92
groot 320 M2, op de overgelegde teekening in groene
kleur aangegeven, kad. bekend gemeente Leiden, sectie A
No. 1195 (gedeeltelijk), niet meer voor den openbaren dienst
bestemd is
b. de onder a bedoelde strook water te verkoopen aan
den Staat der Nederlanden tegen den prijs van 64.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetb. van Leiden.
N°. 161. Leiden, 15 October 1937.
Van den heer P. J. van Hoeken is een verzoek ingekomen,
om van de gemeente te mogen koopen een strook grond
naast het hem in eigendom toebehoorende perceel Wasse-
naarsche weg No. 6.
Met adressant is overeenstemming bereikt over een prijs
van /ll.per M2., welke prijs, ook naar het oordeel van
de Oommissie van Fabricage, aannemelijk is.
Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende
stukken geven wij Uw Vergadering mitsdien in overweging
aan P. J. van Hoeken, te Leiden, te verkoopen de op de
overgelegde kaart met roode kleur aangegeven strook grond
aan den Wassenaarschen weg, groot 228 M2., deel uit
makende van de perceelen, kadastraal bekend gemeente
Leiden, sectie P, nis 1639 en 1640, voor ƒ11.— per M2.
en onder de mede overgelegde voorwaarden.
Aa,n den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 162. Leiden, 15 October 1937.
In Uwe zitting van 9 November 1936 vereenigde Uwe
Vergadering zich met ons voorstel om, hangende de behande
ling van het ontwerp van Wet, houdende regeling betreffende
het vestigen van inrichtingen, waarin eenige tak van detail
handel, ambacht of kleine nijverheid zal worden uitgeoefend,
de uitvoering van Uw besluit van 21 Februari 1936, tot
voorbereiding van een regeling met betrekking tot de vestiging
van nieuwe winkelbedrijven, aan te houden (zie Ingek.
Stukken No. 198 van 1936).
Het bedoelde ontwerp is inmiddels wet gewordende wet
is bereids in werking getreden (Wet van 13 Maart 1937, S. 619).
Aangezien in de strekking van de regeling, gelijk wij die
in ons aangehaald voorstel hebben uiteengezet, geen ver
andering is gebracht, en het derhalve niet mogelijk is, dat
naast de wettelijke regeling de gemeente nog regelen geeft
met betrekking tot de vestiging van winkelzaken en drg.,
geven wij Uwe Vergadering thans in overweging Üw voren-
vermeld besluit van 21 Februari 1936, tot voorbereiding van
een regeling met betrekking tot het vestigen van nieuwe
winkelbedrijven, in te trekken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
]^o_ i(j3. Leiden, 15 October 1937.
Aangezien tot nu toe nog geen instructie bestaat voor
het hoofd en het verder onderwijzend personeel van de
school voor buitengewoon lager onderwijs, verbonden aan
het gesticht „Voorgeest" en het ons met de Commissie
van beheer over de gestichten „Endegeest", „Voorgeest"
en „Rhijngeest" gewenscht voorkomt in deze leemte te
voorzien, hebben wij een ontwerp-instructie ontworpen.
Met deze ontwerp-instructie, welker bepalingen o. i. geen
andere toelichting vereischen, dan deze, dat zij slechts in
zoover afwijkt van de instructie voor de hoofden en het
verder onderwijzend personeel der openbare scholen voor
gewoon lager- en uitgebreid lager onderwijs in onze gemeente,
als het bijzonder karakter der school „Voorgeest" o. i. noodig
maakt, kan zoowel de betrokken onderwijzers-organisatie
als ook de bovengenoemde Commissie zich vereenigen.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging
over te gaan tot vaststelling van de navolgende verordening:
VERORDENIJi G,
houdende instructie voor het hoofd en het verder onderwijzend
personeel der school voor buitengewoon lager onderwijs,
verbonden aan het gesticht Voorgeest".
