98
over 1936 9.127.86 minder dan over 1935 en 24.635.93
minder dan over 1934, welke vermindering een gevolg is
van de verlaging der verpleeggeldenvoorzoover de gestichten
„Endegeest" en „Voorgeest" betreft op verlangen van Ge
deputeerde Staten.
De subsidie aan de Commissie voor Maatschappelijk Hulp
betoon voor ondersteuning van armlastigen, geneeskundige
armenverzorging enz. dus met uitzondering van de uitgaven
voor ondersteuning van werkloozen bedroeg over 1936
776.231.58, over 1935 681.014.50 en over 1934 587.483.55,
waarbij er rekening mee moet worden gehouden, dat de
geneeskundige armenverzorging eerst met ingang van 1
Maart 1934 bij Maatschappelijk Hulpbetoon werd onder
gebracht.
Waren de kosten van geneeskundige armenverzorging over
het volle jaar 1934 ten laste van Maatschappelijk Hulpbetoon
gekomen, dan zou de subsidie over dat jaar i 13.000.
hooger zijn geweest.
De door den Dienst voor Sociale Zaken en door Maat
schappelijk Hulpbetoon gedane uitgaven voor ondersteuning
van werkloozen, werkverschaffing, ontwikkelingscursussen
enz. enz. bedroegen over 1936 1.454.748.38, over 1935
1.284.750.12 en over 1934 997.308.78.
De ontvangsten ter zake van bovengenoemde uitgaven
hebben over 1936 1.157.454.48 bedragen, waarin begrepen
1.119.088.94 wegens uitkeering uit het Werkloosheids-
subsidiefonds, over 1935 1.007.016.34, waarin 980.212.97
wegens uitkeering uit het Werkloosheidssubsidiefonds.
De ontvangsten ad 167.281.35 over 1934 komen niet voor
vergelijking in aanmerking, aangezien de bijdrage van het
Eijk ad 160.704.15 in de kosten van steunverleening over
1934 volgens geheel andere grondslagen is berekend.
Aan rente van geldleeningen werd over 1936 832.001.93,
over 1935 823.015.06 en over 1934 868.343.36 betaald.
Hierbij is echter in het oog te houden, dat tengevolge van
de verschuiving van coupondata in verband met de conversie
van eenige geldleeningen, 1934 werd belast met eene hoogere
rente-uitgaaf van f 25.000.—, waartegenover door de in
schrijvers op de 4 conversieleeningen over 1934
12.000.aan rente werd bijgestort, zoodat tenslotte de
hoogere uitgaaf aan rente in 1934 netto i 13.000.heeft
bedragen.
Over 1935 bedroeg de rentebesparing door conversie van
geldleeningen 16.000.waartegenover echter dat jaar
werd belast met 22.500.wegens rente van de in 1935
aangegane twee 41 geldleeningen, elk groot 500.000.
Aan aflossing van geldleeningen werd over 1936 betaald
617.550.—, over 1935 595.550.—, over 1934 591.800.—.
Voor een meer gedetailleerde opgaaf van de verschillen
tusschen de rekening en de begrooting 1936 verwijzen wij
naar het hieronder volgend overzicht, dat hoofdstuksgewijze
is samengesteld.
Hierbij moet echter in acht worden genomen, dat ook deze
vergelijking administratieve moeilijkheden meebrengt.
Immers in Hoofdstuk XV van de begrooting is onder
volgn. 223 der ontvangsten opgenomen een bezuinigingspost,
luidende: „Opbrengst van maatregelen tot versterking van
de inkomsten en verlaging van de uitgaven" met een bedrag
van 259.521.hier werden o.a. geraamd de baten uit de
algemeene salarisverlaging, de vermindering van de bijdrage
aan het Pensioenfonds met 1 van de volle pensioens
grondslagen, de samenvoeging van Gemeentewerken en
Bouw- en Woningtoezicht, het verhaal van de omzetbelasting
door de Stedelijke Lichtfabrieken, enz. enz.
De gevolgen van deze maatregelen, waaronder b.v.
een hooger geraamde ontvangst voor de Stedelijke Licht
fabrieken van 124.500.zijn derhalve niet in de betrekke
lijke hoofdstukken en paragrafen van de begrooting ver
werkt, doch wel in die van de rekening tot uiting gekomen.
