbepaling. Ook in Rotterdam zijn
loon en verdere arbeidsvoorwaarden geregeld.
De Voorzitter merkt op, dat men in dezen moet onder
scheiden de opneming in de vergunningsvoorwaarden en
de opneming in een verordening. In Rotterdam komt de
loonbepaling in een verordening voor.
De heer Snel zegt, dat men in Rotterdam in elk geval
de zaak goed geregeld heeft. Bovendien heeft spreker ge
vraagd, de loon- en arbeidsvoorwaarden öf in de vergunnings
voorwaarden öf in een verordening op te nemen.
De Voorzitter zegt, dat er geen reden is om de loonen
in een verordening te regelen, terwijl het gemeentebestuur
op grond van de wet de regeling niet kan opnemen in de
yergunningsvoorwaarden.
De heer Snel heeft een lijst van een serie gemeenten,
waar de regeling van deze zaak of reeds heeft plaats ge
had of in een vergevorderd stadium van voorbereiding
verkeert.
Het zou vreemd zijn, indien men in Leiden bij de orde
ning van het bedrijf geen bepalingen omtrent de tarieven
en de loonen kon maken en men de ongebreidelde con
currentie zou moeten laten uitvechten op de ruggen van
de in het bedrijf werkzame personen. Spreker acht het
dan ook gewenscht, een uitspraak van den Raad in dezen
te vragen.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een motie
van den heer Snel, luidende:
,,De Raad van oordeel dat het gewenst is dat regeling
wordt gebracht in de tarieven alsmede in de loon en
arbeidsvoorwaarden van het personeel in dienst van Taxi-
en Verhuurauto Ondernemingen, verzoekt Burgemeester en
Wethouders ten spoedigste een verordening vast te stellen,
waarin dit onderwerp wordt geregeld."
De heer Hessing erkent, dat het moeilijk is de wenschelijk-
heid uit te spreken bepaalde voorwaarden, de loonen be
treffende, in een verordening op te nemen, wanneer de Raad
niet weet of deze al of niet in de vergunningen voorkomen
dit zal den Raad pas duidelijk worden na kennisneming
van de vergunningsvoorwaarden, die ter visie zullen worden
gelegd. Uit het antwoord van den Voorzitter, dat deze
voorwaarden niet in de vergunningen kunnen voorkomen,
maakt spreker echter op, dat ze er ook niet in voorkomen.
Spreker verschilt daarin met den Voorzitter van meening.
De bewering, dat de gemeenten, die deze voorwaarden wel