GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
97
INftEKOXEir STUKKEN.
N°. 167. Leiden, 25 October 1937.
Ter toelichting van de U aangeboden rekening van de
Inkomsten en Uitgaven dezer gemeente over het jaar 1936
zij het volgende onder Uwe aandacht gebracht.
Blijkens die rekening hebben de ont
vangsten van den gewonen dienst be
dragen 9.843.102.17
de uitgaven van den gewonen dienst 9.946.924.21
zoodat de gewone dienst sluit met een
nadeelig saldo van103.822.04 1)
De ontvangsten van den kapitaaldienst
hebben bedragen de som van7.331.097.16
de uitgaven van den kapitaaldienst de
som van9.131.781.93
zoodat de kapitaaldienst sluit met een
nadeelig saldo van1.800.684.77
De begrooting van den gewonen dienst werd oorspronkelijk
door Uwe Vergadering in ontvangst en uitgaaf op
9.708.829.vastgesteld.
In den loop der jaren 1936 en 1937 werd zij, zoowel in
ontvangst als in uitgaaf, verhoogd met 587.222.98, waardoor
het eindcijfer werd gebracht op 10.296.051.98.
Afdeeling II „Kapitaaldienst" werd zoowel in ontvangst
als in uitgaaf vastgesteld op 8.576.603.
De kapitaaldienst werd naderhand in ontvangst ver
hoogd met 6.876.094.05 en dus gebracht op 15.452.697.05,
de uitgaaf werd verhoogd met 6.915.094.05 en dus gebracht
op ƒ15.491.697.05.
Het verschil tusschen de verhooging van de ontvangsten
en die van de uitgaven bedraagt derhalve 39.000.
(ƒ6.915.094.05 ƒ6.876.094.05) en is ontstaan door eenige
wijzigingen, die in den kapitaaldienst van 1936 werden
aangebracht.
Ter toelichting van den gewonen dienst merken wij, over
eenkomstig het in Ingekomen Stukken Ko. 155 medegedeelde,
nog het volgende op:
Het nadeelig kassaldo van den gewonen
dienst ad103.822.04
moet worden verhoogd met 70.988.31
wegens bij het sluiten van den dienst 1936
nog te betalen rekeningen en onverwerkt
gebleven credieten
174.810.35
Daarentegen moet in mindering worden
gebracht99.401.68
wegens bij het sluiten van den dienst 1936
nog te ontvangen gelden, dat dienstjaar
en vorige dienstjaren betreffende.
zoodat de gewone dienst 1936 sluit met
een nadeelig exploitatie-saldo van 75.408.67
In bovengenoemd Ingekomen Stuk is voorgesteld het
bedrag van 75.408.67 van de Algemeene Beserve af te
schrijven.
Voor de beoordeeling van het resultaat van den dienst 1936
moet in aanmerking genomen worden, dat aan dat dienstjaar
een belangrijk bedrag aan „bijzondere middelen" is ten goede
gekomen.
Hoofdstuk I „Vroegere diensten" sluit met een batig saldo
van 58.546.71.
Voorts werd ten behoeve van den dienst 1936 beschikt
over een bedrag van 140.181.58 van de „Beserve voor
algemeene doeleinden" en werd van de Gasfabriek het restant
ad 40.000.ontvangen van een indertijd gevormde reserve
voor een inmiddels vervallen doeleinde.
Vervolgens werd de verlaging van het stortingspercentage
van 2 tot 1/2 in het Vernieuwingsfonds der Stedelijke
Fabrieken van Gas- en Electriciteit ook voor 1936 gehand^
haafd, waardoor eene hoogere ontvangst van 152.672.46
aan de gemeente ten goede kwam.
Ten slotte werd van het nadeelig saldo van den gewonen
dienst van het grondbedrijf een bedrag van 40.000.ten
laste van de réserve van dat bedrijf gebracht, hetgeen voor
de gemeente eene lagere uitgaaf tot dat bedrag beteekende.
Afgezien van andere maatregelen tot beperking van de
uitgaven en versterking van de inkomsten werd aan „bijzon
dere middelen" derhalve een bedrag van 431.400.75
58.546.71 140.181.58 40.000.b 152.672.46
40.000.ontvangen.
Daarentegen werd op diverse hoofdstukken een bedrag
van ƒ48.093.63 in totaal uitgegeven ter zake van onver
werkte of onverbruikte credieten het dienstjaar 1935 be
treffende.
Zonder de „bijzondere middelen," welke netto 383.307.12
431.400.75 48.093.63) hebben bedragen zou het dienst
jaar 1936 derhalve een exploitatie-tekort van 458.715.79
(ƒ383.307.12 75.408.67) hebben opgeleverd.