Van liet hoofd.
Artikel 1.
Het hoofd der school is belast met het bestuur der school,
bepaalt in welke klassen de onderwijzers(essen) werkzaam
zullen zijn, waakt voor de algemeene orde en voert de
administratie.
Hij draagt zorg, dat alle bepalingen van de wetten en
verordeningen, betrekking hebbende op de school voor
buitengewoon lager onderwijs, stipt worden nagekomen.
Art. 2.
Hij ziet toe op het gedrag en den ijver van het verder
onderwijzend personeel zijner school en is verplicht, indien
iemand van hen zich schuldig maakt aan slecht gedrag of
plichtsverzuim, daarvan onmiddellijk aan Burgemeester en
Wethouders kennis te geven.
Art. 3.
Hij draagt zorg voor de reinheid der lokalen, voor ver
warming, verlichting en luchtverversching en voor het zindelijk
houden en goed bewaren van de schoolbehoeften, ziet toe,
dat de schoolbehoeften zonder zijn toestemming niet worden
medegenomen en bevordert, dat het voor aanschaffing van
nieuwe schoolbehoeften uitgetrokken crediet niet wordt over
schreden.
Art. 4.
Hij pleegt omtrent de leerlingen bij voortduring overleg
met den geneesheer van het gesticht „Voorgeest" en zendt
dezen eens per drie maanden een rapport over het gedrag,
de vlijt en de vorderingen der leerlingen.
Art. 5.
Vermoedt het hoofd dat een leerling aan eenige ziekte
lijdt, dan geeft hij hiervan onmiddellijk kennis aan den
geneesheer van het gesticht „Voorgeest".
Art. 6.
Onverminderd het bepaalde bij artikel 14, tweede lid,
van het „Reglement rechtstoestand onderwijzend personeel",
geeft het hoofd, bij verhindering om zijn dienst te ver
richten, daarvan met opgaaf van redenen ten spoedigste
kennis aan den Geneesheer-Directeur van de gestichten
„Endegeest", „Voorgeest" en „Rhijngeest".
Art. 7.
Behalve in geval van ziekte mag het hoofd niet uit de
school afwezig zijn, dan met toestemming van Burgemeester
en Wethouders.
Art. 8.
Hij is bevoegd, in overleg met den Geneesheer-Directeur
van de gestichten „Endegeest", „Voorgeest" en „Rhijngeest",
aan eenig lid van het onderwijzend personeel zijner school
verlof tot afwezigheid uit de school te verleenen; tot het
verleenen van een verlof voor langer dan drie achtereen
volgende dagen, behoeft hij de toestemming van Burge
meester en Wethouders.
Art. 9.
Het hoofd is belast met het geven van lessen aan de
leerlingverpleegsters van de gestichten „Endegeest", „Voor
geest" en „Rhijngeest" in de vakken Nederlandsche taal,
rekenen, aardrijkskunde en geschiedenis, zulks ter voor
bereiding voor het eerste verpleegster-overgangsexamen.
Voor deze lessen, welke op één avond per week gedurende
2 uur worden gegeven, geniet het hoofd een nader door
Burgemeester en Wethouders te bepalen geldelijke toelage.
Van het verder onderwijzend personeel.
Art. 10.
Wenschen de onderwijzers(essen) om een andere reden
dan wegens ziekte uit de school afwezig te zijn, dan ver
zoeken zij, onder mededeeling dier reden, het hoofd der
school om verlof en onderwerpen zij zich aan diens be
slissing, behoudens beroep op Burgemeester en Wethouders.
Art. 11.
De onderwijzers(essen) doen het hoofd der school mede
deeling van alle belangrijke gebeurtenissen, tijdens hunne
lessen voorgevallen.
Algemeene bepalingen.
Art. 12.
Op de school mogen geen couranten, circulaires, geschriften
en dergelijke onder de leerlingen worden verspreid, of zóó