Hoofdstuk I (Vroegere diensten).
Het batig saldo, geraamd op „nihil", bedraagt 58.546.71.
Ter dekking van op diverse hoofdstukken gedane uit
gaven ter zake van onverwerkt of onverbruikt gebleven
credieten, het dienstjaar 1935 (overbrengingen) betreffende,
werd op dit hoofdstuk een gedeelte ad 51.985.07 van het
batig saldo van den gewonen dienst 1935 verantwoord,
terwijl de achterstallige inkomsten de achterstallige uit
gaven met 6.561.64 overtroffen.
Hoofdstuk II Algemeen beheer).
Het batig saldo, geraamd op 643.707.bedraagt
f 655.085.78 of 11.378.78 meer.
Lagere uitgaven:
presentiegelden raadsleden1.108.
jaarwedden ambtenaren gem. secretarie enz. 6.088.39
druk- en bindwerk1.373.89
abonnement telefoon
handelingen gemeenteraad en ingekomen
stukken
bijdragen voor eigen- en weduwen- en
weezenpensioen
pensioenen en wachtgelden wethouders
857.47
746.44
2.288.55
1.065.25
13.527.99
Hoogere uitgaven:
reserveering voor aflossing
2.212.50
Hoofdstuk III (Openbare veiligheid).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op ƒ607.822.
bedraagt ƒ595.782.22, d. i. ƒ12.039.78 lager.
Lagere uitgaven:
belooning inspecteurs en verdere beambten
van politie
kleeding en uitrusting politie
onderhoud brandbluschmiddelen
kosten verlichting
kosten verzekering, pensionneering enz.
5.175.13
1.719.33
1.085.—
2.226.18
3.734.33
Hoogere uitgaven:
kosten duinwaterleidingen
kosten kindertoeslag
13.939.97
f
1.064.24
1.633.32
2.697.56
Hoofdstuk IV (Volksgezondheid).
Het batig saldo, oorspronkelijk geraamd op 141.394.
bedraagt 132.717.08, d. i. 8.676.92 lager.
Aangezien echter een bedrag van 18.948.93, wegens door
de gemeenten Haarlem en Utrecht te restitueeren wacht
gelden ter zake van den opgeheven districtskeuringsdienst
van waren te Leiden, nader te verhalen is gebracht, daaren
tegen een bedrag van 7.751.46, waarin de geraamde bijdrage
ad 6.000.in de exploitatie van het badhuis „de Een
dracht", als nog te betalen naar den dienst 1937 is over
gebracht, sluit Hoofdstuk IV feitelijk met een batig saldo van
143.914.55 132.717.08 ƒ18.948.93 ƒ7.751.46), 'het
geen 2.520.55 hooger is dan geraamd was.
Hoogere ontvangsten:
ontvangsten Duinw. Mij2.726.02
aandeel batige saldi 1934 en 1935 Keurings
dienst van Waren district Leiden in liqui
datie 1.295.60
overige inkomsten313.78
Lagere uitgaven
geneeskundig schooltoezicht 321.05
duinwater 372.09
5.028.54
Hoogere uitgaven:
kosten van den geneesk. dienst1.119.46
kosten zweminrichtingen1.597.35
2.716.81
Hoofdstuk V (Volkshuisvesting).
Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 75.800.
bedraagt 91.599.86, d. i. 15.799.86 hooger.
Aangezien een bedrag van 45.790.37 nog nader te verhalen
is, nl. 13.470.37 wegens van het Bijk te ontvangen bijdragen,
krachtens art. 56, 3e lid, der Woningwet en 32.320.wegens
het nog van de woningbouwvereeniging „de Goede Woning"
te ontvangen restant van de 2e herziene annuïteit van bouw
plan II, daarentegen een bedrag van 16.676.53 aan bij
dragen der gemeente ter tegemoetkoming in de betaling van
rente en aflossing van voorschotten als nog te betalen op den
dienst 1937 is overgebracht, bedraagt het nadeelig saldo
van Hoofdstuk V feitelijk 62.486.02 91.599.86 ƒ16.676.53
45.790.37), d. i. 13.313.98 minder dan geraamd is.
Lagere uitgaven
annuïteiten Bijk21.654.61
kosten bouwpolitie (samenvoeging met Ge
meentewerken) 8.372.75
30.027.36