Uiteraard is ook het resultaat van den dienst 1936 in sterke
mate beinvloed door de uitgaven voor armenzorg en de
ondersteuning van werkloozen; de stijging van deze uitgaven
kwam nog niet tot staan, waardoor de ter zake op de be
grooting toch reeds zeer hoog uitgetrokken bedragen nog
aanzienlijk moesten worden verhoogd!
Ter zake van armenzorg werd over 1936 in totaal
1.113.272.13 uitgegeven en ter zake van werkloozenzorg
in totaal 1.454.748.38, d. i. tezamen 2.568.020.51.
De ontvangst in Verband met de ondersteuning van werk
loozen bedroeg ƒ1.157.454.48, waarvan 1.119.088.94 wegens
uitkeering uit het Werkloosheidssubsidiefonds.
Doch ook in andere opzichten vielen aanzienlijke tegen
vallers te constateeren, die slechts gedeeltelijk door mee
vallers werden opgevangen.
Zoo werd o. a. aan personeele belasting 23.000.
minder ontvangen, dan geraamd was, leverden de opcenten
op de hoofdsom der dividend en tantièmebelasting ±f 3.000.—
minder op dan de raming; bleef de opbrengst van de haven
gelden, marktgelden, weegloonen e.d. 8.800.— beneden
de raming en die van de schoolgelden der verschillende onder
wijsinrichtingen 8.000.
Vervolgens werd meer uitgegeven dan oorspronkelijk ge
raamd was wegens „renten van geldleeningen", in verband
met het aangaan van eenige geldleeningen, rond 10.000.
voor het „onderhoud van straten en pleinen" rond 14.900.
voor het „onderhoud van kolken en riolen" rond 4.820.—,
wegens „subsidie aan werkloozenkassen" rond 5.130.
wegens „kosten van den gemeentelijken dienst voor sociale
zaken" rond 4.510.wegens restitutie van teveel ont
vangen belasting rond 7.000.enz. enz.
Wat de Lichtfabrieken betreft kan worden medegedeeld,
dat de totale ontvangst terzake van winst en retributie
ongeveer overeenkomt met het bedrag, dat tenslotte werd
geraamd.
Zie de specificatie bij de desbetreffende hoofdstukken
hierachter.
Tegenover de bovengenoemde lagere ontvangsten en
hoogere uitgaven, kunnen intusschen ook eenige voordeelige
factoren worden genoemd.
Aan „opcenten op de hoofdsom der gemeentefondsbe
lasting" werd rond 28.800.meer ontvangen, dan geraamd
was, aan grondbelasting i 7.000.meer. De door parti
culieren en bedrijven aan de gemeente betaalde bedragen
voor de voorbereiding en de uitvoering van werken door
den dienst van Gemeentewerken overtrof de raming met
ij 22.000.terwijl verschillende uitgaafposten min of meer
belangrijke overschotten opleverden.
Het eindresultaat van den gewonen dienst over het jaar
1936 zelf, met uitschakeling derhalve van de ontvangsten
uit vroegere diensten, is dat de dienst sluit met een nadeelig
exploitatiesaldo van 75.408.67 10.453.08 58.546.71
48.093.63) 85.861.75.
Het dienstjaar 1935 sloot met een voordeelig exploitatie
saldo van 42.180.49, dat van 1934 met een nadeelig exploi
tatiesaldo van 225.736.51.
Door de bijzondere maatregelen, welke in de jaren 1934,
1935 en 1936 moesten worden genomen, om eene sluitende
begrooting te verkrijgen, alsmede door de wijziging van het
gemeentelijk belastingstelsel bij de wet van 4 Maart 1935
(S. 76) tot instelling van het Werkloosheidssubsidiefonds, is
eene vergelijking van de saldo's dezer jaren niet wel mogelijk;
dit geldt dus ook voor de uitkomsten van de verschillende
hoofdstukken en zooals die betreffende de Lichtfabrieken.
Aan winst en retributie van de Gasfabriek werd in 1936
37.473.89 minder ontvangen dan in 1935 en 134.258.55
minder dan in 1934.
Aan winst en retributie van de Electriciteitsfabriek werd
in 1936 130.445.94 meer ontvangen dan in 1935 en
273.563.80 meer dan in 1934. Deze cijfers zijn echter, gelijk
gezegd, niet zonder meer vergelijkbaardaartoe zouden allerlei
correcties moeten worden aangebracht.
Het Openbaar Slachthuis met de Ijsfabriek leverde over
1936 3.236.82 minder winst op dan over 1935 en 24.588.02
minder dan over 1934.
Het batig saldo van de gestichten „Endegeest c.a." bedroeg
Zie het exploitatie-saldo hieronder.